Wet werkelijk rendement box 3

Reactie

Naam Anoniem
Plaats Amsterdam
Datum 20 september 2023

Vraag1

Algemeen
Wat vindt u van het voorstel in algemene zin?
Hieronder zijn vragen over enkele specifieke onderdelen van het voorstel opgenomen. U kunt hierop reageren als u hierover uw mening wilt geven.
Het uitgangspunt van een nieuw belastingstelsel voor box 3 van daadwerkelijke vermogensrendementen die worden belast is gezond, maar de voorgestelde definities en implementatie zijn gebrekkig omdat beleggingsinkomsten en vermogenswinsten verschillend zijn.

Vermogenswinsten en andere beleggingsinkomsten variëren afhankelijk van de bron van de winst.

Kortom, een meerwaarde is de winst die u maakt als u een belegging verkoopt voor een prijs die hoger is dan de kosten om deze veilig te stellen. Maar als u een belegging verkoopt voor minder dan de kosten om deze buiten werking te stellen, maakt u een kapitaalverlies, en dit kapitaalverlies moet vervolgens worden gebruikt om eventuele kapitaalwinsten in dat jaar te verminderen. Het verlies ontstaat of het kapitaalverlies moet worden gecompenseerd. Vervang mogelijke toekomstige vermogenswinsten.

Huurinkomsten zijn geen vermogenswinst en mogen niet als zodanig worden behandeld.

En als u van plan bent de vermogenswinst te beperken, moet u de vermogenswinstbelasting afschaffen, anders is het een echte vermogenswinstbelasting.

Ik dring er bij u op aan om te zien hoe de Australische overheid omgaat met inkomsten- en vermogenswinstbelasting.

De waarde van welk actief dan ook mag nooit worden belast, omdat het zinloos is. Alleen werkelijke winsten en verliezen mogen worden belast.

Als je bovendien andere definities voor inkomen en belasting gaat gebruiken dan andere OESO-landen, loop je het risico dat de belasting opnieuw ter discussie wordt gesteld, vooral als er een dubbelbelastingverdrag is dat de winsten van de belastingbetaler aantast.

Vraag2

Beleidsmatige afwegingen
a. Hoe staat u tegenover het voorgestelde systeem, dat een hybride karakter heeft en elementen van vermogensaanwas-, vermogenswinst-, en forfaitaire belasting omvat?
b. Hoe verhoudt dit zich tot alternatieven zoals een volledige vermogenswinst- of vermogensaanwasbelasting, of een vermogensbelasting?
c. Wat vindt u van de keuze voor een vermogensaanwasbelasting als primaire regeling?
d. Welke overwegingen heeft u met betrekking tot de uitzondering voor de eerste woning in box 3 voor eigen gebruik, en welke voordelen en nadelen ziet u hierin?
e. Het forfait voor de eerste woning in box 3 omvat het gehele rendement inclusief kosten, waaronder financieringskosten. Wat vindt u hiervan?
f. Hoe staat u tegenover de uitzondering voor aandelen van familiebedrijven en startups?
g. Vindt u dat de gekozen forfaits resulteren in een evenredige belastingdruk over de verschillende vermogenscategorieën? Zo ja, waarom, en zo nee, waarom niet?
h. Wat is uw visie op het onderscheid tussen het belasten van eigen gebruik van een onroerende zaak onder het vermogenswinstregime (via een forfait) en het belasten van een verhuurde onroerende zaak (gebaseerd op werkelijke huurinkomsten minus kosten en het activeren van verbeteringen)?
(a) Er zou alleen een inkomstenbelasting en een vermogenswinstbelasting moeten zijn. Al het andere is fictief.

(b) Een vermogensbelasting is een kunstmatige belasting op winsten die niet zijn gerealiseerd (en misschien wel nooit zullen worden gerealiseerd). Er zou alleen een inkomstenbelasting en een vermogenswinstbelasting moeten zijn. Al het andere is fictief.

(c) De keuze voor een vermogenswinstbelasting als primair stelsel is goed, op voorwaarde dat de definitie van vermogenswinst voldoet aan de internationale belastingdefinities en een dergelijke belasting vermogensverliezen toestaat.

(d) De eerste woning voor persoonlijk gebruik moet worden vrijgesteld van Box 3. Het hebben van een eigen woning zorgt ervoor dat de overheid u er geen hoeft te verstrekken.

(e) Zie mijn opmerkingen bij (d) hierboven.

(f) Dit is een beleidsbeslissing omdat u wellicht investeringen in bijvoorbeeld hernieuwbare energie wilt aanmoedigen. Belastingen en fiscale prikkels worden gebruikt om gedrag respectievelijk te ontmoedigen en aan te moedigen.

(g) Nee. Omdat u mensen belast die geen winst hebben gemaakt en ook geen geld uit het bezit hebben gehaald. Als u ervoor kiest om dit pad te bewandelen, moet u, als het huis in waarde daalt, rekening houden met een kapitaalverlies, wat betekent dat u een overeengekomen uitgangspunt nodig heeft dat zinloos zou kunnen blijken.

(h) Verhuurd onroerend goed is een bezit dat moet worden belast afhankelijk van de reële vermogenswinst, waar de terugkerende uitgaven niet in zijn begrepen. Terugkerende uitgaven worden verrekend met de huur, die dan inkomsten wordt. Het actief (het huis) is pas onderhevig aan vermogenswinst zodra het verkocht is en de winst of het verlies is uitgekristalliseerd.

Vraag3

Gedragseffecten
a. Welke gedragseffecten verwacht u als gevolg van de hybride aard van het stelsel, met name met betrekking tot de uitzondering van vermogensaanwas op vastgoed, aandelen van familiebedrijven en startups? In welke mate verwacht u dat deze effecten zullen optreden?
b. In welke mate denkt u dat het stelsel mogelijkheden biedt voor belastingarbitrage, zowel binnen het hybride stelsel als in relatie tot box 2? Hoe verschilt dit volgens u van het huidige (overbruggings)stelsel?
(a) Echte investeerders zullen zich terugtrekken uit de huurmarkt, wat betekent dat er een zwaardere last op de regering zal rusten om huisvestingsmogelijkheden te bieden.

(b) Het is in direct conflict met de manier waarop andere OESO-landen activa belasten.

Vraag4

Valutaresultaten behaald met banktegoeden
Voorgesteld wordt om alle voordelen die worden behaald met bezittingen en schulden in de heffing te betrekken. Bij banktegoeden in euro’s bestaat het voordeel doorgaans alleen uit de ontvangen rente. Bij banktegoeden die worden aangehouden in vreemde valuta zal daarnaast sprake zijn van waardemutaties als gevolg van wisselende valutakoersen. Een valutaresultaat kan positief of negatief zijn. Voor de berekening van de valutaresultaten dienen alle stortingen en onttrekkingen van de bankrekening afzonderlijk te worden omgerekend in euro’s tegen de valutakoers ten tijde van de betreffende storting of de onttrekking. Een dergelijke exercitie is complex, met name indien sprake is van veel transacties. Nederlandse financiële instellingen geven aan dat zij - naast de stand op 1 januari, 31 december en het bedrag aan rente - alleen het totaalbedrag van stortingen en onttrekkingen in een bepaald jaar kunnen renseigneren. Vanuit praktisch oogpunt is in het conceptwetsvoorstel voorgesteld om valutaresultaten van banktegoeden die worden aangehouden in vreemde valuta buiten beschouwing te laten en enkel de ontvangen rente te belasten. De in vreemde valuta ontvangen rente kan bijvoorbeeld tegen een gemiddelde jaarkoers of koers per einde jaar worden omgerekend in euro’s.

Wij vragen uw input ten aanzien van het dilemma tussen de zuivere benadering waarbij (positieve en negatieve) waardeontwikkelingen van banktegoeden wel in de heffing worden betrokken en de voorgestelde praktische benadering waarbij alleen de ontvangen rente is belast. Als u vindt dat waardeontwikkelingen in de heffing betrokken moeten worden, zou dat volgens u op basis van een vermogensaanwas- of vermogenswinstbelasting moeten?
Rente bij banken is geen vermogenswinst, maar inkomen omdat u geen activa heeft gekocht. In feite zijn spaargelden op bankrekeningen geldbeleggingen met euro's na belastingen en niet met euro's vóór belastingen. Dit betekent dus dat het een belasting is op reeds belast geld en nooit in Box 3 mag verschijnen.

Alleen de ontvangen rente mag in Nederland worden belast op grond van de dubbelbelastingverdragen, maar mag nooit als vermogenswinst worden behandeld.

Vraag5

Aftrekbaarheid van rente van consumptieve schulden
In het huidige box 3-stelsel verlagen schulden de rendementsgrondslag op basis waarvan het forfaitaire inkomen wordt berekend. In box 3 vallen alle schulden van burgers die niet in box 1 (bijvoorbeeld voor de eigenwoning) of in box 2 (financiering van een aanmerkelijk belang) in de heffing worden betrokken. Niet vereist is dat sprake is van een causaal verband tussen de schuld en de bezitting in box 3. Schulden voor consumptiedoeleinden, zoals een auto of een vakantie, verlagen zodoende de rendementsgrondslag ondanks dat de auto doorgaans niet als bezitting is belast in box 3. In het huidige box 3-stelsel leidt een negatieve rendementsgrondslag (schulden zijn groter dan de bezittingen) niet tot een negatief inkomen. In het nieuwe box 3-stelsel is de rente van schulden aftrekbaar van het inkomen uit bezittingen en schulden. Ook hierbij is niet vereist dat de schulden waarvan de rente aftrekbaar is, moet zijn aangewend voor de aanschaf van een bezitting die in box 3 is belast. De rente van een lening voor bijvoorbeeld een vakantie is zodoende aftrekbaar. Nieuw is dat het inkomen uit box 3 wel negatief kan zijn als de (rente)kosten en negatieve waardemutaties groter zijn dan de inkomsten en positieve waardemutaties van bezittingen in een bepaald jaar.

Dit roept de vraag op of de aftrekbaarheid van rente van consumptieve schulden beperkt moet worden in het nieuwe stelsel. Wat vindt u hiervan?
Om Box 3 goed te laten werken MOET er een causaal verband bestaan tussen de schuld en het actief.

De aftrekbaarheid van rente op consumentenschulden moet in het nieuwe systeem worden beperkt. Alleen schulden die een actief ondersteunen, mogen fiscaal aftrekbaar zijn.

Vraag6

Onroerende zaken
a. Om onder het forfait voor de eerste woning sparen en beleggen te vallen, moet sprake zijn van hoofdzakelijk eigen gebruik van de (vakantie)woning. Dit is 70%. Onder het voorstel wordt dit bepaald door weken en dagen te tellen. Een andere mogelijkheid zou zijn om bijvoorbeeld uit te gaan van een maximale huuropbrengst in verhouding tot de WOZ-waarde om zeker te stellen dat de woning vooral voor eigen gebruik is. Wij vernemen graag van u, hoe u denkt dat het zeker stellen dat er sprake is van hoofdzakelijk gebruik bij de eerste woning sparen en beleggen het beste te bepalen is.
b. In het voorgestelde ontwerp kan voor wat betreft onroerende zaken één woning (per huishouden) onder het forfait eerste woning sparen en beleggen vallen. Wanneer deze niet meer voldoet aan het criterium ‘hoofdzakelijk voor eigen gebruik’, maar bijvoorbeeld het gehele jaar wordt verhuurd, wordt de woning verplaatst naar een vermogenswinstregime voor onroerende zaken. Om arbitrage te voorkomen en het voor de belastingplichtige en Belastingdienst eenvoudig te houden, wordt voorgesteld dat de woning daarna niet meer terug kan naar het regime van het forfait voor de eerste woning sparen en beleggen. Ook niet wanneer deze daarna weer voor hoofdzakelijk eigen gebruik wordt gebruikt. Wij vragen uw input ten aanzien van dit voorstel, waar een afweging gemaakt moet worden tussen het voorkomen van arbitrage en uitvoerbaarheid én de feiten en omstandigheden die zich bij belastingplichtigen kunnen voordoen.
(a) Een vakantiehuis moet, net als elke huurwoning, worden behandeld als een kapitaalgoed. Het woonhuis mag nooit als een kapitaalgoed worden behandeld.

(b) Hoewel ik het ermee eens ben dat een vakantiehuis, net als elke huurwoning, als een kapitaalgoed moet worden behandeld. Het woonhuis mag nooit als een kapitaalgoed worden behandeld. Als de vakantiewoning echter de nieuwe woonwoning wordt, dan moet deze vrijgesteld worden van belasting, maar alleen van de nieuwe vermogensgrondslag.

Vraag7

Afbakening startende innovatieve onderneming
Voorgesteld wordt om de waardemutaties van aandelen in startende innovatieve ondernemingen (startups en scale-ups) niet jaarlijks in de heffing te betrekken maar gecumuleerd bij verkoop (vermogenswinstbelasting). Voor de afbakening is het nodig om een definitie op te stellen. Voor zowel burgers die gebruik maken van de regeling als de Belastingdienst in het kader van de controle en handhaving is het van belang dat de voorwaarden voor toepassing van de regeling objectief kunnen worden bepaald. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de leeftijd en omvang van de onderneming, het aantal werknemers, de niet-verhandelbaarheid van de aandelen op een gereglementeerde markt, enzovoort. Het hanteren van algemene begrippen of open normen zoals ‘innovatief’ of ‘risicovolle investeringen’ kan leiden tot onzekerheid over het kunnen toepassen van de regeling en tot discussies tussen burgers en de inspecteur over de interpretatie van deze begrippen.

Wij vernemen graag van u welke objectief bepaalbare elementen u geschikt en wenselijk acht om de aandelen in startende innovatieve ondernemingen af te bakenen.
Dit is een beleidsvraag over welk soort bedrijven en investeringen de overheid wil stimuleren. Een concurrent die investeert in nieuwe hernieuwbare technologieën kan bijvoorbeeld anders worden behandeld dan een investeerder die dat niet doet.