Wet werkelijk rendement box 3

Reactie

Naam J.G. Arkes
Plaats Apeldoorn
Datum 5 oktober 2023

Vraag1

Algemeen
Wat vindt u van het voorstel in algemene zin?
Hieronder zijn vragen over enkele specifieke onderdelen van het voorstel opgenomen. U kunt hierop reageren als u hierover uw mening wilt geven.
In algemene zin ben ik vooral verbaasd over de aanwas- en forfaitaire componenten in het ontwerp. In 2001, toen Nederland vermogensbelasting formeel inwisselde voor vermogensrendementsheffing, omdat vermogensbelasting eenvoudigweg niet meer paste binnen het eigendomsrecht zoals verankerd in het EVRM, wisten we dat een systeem gebouwd op fictieve rendementen de facto geen rendementsheffing is, maar gewoon een vermomde vermogensbelasting en dus, zoals eerder gesteld, in strijd met het EVRM.

Van 2006-2010 woonde ik in Zweden. Toen ik daar in 2006 aankwam, kenden de Zweden al jaren een systeem waarbij daadwerkelijke vermogenswinsten werden belast, pas nadat die winsten gerealiseerd waren. (Het zou me hogelijk verbazen als men dat systeem inmiddels heeft gewijzigd in een stelsel dat nu met fictieve rendement werkt.)

Ik heb het daarom ook altijd als 'excuus' gezien dat zoiets systeemtechnisch in Nederland niet zou kunnen. Waarom heeft Nederland een kwart eeuw(!) nodig (sinds 2001) en houdt men dan nog steeds vast aan arbitraire oplossingen?

Mijn vermoeden is al jaren dat het twee redenen heeft. Ten eerste, het is lastig budgetteren (rijksbegroting) met een wispelturige component als vermogensrendementsheffing en ten tweede, de politiek is natuurlijk doodsbang dat ze in ‘magere jaren’ aan het electoraat moeten verdedigen dat vermogensverlies aftrekbaar is van de belastingen, omdat vermogenswinst nu eenmaal ook belast is.

Toch ben ik van mening dat beide bovengenoemde redenen geen rechtvaardiging zijn om oneerbare belastingregels op te stellen. Een inhoudelijk gedegen belastingstelsel zou het uitgangspunt moeten zijn.

Overig: De benaming ‘Vermogensrendementsheffing’ werd na 2001 langzaamaan meer en meer misleidend. De overheid zou geen pakkende marketingnamen moeten gebruiken om de lading mooier voor te stellen dan het is. Dat zie ik nu ook weer gebeuren als het straks de naam Wet werkelijk rendement box 3 draagt en het is toch weer opgebouwd uit componenten die niet overeenkomen met het werkelijke rendement. Dit hoort niet bij de overheid.

Vraag2

Beleidsmatige afwegingen
a. Hoe staat u tegenover het voorgestelde systeem, dat een hybride karakter heeft en elementen van vermogensaanwas-, vermogenswinst-, en forfaitaire belasting omvat?
b. Hoe verhoudt dit zich tot alternatieven zoals een volledige vermogenswinst- of vermogensaanwasbelasting, of een vermogensbelasting?
c. Wat vindt u van de keuze voor een vermogensaanwasbelasting als primaire regeling?
d. Welke overwegingen heeft u met betrekking tot de uitzondering voor de eerste woning in box 3 voor eigen gebruik, en welke voordelen en nadelen ziet u hierin?
e. Het forfait voor de eerste woning in box 3 omvat het gehele rendement inclusief kosten, waaronder financieringskosten. Wat vindt u hiervan?
f. Hoe staat u tegenover de uitzondering voor aandelen van familiebedrijven en startups?
g. Vindt u dat de gekozen forfaits resulteren in een evenredige belastingdruk over de verschillende vermogenscategorieën? Zo ja, waarom, en zo nee, waarom niet?
h. Wat is uw visie op het onderscheid tussen het belasten van eigen gebruik van een onroerende zaak onder het vermogenswinstregime (via een forfait) en het belasten van een verhuurde onroerende zaak (gebaseerd op werkelijke huurinkomsten minus kosten en het activeren van verbeteringen)?
Al jaren hoor ik dat de belastingen minder complex moeten. Als het ministerie/de belastingdienst dat echt wil, beperk het dan tot vermogenswinst-belasting. Vergeet forfaitaire belasting en vergeet aanwas. De forfaitaire- en aanwasregeling zullen vroeg èn laat terecht leiden tot bezwaren en langdurige trajecten daaromtrent. Reken af zodra de winst/het verlies daadwerkelijk gerealiseerd is. Ik begrijp dat het budgetteren (jaarlijkse begroting rijksoverheid) dan een wispelturige component kent, maar stap daar overheen. De Zweden kunnen het al decennia*, dus NL kan dat ook.

*Zie mijn feedback op vraag 1.

Vraag3

Gedragseffecten
a. Welke gedragseffecten verwacht u als gevolg van de hybride aard van het stelsel, met name met betrekking tot de uitzondering van vermogensaanwas op vastgoed, aandelen van familiebedrijven en startups? In welke mate verwacht u dat deze effecten zullen optreden?
b. In welke mate denkt u dat het stelsel mogelijkheden biedt voor belastingarbitrage, zowel binnen het hybride stelsel als in relatie tot box 2? Hoe verschilt dit volgens u van het huidige (overbruggings)stelsel?
Het is de hele wereld gebruikelijk dat mensen proberen hun bezittingen en vermogen zo goed mogelijk te beschermen. Dus veranderingen in belastingen zullen gedragseffecten hebben als dat gunstig is voor de belastingplichtige. Maar maak dit niet te belangrijk. En als men het alleen bij vermogenswinstbelasting houdt -en aanwas en forfait vergeet (zie mijn feedback op vraag 2), dan zal dit het gedragseffect ook beperken.
Belasting op vermogenswinsten moeten gezien worden als evenredig meedelen in collectieve kosten van de samenleving. Deze vorm van belasting moet niet aangewend worden om gedrag te sturen.

Vraag4

Valutaresultaten behaald met banktegoeden
Voorgesteld wordt om alle voordelen die worden behaald met bezittingen en schulden in de heffing te betrekken. Bij banktegoeden in euro’s bestaat het voordeel doorgaans alleen uit de ontvangen rente. Bij banktegoeden die worden aangehouden in vreemde valuta zal daarnaast sprake zijn van waardemutaties als gevolg van wisselende valutakoersen. Een valutaresultaat kan positief of negatief zijn. Voor de berekening van de valutaresultaten dienen alle stortingen en onttrekkingen van de bankrekening afzonderlijk te worden omgerekend in euro’s tegen de valutakoers ten tijde van de betreffende storting of de onttrekking. Een dergelijke exercitie is complex, met name indien sprake is van veel transacties. Nederlandse financiële instellingen geven aan dat zij - naast de stand op 1 januari, 31 december en het bedrag aan rente - alleen het totaalbedrag van stortingen en onttrekkingen in een bepaald jaar kunnen renseigneren. Vanuit praktisch oogpunt is in het conceptwetsvoorstel voorgesteld om valutaresultaten van banktegoeden die worden aangehouden in vreemde valuta buiten beschouwing te laten en enkel de ontvangen rente te belasten. De in vreemde valuta ontvangen rente kan bijvoorbeeld tegen een gemiddelde jaarkoers of koers per einde jaar worden omgerekend in euro’s.

Wij vragen uw input ten aanzien van het dilemma tussen de zuivere benadering waarbij (positieve en negatieve) waardeontwikkelingen van banktegoeden wel in de heffing worden betrokken en de voorgestelde praktische benadering waarbij alleen de ontvangen rente is belast. Als u vindt dat waardeontwikkelingen in de heffing betrokken moeten worden, zou dat volgens u op basis van een vermogensaanwas- of vermogenswinstbelasting moeten?
Mijn feedback is hier niets mee te doen in box-3. Het is zeer complex en levert het over meerdere jaren gerekend echt wat op voor de staat? Welke valuta zou, over de laatste tien jaar bezien, daadwerkelijk wat voor de staat opgeleverd (of gekost) hebben?

Vraag5

Aftrekbaarheid van rente van consumptieve schulden
In het huidige box 3-stelsel verlagen schulden de rendementsgrondslag op basis waarvan het forfaitaire inkomen wordt berekend. In box 3 vallen alle schulden van burgers die niet in box 1 (bijvoorbeeld voor de eigenwoning) of in box 2 (financiering van een aanmerkelijk belang) in de heffing worden betrokken. Niet vereist is dat sprake is van een causaal verband tussen de schuld en de bezitting in box 3. Schulden voor consumptiedoeleinden, zoals een auto of een vakantie, verlagen zodoende de rendementsgrondslag ondanks dat de auto doorgaans niet als bezitting is belast in box 3. In het huidige box 3-stelsel leidt een negatieve rendementsgrondslag (schulden zijn groter dan de bezittingen) niet tot een negatief inkomen. In het nieuwe box 3-stelsel is de rente van schulden aftrekbaar van het inkomen uit bezittingen en schulden. Ook hierbij is niet vereist dat de schulden waarvan de rente aftrekbaar is, moet zijn aangewend voor de aanschaf van een bezitting die in box 3 is belast. De rente van een lening voor bijvoorbeeld een vakantie is zodoende aftrekbaar. Nieuw is dat het inkomen uit box 3 wel negatief kan zijn als de (rente)kosten en negatieve waardemutaties groter zijn dan de inkomsten en positieve waardemutaties van bezittingen in een bepaald jaar.

Dit roept de vraag op of de aftrekbaarheid van rente van consumptieve schulden beperkt moet worden in het nieuwe stelsel. Wat vindt u hiervan?
Vooropgesteld, hoe het nu (+/-2022-2026) is geregeld, dat zet echt kwaad bloed. Wetende dat de Hoge Raad heeft aangegeven dat het werkelijke rendement belast moet worden (of heel dicht in de buurt ervan), is deze wijze voor bezitters van een vakantiewoning die vooral of helemaal voor eigen gebruik is, niet te verkroppen. Tel daarbij op dat men de voorlopige aanslag wel moet betalen, dat bezwaar pas gemaakt kan worden als de definitieve aanslag wordt opgelegd en dat de belastingdienst die definitieve vervolgens niet oplegt, dan heb je een cocktail van regeltjes die tezamen de betreffende belastingplichtige volledig klem zet.
Daarom graag zsm de regeling aanpassen en niet nog een paar jaar doormodderen met alle ellende tot gevolg.

Als een belastingplichtige aangeeft dat het hoofdzakelijk eigen gebruik is en er geen (noemenswaardig) rendement is, dan zou dat moeten volstaan. Je kunt voor 'hoofdzakelijk eigen gebruik' (lees: voor geen rendement c.q. geen inkomsten) niet de bewijslast bij de belastingplichtige leggen. Want hoe bewijst een belastingplichtige in box-1 dat hij/zij geen (extra) inkomsten heeft die niet opgegeven zijn? Dat verlangt in box-1 ook niemand van hem/haar.
Mocht de belastingdienst twijfelen aan de oprechtheid van de opgave 'hoofdzakelijk eigen gebruik' dan kan een onderzoek ingesteld worden.

Wanneer de belastingplichtige de woning wel aanwendt voor verhuur dan zou moeten volstaan worden met de opgave van omzet en gemaakte kosten. Dat zijn twee velden in het belastingformulier. Al het andere met percentages en WOZ-waarde zal de term werkelijk rendement geweld aan doen en leiden tot bezwaren en procedures.

Tot slot, in de vraagstelling is het mij niet duidelijk wanneer er woning en/of vakantiewoning bedoeld wordt. Als een belastingplichtige een woning heeft en een vakantiehuisje en beide worden niet of nauwelijks verhuurd c.q. niet of nauwelijks inkomsten genereren, dan zou er ook geen belasting over geheven moeten worden. Indien dat wel gaat gebeuren dan wordt het hebben van een vakantiehuisje, zoals vorig jaar plotsklaps en overhaast ingevoerd, definitief beboet met belasting. Dat zou werkelijk te gek voor woorden zijn. Het gevolg zal zijn dat op middellange termijn de vakantiehuisjes in Nederland verkocht zullen worden en dan in handen vallen van buitenlandse toeristen.

Vraag6

Onroerende zaken
a. Om onder het forfait voor de eerste woning sparen en beleggen te vallen, moet sprake zijn van hoofdzakelijk eigen gebruik van de (vakantie)woning. Dit is 70%. Onder het voorstel wordt dit bepaald door weken en dagen te tellen. Een andere mogelijkheid zou zijn om bijvoorbeeld uit te gaan van een maximale huuropbrengst in verhouding tot de WOZ-waarde om zeker te stellen dat de woning vooral voor eigen gebruik is. Wij vernemen graag van u, hoe u denkt dat het zeker stellen dat er sprake is van hoofdzakelijk gebruik bij de eerste woning sparen en beleggen het beste te bepalen is.
b. In het voorgestelde ontwerp kan voor wat betreft onroerende zaken één woning (per huishouden) onder het forfait eerste woning sparen en beleggen vallen. Wanneer deze niet meer voldoet aan het criterium ‘hoofdzakelijk voor eigen gebruik’, maar bijvoorbeeld het gehele jaar wordt verhuurd, wordt de woning verplaatst naar een vermogenswinstregime voor onroerende zaken. Om arbitrage te voorkomen en het voor de belastingplichtige en Belastingdienst eenvoudig te houden, wordt voorgesteld dat de woning daarna niet meer terug kan naar het regime van het forfait voor de eerste woning sparen en beleggen. Ook niet wanneer deze daarna weer voor hoofdzakelijk eigen gebruik wordt gebruikt. Wij vragen uw input ten aanzien van dit voorstel, waar een afweging gemaakt moet worden tussen het voorkomen van arbitrage en uitvoerbaarheid én de feiten en omstandigheden die zich bij belastingplichtigen kunnen voordoen.
Vooropgesteld, hoe het nu (+/-2022-2026) is geregeld, dat zet echt kwaad bloed. Wetende dat de Hoge Raad heeft aangegeven dat het werkelijke rendement belast moet worden (of heel dicht in de buurt ervan), is deze wijze voor bezitters van een vakantiewoning die vooral of helemaal voor eigen gebruik is, niet te verkroppen. Tel daarbij op dat men de voorlopige aanslag wel moet betalen, dat bezwaar pas gemaakt kan worden als de definitieve aanslag wordt opgelegd en dat de belastingdienst die definitieve vervolgens niet oplegt, dan heb je een cocktail van regeltjes die tezamen de betreffende belastingplichtige volledig klem zet.
Daarom graag zsm de regeling aanpassen en niet nog een paar jaar doormodderen met alle ellende tot gevolg.

Als een belastingplichtige aangeeft dat het hoofdzakelijk eigen gebruik is en er geen (noemenswaardig) rendement is, dan zou dat moeten volstaan. Je kunt voor 'hoofdzakelijk eigen gebruik' (lees: voor geen rendement c.q. geen inkomsten) niet de bewijslast bij de belastingplichtige leggen. Want hoe bewijst een belastingplichtige in box-1 dat hij/zij geen (extra) inkomsten heeft die niet opgegeven zijn? Dat verlangt in box-1 ook niemand van hem/haar.
Mocht de belastingdienst twijfelen aan de oprechtheid van de opgave 'hoofdzakelijk eigen gebruik' dan kan een onderzoek ingesteld worden.

Wanneer de belastingplichtige de woning wel aanwendt voor verhuur dan zou moeten volstaan worden met de opgave van omzet en gemaakte kosten. Dat zijn twee velden in het belastingformulier. Al het andere met percentages en WOZ-waarde zal de term werkelijk rendement geweld aan doen en leiden tot bezwaren en procedures.

Tot slot, in de vraagstelling is het mij niet duidelijk wanneer er woning en/of vakantiewoning bedoeld wordt. Als een belastingplichtige een woning heeft en een vakantiehuisje en beide worden niet of nauwelijks verhuurd c.q. niet of nauwelijks inkomsten genereren, dan zou er ook geen belasting over geheven moeten worden. Indien dat wel gaat gebeuren dan wordt het hebben van een vakantiehuisje, zoals vorig jaar plotsklaps en overhaast ingevoerd, definitief beboet met belasting. Dat zou werkelijk te gek voor woorden zijn. Het gevolg zal zijn dat op middellange termijn de vakantiehuisjes in Nederland verkocht zullen worden en dan in handen vallen van buitenlandse toeristen.

Vraag7

Afbakening startende innovatieve onderneming
Voorgesteld wordt om de waardemutaties van aandelen in startende innovatieve ondernemingen (startups en scale-ups) niet jaarlijks in de heffing te betrekken maar gecumuleerd bij verkoop (vermogenswinstbelasting). Voor de afbakening is het nodig om een definitie op te stellen. Voor zowel burgers die gebruik maken van de regeling als de Belastingdienst in het kader van de controle en handhaving is het van belang dat de voorwaarden voor toepassing van de regeling objectief kunnen worden bepaald. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de leeftijd en omvang van de onderneming, het aantal werknemers, de niet-verhandelbaarheid van de aandelen op een gereglementeerde markt, enzovoort. Het hanteren van algemene begrippen of open normen zoals ‘innovatief’ of ‘risicovolle investeringen’ kan leiden tot onzekerheid over het kunnen toepassen van de regeling en tot discussies tussen burgers en de inspecteur over de interpretatie van deze begrippen.

Wij vernemen graag van u welke objectief bepaalbare elementen u geschikt en wenselijk acht om de aandelen in startende innovatieve ondernemingen af te bakenen.
Mocht het Ministerie decomplexering nastreven, kies dan ook hier voor winstbelasting zodra deze winst daadwerkelijk gerealiseerd wordt. In mijn optiek wordt elke andere oplossing hoogst arbitrair. Start-ups laten zich mijns inziens niet classificeren.
Zoals al eerder aangegeven in mijn feedback op vraag 1-3 heft Zweden al decennia op daadwerkelijk gerealiseerde winst. Misschien kan het ministerie in Zweden navragen hoe men dit daar behandelt.



Met vriendelijke groet,
J.G. Arkes
0630838965

Bijlage