Wet werkelijk rendement box 3

Reactie

Naam Anoniem
Plaats Mijnsheerenland
Datum 24 september 2023

Vraag1

Algemeen
Wat vindt u van het voorstel in algemene zin?
Hieronder zijn vragen over enkele specifieke onderdelen van het voorstel opgenomen. U kunt hierop reageren als u hierover uw mening wilt geven.
Het is nmm een gotspe om vermogensaanwas te belasten. Enerzijds gaat het volledig in tegen goed koopmansgebruik (een van de uitgangspunten in de fiscale wetgeving), anderzijds is het beklemmend een vermogensgroei te ervaren zonder dat je mogelijk liquiditeiten hebt om de groei ‘fiscaal te betalen’ .
De mogelijkheden om vermogensverminderingen vervolgens ook weer te (moeten) verrekenen in enig jaar zal er toe leiden dat dit tot grote uitvoeringsproblemen leidt met alle (controle) kosten van dien. Het zal wederom leiden tot het moeten aantrekken van belastingambtenaren, die er al zoveel zijn en waar efficiency ver te zoeken is. Het leidt tot een zinloze perpetuum mobile, enkel en alleen om het veelvratig monster,a waar de overheden toe verworden zijn, te financieren.

Vraag2

Beleidsmatige afwegingen
a. Hoe staat u tegenover het voorgestelde systeem, dat een hybride karakter heeft en elementen van vermogensaanwas-, vermogenswinst-, en forfaitaire belasting omvat?
b. Hoe verhoudt dit zich tot alternatieven zoals een volledige vermogenswinst- of vermogensaanwasbelasting, of een vermogensbelasting?
c. Wat vindt u van de keuze voor een vermogensaanwasbelasting als primaire regeling?
d. Welke overwegingen heeft u met betrekking tot de uitzondering voor de eerste woning in box 3 voor eigen gebruik, en welke voordelen en nadelen ziet u hierin?
e. Het forfait voor de eerste woning in box 3 omvat het gehele rendement inclusief kosten, waaronder financieringskosten. Wat vindt u hiervan?
f. Hoe staat u tegenover de uitzondering voor aandelen van familiebedrijven en startups?
g. Vindt u dat de gekozen forfaits resulteren in een evenredige belastingdruk over de verschillende vermogenscategorieën? Zo ja, waarom, en zo nee, waarom niet?
h. Wat is uw visie op het onderscheid tussen het belasten van eigen gebruik van een onroerende zaak onder het vermogenswinstregime (via een forfait) en het belasten van een verhuurde onroerende zaak (gebaseerd op werkelijke huurinkomsten minus kosten en het activeren van verbeteringen)?
a. Ik wijs dit af. Er valt begrip op te brengen voor een forfaitaire benadering uit oogpunt van efficiency -voorkomt veel (administratieve) uitvoeringskosten- , maar dit middel moet prudent gebruik worden. Dit is het probleem: veel zou zijn voorkomen als de overheid bereid geweest was het forfaitaire rendement van 4% neerwaarts bij te stellen toen dat economisch noodzakelijk bleek..
b. Ten principale kan men al de vraag stellen of vermogen moet worden belast als dit een uitvloeisel is van spaargedrag. Achterliggende filosofie is zoveel mogelijk geld ophalen voor financiering van de overheidsuitgaven. Dit is fiscaal een onjuist uitgangspunt.
c. Onzinnig en peperduur in zijn controle en uitwerking. Ook deze uitvoeringskosten leiden weer tot hogere heffingen.
d. De eigen woning neemt een speciale plaats in in het vermogen van mensen. Het is geen vermogen in de zin van sparen en beleggen, maar een noodzakelijke levensbehoefte, ingevuld op een wijze die door arbeid en carrière mogelijk wordt. Daarom hoort het in box 1.
e. Wijs ik af. Ook hier is weer sprake van een dubieus forfait (eigen woning forfait). Het valt ten principale moeilijk in te zien waarom twee verschillende situaties (huur vs koop) met gekunstelde grepen naar elkaar toegetrokken moeten worden om dit fiscaal ‘tot een zelfde situatie te maken’. De eigen woning hoort (dus) niet in box 3.
f. Als voormalig accountant, werkzaam in het grote MKB, heb ik genoeg keren kunnen ervaren hoe nuttig het is hier ruimte te geven om een overdracht naar opvolgende generaties mogelijk te maken. Fiscaal dient men een dergelijke overgang maximaal te faciliteren. Bij een bienkier kun je hier ook niet meer voor terecht.
g. Mijn mening is dat dit niet het geval is. Per definitie is de overheid geneigd niet alleen vanuit fiscale optiek de zaken forfaitair te rooskleurig voor te stellen, zie daartoe ook de ontstane problematiek, maar daarbij komt ook dat zij nooit adequaat daarop reageert en dikwijls zaken te lang op zijn beloop laat (zeker als het haar ‘geld kost’). Dat creëert ergernis. Hier zijn voorbeelden te over van.
h. Forfaitair is qua uitvoeringskosten veruit te prefereren boven allerlei kosten die gemaakt moeten worden om de weerbarstigheid van de praktijk te volgen en te bewaken. Iets wat je niet kan controleren , moet je niet invoeren. Gebruik (soms misbruik) ligt altijd op de loer als er iets niet als redelijk wordt ervaren.

Vraag3

Gedragseffecten
a. Welke gedragseffecten verwacht u als gevolg van de hybride aard van het stelsel, met name met betrekking tot de uitzondering van vermogensaanwas op vastgoed, aandelen van familiebedrijven en startups? In welke mate verwacht u dat deze effecten zullen optreden?
b. In welke mate denkt u dat het stelsel mogelijkheden biedt voor belastingarbitrage, zowel binnen het hybride stelsel als in relatie tot box 2? Hoe verschilt dit volgens u van het huidige (overbruggings)stelsel?
a. Het is logisch dat dit vele discussies zal opleveren, met dito procedures als gevolg. Belasting van de rechterlijke macht, langdurige kwesties, id ten aanzien van daling van activa, het is een doelloze weg die veel irritatie zal opleveren en in hoge mate fraude gevoelig zal zijn. Niet in de laatste plaats omdat een ‘zuivere’ bepaling nimmer mogelijk is; alleen grove benaderingen zijn mogelijk. Zie ook WOZ kwesties, welke er ten overvloede zijn!
b. Dit kan altijd. Het vereist het exact volgen van de mutaties in de loop van de periode voorafgaand aan de peildata en kort erna. Onzinnige detaillering en complex tav de bewijsviering. Waarom daaraan beginnen? Roept alleen irritatie en frustratie op.

Vraag4

Valutaresultaten behaald met banktegoeden
Voorgesteld wordt om alle voordelen die worden behaald met bezittingen en schulden in de heffing te betrekken. Bij banktegoeden in euro’s bestaat het voordeel doorgaans alleen uit de ontvangen rente. Bij banktegoeden die worden aangehouden in vreemde valuta zal daarnaast sprake zijn van waardemutaties als gevolg van wisselende valutakoersen. Een valutaresultaat kan positief of negatief zijn. Voor de berekening van de valutaresultaten dienen alle stortingen en onttrekkingen van de bankrekening afzonderlijk te worden omgerekend in euro’s tegen de valutakoers ten tijde van de betreffende storting of de onttrekking. Een dergelijke exercitie is complex, met name indien sprake is van veel transacties. Nederlandse financiële instellingen geven aan dat zij - naast de stand op 1 januari, 31 december en het bedrag aan rente - alleen het totaalbedrag van stortingen en onttrekkingen in een bepaald jaar kunnen renseigneren. Vanuit praktisch oogpunt is in het conceptwetsvoorstel voorgesteld om valutaresultaten van banktegoeden die worden aangehouden in vreemde valuta buiten beschouwing te laten en enkel de ontvangen rente te belasten. De in vreemde valuta ontvangen rente kan bijvoorbeeld tegen een gemiddelde jaarkoers of koers per einde jaar worden omgerekend in euro’s.

Wij vragen uw input ten aanzien van het dilemma tussen de zuivere benadering waarbij (positieve en negatieve) waardeontwikkelingen van banktegoeden wel in de heffing worden betrokken en de voorgestelde praktische benadering waarbij alleen de ontvangen rente is belast. Als u vindt dat waardeontwikkelingen in de heffing betrokken moeten worden, zou dat volgens u op basis van een vermogensaanwas- of vermogenswinstbelasting moeten?
Alhoewel het misschien consistent is ver door te theoretiseren, wordt het daardoor nagenoeg noodzakelijk om als het ware een jaarrekening op te maken van de privé situatie. Ook dit draagt niet bij aan een gevoel van acceptatie. Men dient zich bewust te zijn van het feit dat de complexiteit maakt dat men -zelf, niet iedereen kan een dergelijke aangifte zelf technisch aan- een aangifte doet die een ‘laat maar’ gevoel mee zal geven, ofwel, als het niet goed is hoor ik het wel… Vgl dit vandaag de dag met de hypotheken die in het verleden aangepast zijn uit hoofde van potentiële consumptieve bestedingen of agv verkoop waar vermogenswinsten moeten worden gecorrigeerd om te komen tot een juiste aftrek van rente. Het is niet te doen en men laat in veel gevallen het dan ook maar ‘waaien’. De belastingdienst ontbeert de gegevens om hier op adequaat op te controleren en dus, kan men het qua regelgeving ook net zo goed laten, resp vereenvoudigen…

Vraag5

Aftrekbaarheid van rente van consumptieve schulden
In het huidige box 3-stelsel verlagen schulden de rendementsgrondslag op basis waarvan het forfaitaire inkomen wordt berekend. In box 3 vallen alle schulden van burgers die niet in box 1 (bijvoorbeeld voor de eigenwoning) of in box 2 (financiering van een aanmerkelijk belang) in de heffing worden betrokken. Niet vereist is dat sprake is van een causaal verband tussen de schuld en de bezitting in box 3. Schulden voor consumptiedoeleinden, zoals een auto of een vakantie, verlagen zodoende de rendementsgrondslag ondanks dat de auto doorgaans niet als bezitting is belast in box 3. In het huidige box 3-stelsel leidt een negatieve rendementsgrondslag (schulden zijn groter dan de bezittingen) niet tot een negatief inkomen. In het nieuwe box 3-stelsel is de rente van schulden aftrekbaar van het inkomen uit bezittingen en schulden. Ook hierbij is niet vereist dat de schulden waarvan de rente aftrekbaar is, moet zijn aangewend voor de aanschaf van een bezitting die in box 3 is belast. De rente van een lening voor bijvoorbeeld een vakantie is zodoende aftrekbaar. Nieuw is dat het inkomen uit box 3 wel negatief kan zijn als de (rente)kosten en negatieve waardemutaties groter zijn dan de inkomsten en positieve waardemutaties van bezittingen in een bepaald jaar.

Dit roept de vraag op of de aftrekbaarheid van rente van consumptieve schulden beperkt moet worden in het nieuwe stelsel. Wat vindt u hiervan?
In theorie zou dat moeten: als het actief niet in de vermogensopstelling moet worden meegenomen, kan dat voor de schuld ook niet. Consistent is dan echter ook om geen drempel in te bouwen het aftrekbare schuldbedrag. Dit klopt theoretisch evenmin. Als men echter een en ander practisch en uitvoerbaar wil benaderen, moet men bereid zijn zulke aspecten te laten lopen. Daarbij komt dat men in zijn algemeenheid hier weinig ‘derving’ zal hebben. Niemand zal lenen voor een auto, als hij het zo kan betalen; hetgeen mogelijk zal inhouden dat het vermogen in box 3 ook weinig fiscale opbrengsten zal opleveren. Zaak is daarbij dat het slecht te verdedigen is en oneerlijk aanvult als schulden nominaal op een andere wijze worden beoordeeld -forfaitair- dan de nominale banktegoeden, etc.

Vraag6

Onroerende zaken
a. Om onder het forfait voor de eerste woning sparen en beleggen te vallen, moet sprake zijn van hoofdzakelijk eigen gebruik van de (vakantie)woning. Dit is 70%. Onder het voorstel wordt dit bepaald door weken en dagen te tellen. Een andere mogelijkheid zou zijn om bijvoorbeeld uit te gaan van een maximale huuropbrengst in verhouding tot de WOZ-waarde om zeker te stellen dat de woning vooral voor eigen gebruik is. Wij vernemen graag van u, hoe u denkt dat het zeker stellen dat er sprake is van hoofdzakelijk gebruik bij de eerste woning sparen en beleggen het beste te bepalen is.
b. In het voorgestelde ontwerp kan voor wat betreft onroerende zaken één woning (per huishouden) onder het forfait eerste woning sparen en beleggen vallen. Wanneer deze niet meer voldoet aan het criterium ‘hoofdzakelijk voor eigen gebruik’, maar bijvoorbeeld het gehele jaar wordt verhuurd, wordt de woning verplaatst naar een vermogenswinstregime voor onroerende zaken. Om arbitrage te voorkomen en het voor de belastingplichtige en Belastingdienst eenvoudig te houden, wordt voorgesteld dat de woning daarna niet meer terug kan naar het regime van het forfait voor de eerste woning sparen en beleggen. Ook niet wanneer deze daarna weer voor hoofdzakelijk eigen gebruik wordt gebruikt. Wij vragen uw input ten aanzien van dit voorstel, waar een afweging gemaakt moet worden tussen het voorkomen van arbitrage en uitvoerbaarheid én de feiten en omstandigheden die zich bij belastingplichtigen kunnen voordoen.
a. Alleen al als men dit leest kan niet anders geconcludeerd worden dat het hier kamergeleerdheid betreft. Ga eens na hoe dit in de praktijk werkt en wat de repercussies daarvan zijn…
b. ‘Het niet meer terug kunnen…’ staat dan weer haaks op het volgen van de praktisch situatie, omdat het eenvoudig gehouden moet worden voor de belastingdienst. Dit is de wereld op zijn kop: of je doet het op een dusdanige manier dat het eenvoudig en praktisch controleerbaar is en blijft of je accepteert dat het een hoop werk is voor de belastingdienst (qoud non)!

Vraag7

Afbakening startende innovatieve onderneming
Voorgesteld wordt om de waardemutaties van aandelen in startende innovatieve ondernemingen (startups en scale-ups) niet jaarlijks in de heffing te betrekken maar gecumuleerd bij verkoop (vermogenswinstbelasting). Voor de afbakening is het nodig om een definitie op te stellen. Voor zowel burgers die gebruik maken van de regeling als de Belastingdienst in het kader van de controle en handhaving is het van belang dat de voorwaarden voor toepassing van de regeling objectief kunnen worden bepaald. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de leeftijd en omvang van de onderneming, het aantal werknemers, de niet-verhandelbaarheid van de aandelen op een gereglementeerde markt, enzovoort. Het hanteren van algemene begrippen of open normen zoals ‘innovatief’ of ‘risicovolle investeringen’ kan leiden tot onzekerheid over het kunnen toepassen van de regeling en tot discussies tussen burgers en de inspecteur over de interpretatie van deze begrippen.

Wij vernemen graag van u welke objectief bepaalbare elementen u geschikt en wenselijk acht om de aandelen in startende innovatieve ondernemingen af te bakenen.
Waar hebben we het over? Waarom niet aan te sluiten bij de problematiek die elke ondernemer in dit verband al ervaart. Dit hoort thuis in Box 2 of in de IB (als men geen aandelen wil).