Wet werkelijk rendement box 3

Reactie

Naam Anoniem
Plaats Woerden
Datum 18 oktober 2023

Vraag1

Algemeen
Wat vindt u van het voorstel in algemene zin?
Hieronder zijn vragen over enkele specifieke onderdelen van het voorstel opgenomen. U kunt hierop reageren als u hierover uw mening wilt geven.
Te complex. Wetgeving met te veel uitzonderingen, moeilijk te volgen en uit te leggen aan burgers. Volgens mij was er niks mis met het oude systeem, anders dan dat het werkelijk behaalde rendement niet werd meegenomen.
Als dit component toegevoegd wordt inclusief de geldende inflatie voor het jaar ben je klaar.

Tevens twijfel ik zeer over de uitvoerbaarheid en benodigde controle om het voorstel door te voeren en te handhaven. Of de wet nou wel of niet inhoudelijk deugd ligt hier het grootste risico.

Vraag2

Beleidsmatige afwegingen
a. Hoe staat u tegenover het voorgestelde systeem, dat een hybride karakter heeft en elementen van vermogensaanwas-, vermogenswinst-, en forfaitaire belasting omvat?
b. Hoe verhoudt dit zich tot alternatieven zoals een volledige vermogenswinst- of vermogensaanwasbelasting, of een vermogensbelasting?
c. Wat vindt u van de keuze voor een vermogensaanwasbelasting als primaire regeling?
d. Welke overwegingen heeft u met betrekking tot de uitzondering voor de eerste woning in box 3 voor eigen gebruik, en welke voordelen en nadelen ziet u hierin?
e. Het forfait voor de eerste woning in box 3 omvat het gehele rendement inclusief kosten, waaronder financieringskosten. Wat vindt u hiervan?
f. Hoe staat u tegenover de uitzondering voor aandelen van familiebedrijven en startups?
g. Vindt u dat de gekozen forfaits resulteren in een evenredige belastingdruk over de verschillende vermogenscategorieën? Zo ja, waarom, en zo nee, waarom niet?
h. Wat is uw visie op het onderscheid tussen het belasten van eigen gebruik van een onroerende zaak onder het vermogenswinstregime (via een forfait) en het belasten van een verhuurde onroerende zaak (gebaseerd op werkelijke huurinkomsten minus kosten en het activeren van verbeteringen)?
a. Lijkt mij een giftige cocktail. Wordt een spelletje voor investeerders en de fiscalisten om hier de gunstigste weg in te vinden. Voor Jan met de Pet niet te begrijpen. Bij voorkeur één type belasting. Vermogensaanwas op basis van werkelijk behaald rendement of vermogenswinst belasting (flattax).
b. Zie 'a' dit is dus beter.
c. Streep door primair maar als enkele regeling (of alleen vermogenswinst belasting)
d. Het overgrootte deel van Nederland kopen een eerste woning niet als beleggingsobject of om in te sparen of te speculeren in de waarde ervan, derhalve dient dit niet belast te worden en dus hoort de woning niet in box 3.
e. Het forfait voor de eerste woning in box 3 hoort er niet te zijn. Nogmaals een eigen dak boven je hoofd is geen beleggingsobject of spaarrekening, derhalve niet belasten ook niet middels forfaits.
f. Als de werkelijk behaalde rendementen worden belast (dus ook aftrek bij verlies in waarde) zie ik niet in waarom hiervoor een uitzonderingspositie geldt.
g. Overcomplex, een flattax of belasting op werkelijk behaald rendement is beter.
h. Eerste eigen woning dient niet belast te worden zie 'd' en 'e'. Wat betreft de verhuurde onroerende zaak lijkt het activeren van verbeteringen aftrekken van de huurinkomsten mij niet eerlijk. Het activeren van de verbeteringen is namelijk vaak een investering die de waarde van de verhuurde onroerende zaak zou verhogen. Het mogelijk maken om de kosten af te trekken van de huurinkomsten komt mijn inziens dan neer op een compensatie.

Vraag3

Gedragseffecten
a. Welke gedragseffecten verwacht u als gevolg van de hybride aard van het stelsel, met name met betrekking tot de uitzondering van vermogensaanwas op vastgoed, aandelen van familiebedrijven en startups? In welke mate verwacht u dat deze effecten zullen optreden?
b. In welke mate denkt u dat het stelsel mogelijkheden biedt voor belastingarbitrage, zowel binnen het hybride stelsel als in relatie tot box 2? Hoe verschilt dit volgens u van het huidige (overbruggings)stelsel?
a. Mensen zullen voorzichtiger zijn met beleggen in vastgoed of financiële instrumenten omdat er meer belasting betaald moet gaan worden én het nieuwe systeem erg complex is. Het is onduidelijk wat de belegger aan het einde van het jaar aan belasting moet betalen en wat hij/zij overhoud. Tevens voorzie ik kapitaal vlucht naar landen waar vermogen gunstiger wordt belast.
De uitzonderingen van vermogensaanwas op vastgoed, aandelen van familiebedrijven en startups lijkt mij ingewikkeld en moeilijk te controleren. Ik voorzie een hoop mogelijkheden m.b.t. sluiproutes, belastingontwijkend gedrag binnen deze groepen.

Vraag4

Valutaresultaten behaald met banktegoeden
Voorgesteld wordt om alle voordelen die worden behaald met bezittingen en schulden in de heffing te betrekken. Bij banktegoeden in euro’s bestaat het voordeel doorgaans alleen uit de ontvangen rente. Bij banktegoeden die worden aangehouden in vreemde valuta zal daarnaast sprake zijn van waardemutaties als gevolg van wisselende valutakoersen. Een valutaresultaat kan positief of negatief zijn. Voor de berekening van de valutaresultaten dienen alle stortingen en onttrekkingen van de bankrekening afzonderlijk te worden omgerekend in euro’s tegen de valutakoers ten tijde van de betreffende storting of de onttrekking. Een dergelijke exercitie is complex, met name indien sprake is van veel transacties. Nederlandse financiële instellingen geven aan dat zij - naast de stand op 1 januari, 31 december en het bedrag aan rente - alleen het totaalbedrag van stortingen en onttrekkingen in een bepaald jaar kunnen renseigneren. Vanuit praktisch oogpunt is in het conceptwetsvoorstel voorgesteld om valutaresultaten van banktegoeden die worden aangehouden in vreemde valuta buiten beschouwing te laten en enkel de ontvangen rente te belasten. De in vreemde valuta ontvangen rente kan bijvoorbeeld tegen een gemiddelde jaarkoers of koers per einde jaar worden omgerekend in euro’s.

Wij vragen uw input ten aanzien van het dilemma tussen de zuivere benadering waarbij (positieve en negatieve) waardeontwikkelingen van banktegoeden wel in de heffing worden betrokken en de voorgestelde praktische benadering waarbij alleen de ontvangen rente is belast. Als u vindt dat waardeontwikkelingen in de heffing betrokken moeten worden, zou dat volgens u op basis van een vermogensaanwas- of vermogenswinstbelasting moeten?
Lijkt mij een uitstekende keuze om dit uit te sluiten. Mijn inziens is de groep mensen die bewust speculeren en winst proberen te halen uit valuta wisselingen erg klein.

Vraag5

Aftrekbaarheid van rente van consumptieve schulden
In het huidige box 3-stelsel verlagen schulden de rendementsgrondslag op basis waarvan het forfaitaire inkomen wordt berekend. In box 3 vallen alle schulden van burgers die niet in box 1 (bijvoorbeeld voor de eigenwoning) of in box 2 (financiering van een aanmerkelijk belang) in de heffing worden betrokken. Niet vereist is dat sprake is van een causaal verband tussen de schuld en de bezitting in box 3. Schulden voor consumptiedoeleinden, zoals een auto of een vakantie, verlagen zodoende de rendementsgrondslag ondanks dat de auto doorgaans niet als bezitting is belast in box 3. In het huidige box 3-stelsel leidt een negatieve rendementsgrondslag (schulden zijn groter dan de bezittingen) niet tot een negatief inkomen. In het nieuwe box 3-stelsel is de rente van schulden aftrekbaar van het inkomen uit bezittingen en schulden. Ook hierbij is niet vereist dat de schulden waarvan de rente aftrekbaar is, moet zijn aangewend voor de aanschaf van een bezitting die in box 3 is belast. De rente van een lening voor bijvoorbeeld een vakantie is zodoende aftrekbaar. Nieuw is dat het inkomen uit box 3 wel negatief kan zijn als de (rente)kosten en negatieve waardemutaties groter zijn dan de inkomsten en positieve waardemutaties van bezittingen in een bepaald jaar.

Dit roept de vraag op of de aftrekbaarheid van rente van consumptieve schulden beperkt moet worden in het nieuwe stelsel. Wat vindt u hiervan?
Niet doen. Lijkt me weer een regel die het wetsvoorstel verder onnodig complex maakt.

Vraag6

Onroerende zaken
a. Om onder het forfait voor de eerste woning sparen en beleggen te vallen, moet sprake zijn van hoofdzakelijk eigen gebruik van de (vakantie)woning. Dit is 70%. Onder het voorstel wordt dit bepaald door weken en dagen te tellen. Een andere mogelijkheid zou zijn om bijvoorbeeld uit te gaan van een maximale huuropbrengst in verhouding tot de WOZ-waarde om zeker te stellen dat de woning vooral voor eigen gebruik is. Wij vernemen graag van u, hoe u denkt dat het zeker stellen dat er sprake is van hoofdzakelijk gebruik bij de eerste woning sparen en beleggen het beste te bepalen is.
b. In het voorgestelde ontwerp kan voor wat betreft onroerende zaken één woning (per huishouden) onder het forfait eerste woning sparen en beleggen vallen. Wanneer deze niet meer voldoet aan het criterium ‘hoofdzakelijk voor eigen gebruik’, maar bijvoorbeeld het gehele jaar wordt verhuurd, wordt de woning verplaatst naar een vermogenswinstregime voor onroerende zaken. Om arbitrage te voorkomen en het voor de belastingplichtige en Belastingdienst eenvoudig te houden, wordt voorgesteld dat de woning daarna niet meer terug kan naar het regime van het forfait voor de eerste woning sparen en beleggen. Ook niet wanneer deze daarna weer voor hoofdzakelijk eigen gebruik wordt gebruikt. Wij vragen uw input ten aanzien van dit voorstel, waar een afweging gemaakt moet worden tussen het voorkomen van arbitrage en uitvoerbaarheid én de feiten en omstandigheden die zich bij belastingplichtigen kunnen voordoen.
a. Zoals eerder vermeld eerste woning forfait is diefstal van eigendom. Het alternatief op de 70% regel is weer overcomplex. De 70% regel lijkt me een betere indicatie om aan te tonen dat dit het hoofdzakelijk eigen gebruik betreft.
b. Dit voorstel is overcomplex en niet eerlijk. Wanneer de woning weer terugvalt in de criteria 'hoofdzakelijk voor eigen gebruik' dan dient deze weer dusdanig belast te worden. Als dit voor de belastingdienst lastig te controleren is of niet uitvoerbaar dan moet de burger hier niet de dupe van zijn.

Vraag7

Afbakening startende innovatieve onderneming
Voorgesteld wordt om de waardemutaties van aandelen in startende innovatieve ondernemingen (startups en scale-ups) niet jaarlijks in de heffing te betrekken maar gecumuleerd bij verkoop (vermogenswinstbelasting). Voor de afbakening is het nodig om een definitie op te stellen. Voor zowel burgers die gebruik maken van de regeling als de Belastingdienst in het kader van de controle en handhaving is het van belang dat de voorwaarden voor toepassing van de regeling objectief kunnen worden bepaald. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de leeftijd en omvang van de onderneming, het aantal werknemers, de niet-verhandelbaarheid van de aandelen op een gereglementeerde markt, enzovoort. Het hanteren van algemene begrippen of open normen zoals ‘innovatief’ of ‘risicovolle investeringen’ kan leiden tot onzekerheid over het kunnen toepassen van de regeling en tot discussies tussen burgers en de inspecteur over de interpretatie van deze begrippen.

Wij vernemen graag van u welke objectief bepaalbare elementen u geschikt en wenselijk acht om de aandelen in startende innovatieve ondernemingen af te bakenen.
Geen aparte afbakeningen en uitzonderingen. Als hierdoor het vestigingsklimaat voor startende innovatieve ondernemingen niet meer interessant is, dan dient de belasting over de hele linie verlaagd te worden niet weer voor een specifieke groep.