Wet werkelijk rendement box 3

Reactie

Naam A Lam
Plaats Alkmaar
Datum 17 oktober 2023

Vraag1

Algemeen
Wat vindt u van het voorstel in algemene zin?
Hieronder zijn vragen over enkele specifieke onderdelen van het voorstel opgenomen. U kunt hierop reageren als u hierover uw mening wilt geven.
Ik snap de keuze voor een hybride systeem, maar zou het toch wat flexibeler opgezet hebben, door twee lagen te introduceren:
- een basislaag van super-eerlijke maar allicht complexe regels;
- een pragmatische laag van eenvoudige forfait-regels die in het gros van de gevallen de regels van de basislaag voldoende dicht benaderen;
en te bepalen dat standaard gerekend wordt met de forfait-regels, tenzij de belastingbetaler of de belastingdienst claimt en ook kan bewijzen hierdoor meer dan een bepaalde marge (bijvoorbeeld 10% van de volgens de forfaitberekening te betalen belasting) te worden benadeeld ten opzichte van een berekening volgens de basislaag.

Verder zou ik vermogen van een natuurlijk persoon equivalent aan een fictief inkomen behandelen: iemand met 100.000 euro spaargeld en statistisch nog 50 jaar te leven kan hiermee 2.000 euro per jaar meer uitgeven dan het werkelijke inkomen.

Het allerbelangrijkste ingrediënt van een eerlijk belastingstelsel is dat men wordt belast naar draagkracht. Daarom is een nauwkeurige definitie van "draagkracht" nodig. Ik zou zeggen: de "draagkracht" van een natuurlijk persoon is hoeveel vermogen/inkomen die de persoon meer heeft dan wat nodig is om financieel gezond te zijn. Anders gezegd: het sociaal minimum is vrijgesteld, alles daarboven wordt belast. Ook voor bedrijven zou ik het deel dat nodig is om financieel gezond te zijn vrijstellen en alles daarboven belasten.

NB Consequent doorredenerend zou iemand met minder vermogen/inkomen dan de vrijstellingsgrens een negatief bedrag aan belasting moeten betalen, dus een positief bedrag moeten ontvangen, omdat de draagkracht van die persoon negatief is.
De vrijstellingsgrens wordt dan een omslagpunt waarboven men belasting betaalt en waaronder men steun ontvangt, en de overheid helpt zo de financieel ongezonde burger een beetje gezonder te worden. Niks mis mee, maar wel wrang dat de steun zo wordt uitgekiend dat hij niet toereikend is om op het sociaal minimum uit te komen. Te overwegen valt om het omslagpunt op een geschikt niveau tussen het sociaal minimum en het gemiddelde vermogen/inkomen van alle burgers in te kiezen, zodanig dat een politiek wenselijk percentage van de mensen die op eigen kracht onder het sociaal minimum zitten, dankzij de steun alsnog op of zelfs boven het sociaal minimum uitkomt.

Vraag2

Beleidsmatige afwegingen
a. Hoe staat u tegenover het voorgestelde systeem, dat een hybride karakter heeft en elementen van vermogensaanwas-, vermogenswinst-, en forfaitaire belasting omvat?
b. Hoe verhoudt dit zich tot alternatieven zoals een volledige vermogenswinst- of vermogensaanwasbelasting, of een vermogensbelasting?
c. Wat vindt u van de keuze voor een vermogensaanwasbelasting als primaire regeling?
d. Welke overwegingen heeft u met betrekking tot de uitzondering voor de eerste woning in box 3 voor eigen gebruik, en welke voordelen en nadelen ziet u hierin?
e. Het forfait voor de eerste woning in box 3 omvat het gehele rendement inclusief kosten, waaronder financieringskosten. Wat vindt u hiervan?
f. Hoe staat u tegenover de uitzondering voor aandelen van familiebedrijven en startups?
g. Vindt u dat de gekozen forfaits resulteren in een evenredige belastingdruk over de verschillende vermogenscategorieën? Zo ja, waarom, en zo nee, waarom niet?
h. Wat is uw visie op het onderscheid tussen het belasten van eigen gebruik van een onroerende zaak onder het vermogenswinstregime (via een forfait) en het belasten van een verhuurde onroerende zaak (gebaseerd op werkelijke huurinkomsten minus kosten en het activeren van verbeteringen)?
a. Zie vraag 1: werk liever met twee lagen.
b. Zie vraag 1: reken liever het vermogen van een natuurlijk persoon om naar fictief inkomen. Hiertoe zou ik "vermogen" definiëren als de totale waarde van de erfenis indien de persoon op een peildatum in het tijdvak waarover de belastingberekening gaat zou zijn overleden. Voor een bedrijf zou ik het vermogen gelijkstellen aan de verkoopwaarde als het bedrijf op de peildatum zou zijn verkocht. Over vermogensaanwas of -winst zou ik me niet druk maken, die duikt op in de volgende jaren.
c. Gegeven de aanleiding voor de herziening vind ik dit een logische keuze, maar toch zou ik kiezen voor de twee lagen die ik bij vraag 1 schets. Die lagen op voorhand mengen schaadt de algemeenheid en vergroot de onderhoudsgevoeligheid van de regels.
d. De hoofdwoning valt onder het deel dat nodig is om financieel gezond te zijn en verdient dus een uitzonderingspositie. Het onderscheid in 3 boxen is onzinnig (euro's zijn euro's).
e. Zie d: financiële gezondheid is belangrijk dus het is zaak deze component nauwkeurig te berekenen.
f. De financiële gezondheid van een bedrijf verdient bescherming indien het bedrijf meerwaarde heeft voor samenleving. Of het een familiebedrijf is maakt hierbij niet uit. Voor een startup is een aangepaste definitie van "financieel gezond" denkbaar.
g. Zie 1 en b: evenredige belastingdruk over de verschillende vermogenscategorieën is niet relevant, doel moet zijn evenredige belastingdruk over verschillende belastingplichtigen (belasting naar draagkracht).
h. Zie 1: kies liever voor twee lagen en bekijk per geval of het een forfait- of een gedetailleerde berekening moet zijn.

Vraag3

Gedragseffecten
a. Welke gedragseffecten verwacht u als gevolg van de hybride aard van het stelsel, met name met betrekking tot de uitzondering van vermogensaanwas op vastgoed, aandelen van familiebedrijven en startups? In welke mate verwacht u dat deze effecten zullen optreden?
b. In welke mate denkt u dat het stelsel mogelijkheden biedt voor belastingarbitrage, zowel binnen het hybride stelsel als in relatie tot box 2? Hoe verschilt dit volgens u van het huidige (overbruggings)stelsel?
a. Zie 1: onnodig onderscheid nodigt uit tot creatief etiketteren, echter in dit voorstel is dit slechts beperkt mogelijk doordat er objectieve criteria worden genoemd om vermogen te rubriceren.
b. Zie 1: werk liever met twee lagen. Hier en daar zal met "belastingarbitrage" (moeilijk woord, zeg liever "schuiven met posten" of "uitgekiend etiketteren") wel een klein voordeeltje te behalen zijn, maar wat dan nog? Zolang de orde van grootte maar in orde is.

Vraag4

Valutaresultaten behaald met banktegoeden
Voorgesteld wordt om alle voordelen die worden behaald met bezittingen en schulden in de heffing te betrekken. Bij banktegoeden in euro’s bestaat het voordeel doorgaans alleen uit de ontvangen rente. Bij banktegoeden die worden aangehouden in vreemde valuta zal daarnaast sprake zijn van waardemutaties als gevolg van wisselende valutakoersen. Een valutaresultaat kan positief of negatief zijn. Voor de berekening van de valutaresultaten dienen alle stortingen en onttrekkingen van de bankrekening afzonderlijk te worden omgerekend in euro’s tegen de valutakoers ten tijde van de betreffende storting of de onttrekking. Een dergelijke exercitie is complex, met name indien sprake is van veel transacties. Nederlandse financiële instellingen geven aan dat zij - naast de stand op 1 januari, 31 december en het bedrag aan rente - alleen het totaalbedrag van stortingen en onttrekkingen in een bepaald jaar kunnen renseigneren. Vanuit praktisch oogpunt is in het conceptwetsvoorstel voorgesteld om valutaresultaten van banktegoeden die worden aangehouden in vreemde valuta buiten beschouwing te laten en enkel de ontvangen rente te belasten. De in vreemde valuta ontvangen rente kan bijvoorbeeld tegen een gemiddelde jaarkoers of koers per einde jaar worden omgerekend in euro’s.

Wij vragen uw input ten aanzien van het dilemma tussen de zuivere benadering waarbij (positieve en negatieve) waardeontwikkelingen van banktegoeden wel in de heffing worden betrokken en de voorgestelde praktische benadering waarbij alleen de ontvangen rente is belast. Als u vindt dat waardeontwikkelingen in de heffing betrokken moeten worden, zou dat volgens u op basis van een vermogensaanwas- of vermogenswinstbelasting moeten?
Zie 1: werk liever met twee lagen. Zie ook 2b: ga uit van de totale waarde van de fictieve erfenis.

Vraag5

Aftrekbaarheid van rente van consumptieve schulden
In het huidige box 3-stelsel verlagen schulden de rendementsgrondslag op basis waarvan het forfaitaire inkomen wordt berekend. In box 3 vallen alle schulden van burgers die niet in box 1 (bijvoorbeeld voor de eigenwoning) of in box 2 (financiering van een aanmerkelijk belang) in de heffing worden betrokken. Niet vereist is dat sprake is van een causaal verband tussen de schuld en de bezitting in box 3. Schulden voor consumptiedoeleinden, zoals een auto of een vakantie, verlagen zodoende de rendementsgrondslag ondanks dat de auto doorgaans niet als bezitting is belast in box 3. In het huidige box 3-stelsel leidt een negatieve rendementsgrondslag (schulden zijn groter dan de bezittingen) niet tot een negatief inkomen. In het nieuwe box 3-stelsel is de rente van schulden aftrekbaar van het inkomen uit bezittingen en schulden. Ook hierbij is niet vereist dat de schulden waarvan de rente aftrekbaar is, moet zijn aangewend voor de aanschaf van een bezitting die in box 3 is belast. De rente van een lening voor bijvoorbeeld een vakantie is zodoende aftrekbaar. Nieuw is dat het inkomen uit box 3 wel negatief kan zijn als de (rente)kosten en negatieve waardemutaties groter zijn dan de inkomsten en positieve waardemutaties van bezittingen in een bepaald jaar.

Dit roept de vraag op of de aftrekbaarheid van rente van consumptieve schulden beperkt moet worden in het nieuwe stelsel. Wat vindt u hiervan?
Euro's zijn euro's, schulden zijn schulden. Dus tel consumptieve schulden 100% mee bij de berekening hoeveel men meer (of juist minder) bezit dan nodig is om financieel gezond te zijn, dus wat de draagkracht is in "belasten naar draagkracht".

Vraag6

Onroerende zaken
a. Om onder het forfait voor de eerste woning sparen en beleggen te vallen, moet sprake zijn van hoofdzakelijk eigen gebruik van de (vakantie)woning. Dit is 70%. Onder het voorstel wordt dit bepaald door weken en dagen te tellen. Een andere mogelijkheid zou zijn om bijvoorbeeld uit te gaan van een maximale huuropbrengst in verhouding tot de WOZ-waarde om zeker te stellen dat de woning vooral voor eigen gebruik is. Wij vernemen graag van u, hoe u denkt dat het zeker stellen dat er sprake is van hoofdzakelijk gebruik bij de eerste woning sparen en beleggen het beste te bepalen is.
b. In het voorgestelde ontwerp kan voor wat betreft onroerende zaken één woning (per huishouden) onder het forfait eerste woning sparen en beleggen vallen. Wanneer deze niet meer voldoet aan het criterium ‘hoofdzakelijk voor eigen gebruik’, maar bijvoorbeeld het gehele jaar wordt verhuurd, wordt de woning verplaatst naar een vermogenswinstregime voor onroerende zaken. Om arbitrage te voorkomen en het voor de belastingplichtige en Belastingdienst eenvoudig te houden, wordt voorgesteld dat de woning daarna niet meer terug kan naar het regime van het forfait voor de eerste woning sparen en beleggen. Ook niet wanneer deze daarna weer voor hoofdzakelijk eigen gebruik wordt gebruikt. Wij vragen uw input ten aanzien van dit voorstel, waar een afweging gemaakt moet worden tussen het voorkomen van arbitrage en uitvoerbaarheid én de feiten en omstandigheden die zich bij belastingplichtigen kunnen voordoen.
a. Een vakantiewoning is niet nodig om financieel gezond te zijn, dus behandel deze als vermogen (op basis van de marktwaarde). Eerste woning = woonadres volgens Basisregistratie Personen (BRP).
b. Zie 1: het moet altijd mogelijk zijn om de vereenvoudigende aannames los te laten en terug te vallen op gedetailleerde berekening indien de partij die daarom vraagt (belastingplichtige of belastingdienst) kan aantonen dat dit een groter verschil oplevert dan een bepaalde marge.

Vraag7

Afbakening startende innovatieve onderneming
Voorgesteld wordt om de waardemutaties van aandelen in startende innovatieve ondernemingen (startups en scale-ups) niet jaarlijks in de heffing te betrekken maar gecumuleerd bij verkoop (vermogenswinstbelasting). Voor de afbakening is het nodig om een definitie op te stellen. Voor zowel burgers die gebruik maken van de regeling als de Belastingdienst in het kader van de controle en handhaving is het van belang dat de voorwaarden voor toepassing van de regeling objectief kunnen worden bepaald. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de leeftijd en omvang van de onderneming, het aantal werknemers, de niet-verhandelbaarheid van de aandelen op een gereglementeerde markt, enzovoort. Het hanteren van algemene begrippen of open normen zoals ‘innovatief’ of ‘risicovolle investeringen’ kan leiden tot onzekerheid over het kunnen toepassen van de regeling en tot discussies tussen burgers en de inspecteur over de interpretatie van deze begrippen.

Wij vernemen graag van u welke objectief bepaalbare elementen u geschikt en wenselijk acht om de aandelen in startende innovatieve ondernemingen af te bakenen.
Een startend bedrijf moet een accountantsverklaring kunnen overleggen dat het bedrijf (A) niet financieel gezond is maar (B) zich ontwikkelt conform een bij de oprichting op schrift gezet plan om binnen een beperkt aantal jaren alsnog financieel gezond te worden.