Wet werkelijk rendement box 3

Reactie

Naam Anoniem
Plaats Den Haag
Datum 15 oktober 2023

Vraag2

Beleidsmatige afwegingen
a. Hoe staat u tegenover het voorgestelde systeem, dat een hybride karakter heeft en elementen van vermogensaanwas-, vermogenswinst-, en forfaitaire belasting omvat?
b. Hoe verhoudt dit zich tot alternatieven zoals een volledige vermogenswinst- of vermogensaanwasbelasting, of een vermogensbelasting?
c. Wat vindt u van de keuze voor een vermogensaanwasbelasting als primaire regeling?
d. Welke overwegingen heeft u met betrekking tot de uitzondering voor de eerste woning in box 3 voor eigen gebruik, en welke voordelen en nadelen ziet u hierin?
e. Het forfait voor de eerste woning in box 3 omvat het gehele rendement inclusief kosten, waaronder financieringskosten. Wat vindt u hiervan?
f. Hoe staat u tegenover de uitzondering voor aandelen van familiebedrijven en startups?
g. Vindt u dat de gekozen forfaits resulteren in een evenredige belastingdruk over de verschillende vermogenscategorieën? Zo ja, waarom, en zo nee, waarom niet?
h. Wat is uw visie op het onderscheid tussen het belasten van eigen gebruik van een onroerende zaak onder het vermogenswinstregime (via een forfait) en het belasten van een verhuurde onroerende zaak (gebaseerd op werkelijke huurinkomsten minus kosten en het activeren van verbeteringen)?
Reactie op onderdeel d.:

Een groot nadeel is de manier waarop het resultaat behaald met de eerste woning sparen en beleggen wordt bepaald.
"In afwijking van artikel 5.3, eerste lid, wordt het resultaat behaald met de op enig moment
in het kalenderjaar tot de bezittingen van de belastingplichtige behorende eerste woning sparen en
beleggen, bedoeld in artikel 5.7, gesteld op PM% van de waarde in het economische verkeer aan
het begin van het kalenderjaar."
Hier wordt nog steeds uitgegaan van een fictief rendement, waarschijnlijk in strijd met het eigendomsrecht en het discriminatieverbod (EVRM). (zie ECLI:NL:HR:2021:1963)
Zeker in het geval van een recht van gebruik of gedeeltelijk eigendom, dat de belastingplichtige krachtens erfrecht heeft verkregen, is dit onredelijk, een dergelijk recht kan de belastingplichtige immers niet verhandelen noch is zeker dat hij beschikt over de middelen om de belastingen te voldoen.
Het werkelijke resultaat bij verkoop zou hier gehanteerd moeten worden.

Ook is het onredelijk om onderscheid te maken tussen een eerste woning sparen en beleggen en tweede en meerdere woningen sparen en beleggen.

Reactie onder e.
Hier worden reële kosten tegenover een forfaitair rendement geplaatst, dit zijn ongelijke zaken. Degenen met financieringslasten worden bevoordeeld ten opzichte van degene zonder schulden, een verkeerde prikkel.
Het werkelijke rendement moet uitgangspunt zijn, niet een PM% van de waarde in het economische
verkeer aan het begin van het kalenderjaar.

Vraag6

Onroerende zaken
a. Om onder het forfait voor de eerste woning sparen en beleggen te vallen, moet sprake zijn van hoofdzakelijk eigen gebruik van de (vakantie)woning. Dit is 70%. Onder het voorstel wordt dit bepaald door weken en dagen te tellen. Een andere mogelijkheid zou zijn om bijvoorbeeld uit te gaan van een maximale huuropbrengst in verhouding tot de WOZ-waarde om zeker te stellen dat de woning vooral voor eigen gebruik is. Wij vernemen graag van u, hoe u denkt dat het zeker stellen dat er sprake is van hoofdzakelijk gebruik bij de eerste woning sparen en beleggen het beste te bepalen is.
b. In het voorgestelde ontwerp kan voor wat betreft onroerende zaken één woning (per huishouden) onder het forfait eerste woning sparen en beleggen vallen. Wanneer deze niet meer voldoet aan het criterium ‘hoofdzakelijk voor eigen gebruik’, maar bijvoorbeeld het gehele jaar wordt verhuurd, wordt de woning verplaatst naar een vermogenswinstregime voor onroerende zaken. Om arbitrage te voorkomen en het voor de belastingplichtige en Belastingdienst eenvoudig te houden, wordt voorgesteld dat de woning daarna niet meer terug kan naar het regime van het forfait voor de eerste woning sparen en beleggen. Ook niet wanneer deze daarna weer voor hoofdzakelijk eigen gebruik wordt gebruikt. Wij vragen uw input ten aanzien van dit voorstel, waar een afweging gemaakt moet worden tussen het voorkomen van arbitrage en uitvoerbaarheid én de feiten en omstandigheden die zich bij belastingplichtigen kunnen voordoen.
Onder a.
In het geval van een geërfd bezit als onverdeelde boedel is dit niet werkbaar. Er is in deze situatie geen sprake van verhuur maar afwisselend gedeeld gebruik door een groot aantal familieleden. Elk ruim onder de 70% maar gezamenlijk rond dat percentage. Het is ondoenlijk de lasten te administreren en te verdelen onder de voorgestelde regeling.