Wet werkelijk rendement box 3

Reactie

Naam Anoniem
Plaats Amstelveen
Datum 10 oktober 2023

Vraag1

Algemeen
Wat vindt u van het voorstel in algemene zin?
Hieronder zijn vragen over enkele specifieke onderdelen van het voorstel opgenomen. U kunt hierop reageren als u hierover uw mening wilt geven.
De vermogensaanwasbelasting is niet erg zuiver. Het is nog steeds in de lijn van fictieve rendementen, door de waarde te bepalen aan de hand van zgn. dagkoersen.
Zuiverder zou zijn om belasting te heffen over het werkelijk gerealiseerde rendement (bij verkoop, overdracht, enz.), d.w.z. vermogenswinstbelasting.
Zo is een waardestijging van aandelen is nog geen werkelijk rendement, dat is het pas als men de aandelen te gelde maakt (bij verkoop, overdracht, enz.). De waarde op een bepaald moment kan (sterk) afwijken van de waarde bij verkoop.
Het is alsof een bedrijf winstbelasting zou moeten betalen over nog niet gerealiseerde verkoop, door aan de hand van de voorraad en de (actuele) verkoopprijs minus kosten de (toekomstige) winst te berekenen, en hierop winstbelasting toe te passen.
Ook is de dynamiek van de aandelenmarkt vrij sterk, wat de waardeontwikkeling sterk kan beïnvloeden.
Voorbeeld: In 2008 gingen de aandelen (gemiddeld) met 50% omlaag. Om de originele waarde weer te herstellen heb je 100% waardegroei nodig. Grofweg is dit 10 jaar lang een rendement van 10% om weer op het oude waardeniveau te komen.
Het voorbeeld geeft een periode aan met lagere groei en/of recessie, periode waarin belastinginkomsten hard nodig zijn maar weg zullen vallen door de negatieve rendementen, als men de ongerealiseerde waardestijging zou belasten.
Als alternatief een pure vermogensbelasting (men betaalt immers ook belasting over de eventuele vermogensgroei). Zo kan iedereen zelf bepalen waar en hoe men het vermogen alloceert, zonder rekening te hoeven houden met (ingewikkelde) fiscale regels.
Het verschil tussen een belasting op (on)gerealiseerd rendement is dat men dit eenmalig doet, terwijl bij een vermogensbelasting men ieder jaar opnieuw over het totale vermogen (inclusief rendementen) belasting betaalt.

Vraag2

Beleidsmatige afwegingen
a. Hoe staat u tegenover het voorgestelde systeem, dat een hybride karakter heeft en elementen van vermogensaanwas-, vermogenswinst-, en forfaitaire belasting omvat?
b. Hoe verhoudt dit zich tot alternatieven zoals een volledige vermogenswinst- of vermogensaanwasbelasting, of een vermogensbelasting?
c. Wat vindt u van de keuze voor een vermogensaanwasbelasting als primaire regeling?
d. Welke overwegingen heeft u met betrekking tot de uitzondering voor de eerste woning in box 3 voor eigen gebruik, en welke voordelen en nadelen ziet u hierin?
e. Het forfait voor de eerste woning in box 3 omvat het gehele rendement inclusief kosten, waaronder financieringskosten. Wat vindt u hiervan?
f. Hoe staat u tegenover de uitzondering voor aandelen van familiebedrijven en startups?
g. Vindt u dat de gekozen forfaits resulteren in een evenredige belastingdruk over de verschillende vermogenscategorieën? Zo ja, waarom, en zo nee, waarom niet?
h. Wat is uw visie op het onderscheid tussen het belasten van eigen gebruik van een onroerende zaak onder het vermogenswinstregime (via een forfait) en het belasten van een verhuurde onroerende zaak (gebaseerd op werkelijke huurinkomsten minus kosten en het activeren van verbeteringen)?
2 a) Een vermogensaanwas is nog geen werkelijk (gerealiseerd) rendement, maar nog steeds een fictief rendement. Voor de particulier en voor de overheid is dit de minst gunstige regeling. Omdat de aandelenmarkt sterke fluctuaties kent, zal er in sommige jaren (te) veel belasting geheven worden, in andere jaren vele malen (veel) minder.
2 b) Een vermogensbelasting (zoals dat feitelijk tot voor kort was, maar dan zonder het woord rendement), is de eenvoudigste belasting. Iedereen kan dan, zonder rekening te hoeven houden met fiscale regels, zijn vermogen aanwenden zoals men het beste denkt. Wel kunnen er speciale regelingen zijn voor zaken die men niet makkelijk te gelde maakt, zoals bijv. vakantiewoning e.d., waar men pas bij verkoop winstbelasting toepast.
2 c) Niet zuiver, omdat dit nog geen werkelijk (gerealiseerd) rendement inhoudt. Alleen bij verkoop of overdracht weet men wat het werkelijke rendement is. Een ander nadeel is dat er jaren zijn met (soms forse) waardestijging en andere jaren met (forse) waardevermindering. Men zal dan voorzieningen moeten treffen om bij een waardevermindering eventueel de te veel betaalde belasting terug te kunnen geven. Voor de particulier betekent het dat in jaren met forse waardegroei men (heel) veel belasting zal moeten betalen. Voor de overheid betekent het dat in jaren met sterke waardedaling de inkomsten in box 3 zullen wegvallen, soms voor langere tijd.
2 d) Het is niet helemaal duidelijk wat men bedoelt in eerste woning in box 3, is dit gelijk aan de eigen woning als hoofdverblijf? De eigen woning (hoofdverblijf) is geen belegging, het (afgeloste) eigen huis is eerder een deel van de pensioenvoorziening, zijnde aan de uitgeefkant (minder woonkosten). Zo zijn pensioenaanspraken immers ook niet als vermogen of vermogensgroei belast (alleen de box 1 uitgestelde belasting). Beter zou het zijn om de hypotheekrenteaftrek en vooral het eigenwoningforfait op termijn volledig af te schaffen.

Vraag3

Gedragseffecten
a. Welke gedragseffecten verwacht u als gevolg van de hybride aard van het stelsel, met name met betrekking tot de uitzondering van vermogensaanwas op vastgoed, aandelen van familiebedrijven en startups? In welke mate verwacht u dat deze effecten zullen optreden?
b. In welke mate denkt u dat het stelsel mogelijkheden biedt voor belastingarbitrage, zowel binnen het hybride stelsel als in relatie tot box 2? Hoe verschilt dit volgens u van het huidige (overbruggings)stelsel?
3 a) De uitzondering van vermogensaanwasbelasting op vastgoed is beter dan de huidige regeling waarin men over de tweede woning belasting betaalt over de waarde, ook al heeft men geen inkomsten uit deze woning. Dus alleen belasting betalen bij verkoop. Dit geeft wat meer mogelijkheden en rust voor mensen om een vakantiewoning of een woning voor studerende kinderen te kunnen kopen.