Wet werkelijk rendement box 3

Reactie

Naam Anoniem
Plaats Breda
Datum 14 september 2023

Vraag1

Algemeen
Wat vindt u van het voorstel in algemene zin?
Hieronder zijn vragen over enkele specifieke onderdelen van het voorstel opgenomen. U kunt hierop reageren als u hierover uw mening wilt geven.
Ik zou graag zien dat ‘de geest’ van een wet een significante bijdrage levert aan een maatschappelijk belang en daarbij vooruit kijkt. In het huidige voorstel tref ik onvoldoende rekenschap met de volgende trends:
1. De structureel dalende trend van de maximale hypotheek, meer mensen dienen vooraf te sparen om eigen inleg mogelijk te maken
2. De structureel stijgende kosten / m2 bebouwd - bewoonbaar oppervlak in het (rand)stedelijk gebied.
3. De structureel stijgende trend om een hypotheek te nemen op basis van 1,5-2 inkomens leidt gestaag tot uitsluiting van de alleenstaande (met kinderen).

Ik pleit voor het creëren van significante mogelijkheden voor belastingvrij doelsparen, al dan niet met behulp van rente of rendement, ten behoeve van de aanschaf van de eerste (hoofd)woning.
Deze mogelijkheid vervalt na aanschaf van de eerste (hoofd)woning en bevriest bij een maximaal doelkapitaal van 100.000 Euro.
Hierbij dient de mogelijkheid te bestaan dat kinderen op jonge leeftijd al hiermee (moeten) kunnen beginnen.

Maatschappelijk nut: Werken voor kapitaal en leren omgaan met kapitaal is een competentie die maatschappelijk versterkt dient te worden.

Vraag2

Beleidsmatige afwegingen
a. Hoe staat u tegenover het voorgestelde systeem, dat een hybride karakter heeft en elementen van vermogensaanwas-, vermogenswinst-, en forfaitaire belasting omvat?
b. Hoe verhoudt dit zich tot alternatieven zoals een volledige vermogenswinst- of vermogensaanwasbelasting, of een vermogensbelasting?
c. Wat vindt u van de keuze voor een vermogensaanwasbelasting als primaire regeling?
d. Welke overwegingen heeft u met betrekking tot de uitzondering voor de eerste woning in box 3 voor eigen gebruik, en welke voordelen en nadelen ziet u hierin?
e. Het forfait voor de eerste woning in box 3 omvat het gehele rendement inclusief kosten, waaronder financieringskosten. Wat vindt u hiervan?
f. Hoe staat u tegenover de uitzondering voor aandelen van familiebedrijven en startups?
g. Vindt u dat de gekozen forfaits resulteren in een evenredige belastingdruk over de verschillende vermogenscategorieën? Zo ja, waarom, en zo nee, waarom niet?
h. Wat is uw visie op het onderscheid tussen het belasten van eigen gebruik van een onroerende zaak onder het vermogenswinstregime (via een forfait) en het belasten van een verhuurde onroerende zaak (gebaseerd op werkelijke huurinkomsten minus kosten en het activeren van verbeteringen)?
Elke Nederlander heeft recht op het bedrijven van een hobby-matige handel, waarbij redelijkheid en omvang altijd centraal staan. Ik zou graag zien dat hiervoor op de huizen/woningmarkt richtlijnen komen. Bij handel in (klassieke)auto’s (een registergoed) ligt het omslagpunt bij 5-7 transacties per jaar. Over de transactie wordt belasting afgedragen en over het totaal vermogen eveneens. Deze analogie zou ik graag geïnterpreteerd zien op de woningmarkt. Waar ligt het omslagpunt en wordt het aanhouden van meerdere woningen als een bedrijfsmatige activiteit gezien. Privébezit is daarbij niet relevant, de transactie(winst) bij zowel verkoop als verhuur zijn relevant. Een structurele huuropbrengst mag zwaarder wegen dan onregelmatige verkoop.

Vraag3

Gedragseffecten
a. Welke gedragseffecten verwacht u als gevolg van de hybride aard van het stelsel, met name met betrekking tot de uitzondering van vermogensaanwas op vastgoed, aandelen van familiebedrijven en startups? In welke mate verwacht u dat deze effecten zullen optreden?
b. In welke mate denkt u dat het stelsel mogelijkheden biedt voor belastingarbitrage, zowel binnen het hybride stelsel als in relatie tot box 2? Hoe verschilt dit volgens u van het huidige (overbruggings)stelsel?
Ik zou graag zien dat het voorstel uit gaat van eenvoud van wetgeving. In tegenstelling voor het wetsvoorstel waarbij voor elke juridisch mogelijke constructie een passende belastingmaatregel wordt bedacht, stel ik voor om onderscheid te maken naar de levensfase van een onderneming. De maatschappelijke trend is het stimuleren van ondernemerschap, het onderhouden van de economie en het voorkomen van uitwassen van ‘grootkapitaa’. Laat dit terugkomen in de belastingwetgeving. Een startende onderneming (<2jr) heeft hulp nodig, een zichzelfrespecterend familiebedrijf dien bestaansrecht te kunnen onderhouden en een internationaal consortium moet opzichzelf kunnen staan door inhuur van rechtshulp en advies. Dus, ontwerp het systeem op deze wijze en maak het niet te complex.

Vraag4

Valutaresultaten behaald met banktegoeden
Voorgesteld wordt om alle voordelen die worden behaald met bezittingen en schulden in de heffing te betrekken. Bij banktegoeden in euro’s bestaat het voordeel doorgaans alleen uit de ontvangen rente. Bij banktegoeden die worden aangehouden in vreemde valuta zal daarnaast sprake zijn van waardemutaties als gevolg van wisselende valutakoersen. Een valutaresultaat kan positief of negatief zijn. Voor de berekening van de valutaresultaten dienen alle stortingen en onttrekkingen van de bankrekening afzonderlijk te worden omgerekend in euro’s tegen de valutakoers ten tijde van de betreffende storting of de onttrekking. Een dergelijke exercitie is complex, met name indien sprake is van veel transacties. Nederlandse financiële instellingen geven aan dat zij - naast de stand op 1 januari, 31 december en het bedrag aan rente - alleen het totaalbedrag van stortingen en onttrekkingen in een bepaald jaar kunnen renseigneren. Vanuit praktisch oogpunt is in het conceptwetsvoorstel voorgesteld om valutaresultaten van banktegoeden die worden aangehouden in vreemde valuta buiten beschouwing te laten en enkel de ontvangen rente te belasten. De in vreemde valuta ontvangen rente kan bijvoorbeeld tegen een gemiddelde jaarkoers of koers per einde jaar worden omgerekend in euro’s.

Wij vragen uw input ten aanzien van het dilemma tussen de zuivere benadering waarbij (positieve en negatieve) waardeontwikkelingen van banktegoeden wel in de heffing worden betrokken en de voorgestelde praktische benadering waarbij alleen de ontvangen rente is belast. Als u vindt dat waardeontwikkelingen in de heffing betrokken moeten worden, zou dat volgens u op basis van een vermogensaanwas- of vermogenswinstbelasting moeten?
De zuivere benadering is altijd beter, echter de administratieve last voor aanvoeren van de bewijsvoering neemt hand-over-hand toe. Daarmee de kans op (moedwillige) fouten.
Mijn advies, doe niet moeilijk over ‘klein bier’, de ‘gewonen man’ die een paar spaarcenten apart zet. Stel tot een kapitaalgrens van b.v. 45.000 euro pp. (winst rond 1000 euro per jaar) een simplificering voor op basis van fictief rendement, jaarlijks vast te stellen. Daarboven worden de winsten serieuzer en is het maatschappelijk belang van de winst groter. Daarna zou de aandacht uit moeten gaan. De winsten boven 1000 per jaar kunnen gaan dienen als inkomen (10% van minimum jaar inkomen?). Dat inkomen belast moet worden is maatschappelijk geaccepteerd. Dus opnieuw, gun elke Nederlander de mogelijkheid om wat vermogenswinst te maken, dat scheelt enorm in de overheidsadministratie. Zodra vermogenswinst gaat leiden tot structureel inkomen dient het belast te worden. Ik mis deze logica in de wet.

Vraag5

Aftrekbaarheid van rente van consumptieve schulden
In het huidige box 3-stelsel verlagen schulden de rendementsgrondslag op basis waarvan het forfaitaire inkomen wordt berekend. In box 3 vallen alle schulden van burgers die niet in box 1 (bijvoorbeeld voor de eigenwoning) of in box 2 (financiering van een aanmerkelijk belang) in de heffing worden betrokken. Niet vereist is dat sprake is van een causaal verband tussen de schuld en de bezitting in box 3. Schulden voor consumptiedoeleinden, zoals een auto of een vakantie, verlagen zodoende de rendementsgrondslag ondanks dat de auto doorgaans niet als bezitting is belast in box 3. In het huidige box 3-stelsel leidt een negatieve rendementsgrondslag (schulden zijn groter dan de bezittingen) niet tot een negatief inkomen. In het nieuwe box 3-stelsel is de rente van schulden aftrekbaar van het inkomen uit bezittingen en schulden. Ook hierbij is niet vereist dat de schulden waarvan de rente aftrekbaar is, moet zijn aangewend voor de aanschaf van een bezitting die in box 3 is belast. De rente van een lening voor bijvoorbeeld een vakantie is zodoende aftrekbaar. Nieuw is dat het inkomen uit box 3 wel negatief kan zijn als de (rente)kosten en negatieve waardemutaties groter zijn dan de inkomsten en positieve waardemutaties van bezittingen in een bepaald jaar.

Dit roept de vraag op of de aftrekbaarheid van rente van consumptieve schulden beperkt moet worden in het nieuwe stelsel. Wat vindt u hiervan?
Als we de maatschappelijke trend in ogenschouw nemen, de trend waarbij in toenemende mate mensen in financieel zwaar weer komen waarbij steeds sterker wordt geleund op staatssteun, dan is het zaak om kapitaalvorming te stimuleren (appeltje voor de dorst) en schuldvorming (leningen) te ontmoedigen. Het lijkt mij logisch om deze stelselherziening op dit punt te laten corrigeren als we de gemiddelde Nederlander (gezin) wat robuuster en financieel onafhankelijker willen maken. Een radicalere oplossing is nodig.

Vraag6

Onroerende zaken
a. Om onder het forfait voor de eerste woning sparen en beleggen te vallen, moet sprake zijn van hoofdzakelijk eigen gebruik van de (vakantie)woning. Dit is 70%. Onder het voorstel wordt dit bepaald door weken en dagen te tellen. Een andere mogelijkheid zou zijn om bijvoorbeeld uit te gaan van een maximale huuropbrengst in verhouding tot de WOZ-waarde om zeker te stellen dat de woning vooral voor eigen gebruik is. Wij vernemen graag van u, hoe u denkt dat het zeker stellen dat er sprake is van hoofdzakelijk gebruik bij de eerste woning sparen en beleggen het beste te bepalen is.
b. In het voorgestelde ontwerp kan voor wat betreft onroerende zaken één woning (per huishouden) onder het forfait eerste woning sparen en beleggen vallen. Wanneer deze niet meer voldoet aan het criterium ‘hoofdzakelijk voor eigen gebruik’, maar bijvoorbeeld het gehele jaar wordt verhuurd, wordt de woning verplaatst naar een vermogenswinstregime voor onroerende zaken. Om arbitrage te voorkomen en het voor de belastingplichtige en Belastingdienst eenvoudig te houden, wordt voorgesteld dat de woning daarna niet meer terug kan naar het regime van het forfait voor de eerste woning sparen en beleggen. Ook niet wanneer deze daarna weer voor hoofdzakelijk eigen gebruik wordt gebruikt. Wij vragen uw input ten aanzien van dit voorstel, waar een afweging gemaakt moet worden tussen het voorkomen van arbitrage en uitvoerbaarheid én de feiten en omstandigheden die zich bij belastingplichtigen kunnen voordoen.
Kies voor eenvoud, de locatie waar u het grootste deel van het jaar verblijft is uw hoofdverblijf. een half jaar + 1 dag. Daar schrijft u zich in, over deze woning betaalt u belasting voor het gehele gezin dat er verblijft, waterschapsheffing, gemeentelijke heffingen etc. Een 2e woning is / zijn de andere woning(en). Met minder dan 5-7 transacties per jaar zijn de overige woningen ‘hobby’ en telt het kapitaal niet mee als vermogen. De winst uit de transactie natuurlijk wel. Zodra de ‘hobby’ grens wordt overschreden geldt het geheel als onderneming (minus het hoofdverblijf).

Vraag7

Afbakening startende innovatieve onderneming
Voorgesteld wordt om de waardemutaties van aandelen in startende innovatieve ondernemingen (startups en scale-ups) niet jaarlijks in de heffing te betrekken maar gecumuleerd bij verkoop (vermogenswinstbelasting). Voor de afbakening is het nodig om een definitie op te stellen. Voor zowel burgers die gebruik maken van de regeling als de Belastingdienst in het kader van de controle en handhaving is het van belang dat de voorwaarden voor toepassing van de regeling objectief kunnen worden bepaald. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de leeftijd en omvang van de onderneming, het aantal werknemers, de niet-verhandelbaarheid van de aandelen op een gereglementeerde markt, enzovoort. Het hanteren van algemene begrippen of open normen zoals ‘innovatief’ of ‘risicovolle investeringen’ kan leiden tot onzekerheid over het kunnen toepassen van de regeling en tot discussies tussen burgers en de inspecteur over de interpretatie van deze begrippen.

Wij vernemen graag van u welke objectief bepaalbare elementen u geschikt en wenselijk acht om de aandelen in startende innovatieve ondernemingen af te bakenen.
De eerste 2 jaar, na de bij de notaris geregistreerde stichtingsdatum van de onderneming. Wellicht goed om te vermelden dat een adres mogelijk meerdere ondernemingen kan herbergen, waarvan er slechts 1 de eigenaar kan zijn. De rest MOET dus (onder)huren!