Wet werkelijk rendement box 3

Reactie

Naam Anoniem
Plaats Zaandam
Datum 23 september 2023

Vraag1

Algemeen
Wat vindt u van het voorstel in algemene zin?
Hieronder zijn vragen over enkele specifieke onderdelen van het voorstel opgenomen. U kunt hierop reageren als u hierover uw mening wilt geven.
Ik mis de correctie voor inflatie. Er wordt gesproken over rendement, maar dat is overal het bruto rendement en dat klopt niet. Het bruto rendement dient eerst te worden gecorrigeerd voor inflatie en pas over het netto rendement dat daarna ontstaat dient belasting te worden geheven. Een voorbeeld: Iemand maakt in Box 3 een bruto rendement van 6% en de inflatie bedraagt 4%. Dan bedraagt het netto rendement dus 2% en dient er alleen belasting te worden betaald over het netto rendement van 2%.

Vraag2

Beleidsmatige afwegingen
a. Hoe staat u tegenover het voorgestelde systeem, dat een hybride karakter heeft en elementen van vermogensaanwas-, vermogenswinst-, en forfaitaire belasting omvat?
b. Hoe verhoudt dit zich tot alternatieven zoals een volledige vermogenswinst- of vermogensaanwasbelasting, of een vermogensbelasting?
c. Wat vindt u van de keuze voor een vermogensaanwasbelasting als primaire regeling?
d. Welke overwegingen heeft u met betrekking tot de uitzondering voor de eerste woning in box 3 voor eigen gebruik, en welke voordelen en nadelen ziet u hierin?
e. Het forfait voor de eerste woning in box 3 omvat het gehele rendement inclusief kosten, waaronder financieringskosten. Wat vindt u hiervan?
f. Hoe staat u tegenover de uitzondering voor aandelen van familiebedrijven en startups?
g. Vindt u dat de gekozen forfaits resulteren in een evenredige belastingdruk over de verschillende vermogenscategorieën? Zo ja, waarom, en zo nee, waarom niet?
h. Wat is uw visie op het onderscheid tussen het belasten van eigen gebruik van een onroerende zaak onder het vermogenswinstregime (via een forfait) en het belasten van een verhuurde onroerende zaak (gebaseerd op werkelijke huurinkomsten minus kosten en het activeren van verbeteringen)?
a. Ontzettend complex systeem en duur in de uitvoering en handhaving.
b. Houd het gewoon lekker simpel en voer een vermogensbelasting in waarin rekening wordt gehouden met de inflatie.
c. Als er een keuze moet worden gemaakt tussen vermogensaanwas en vermogenswinst, kies dan voor vermogenswinst en laat vermogensaanwas achterwege. Elk forfait moet worden voorkomen.
d. De eerste woning in Box 3 zou helemaal niet behoren te worden belast. Het kan een vakantiewoning zijn voor eigen gebruik waar helemaal geen of nauwelijks rendement mee wordt behaald. En als er wel rendement wordt behaald, is het vaak uit verhuur. Door dat onbelast te laten, stimuleer je de verhuur en is de noodzaak voor een hogere huur minder groot. Dat is goed voor het woningtekort.
e. Bijzonder slecht idee omdat elke tweede woning anders is maar als je deze kant op gaat, moet je naast met financieringskosten ook rekening houden met onderhoudskosten, verzekeringen, belastingen en inflatie.
f. Eigenlijk zou je altijd moeten streven naar belastingheffing bij realisatie en niet alleen voor deze uitzonderingen.
g. Er is te veel verscheidenheid waardoor een forfait altijd onevenwichtig zal zijn.
h. Er moet geen onderscheid worden gemaakt en zeker geen forfait worden gebruikt. Laat ook de huurinkomsten onbelast om lagere huren te stimuleren en zo meer woningen beschikbaar te krijgen voor verhuur.

Vraag3

Gedragseffecten
a. Welke gedragseffecten verwacht u als gevolg van de hybride aard van het stelsel, met name met betrekking tot de uitzondering van vermogensaanwas op vastgoed, aandelen van familiebedrijven en startups? In welke mate verwacht u dat deze effecten zullen optreden?
b. In welke mate denkt u dat het stelsel mogelijkheden biedt voor belastingarbitrage, zowel binnen het hybride stelsel als in relatie tot box 2? Hoe verschilt dit volgens u van het huidige (overbruggings)stelsel?
a. Bij elk stelsel zullen gedragseffecten optreden. Dat kun je ook niet voorkomen en moet je ook niet willen. Probeer het vooral simpel te houden en probeer niet elk potentieel gedragseffect uit te sluiten.
b. Bij elk stelsel zal worden geprobeerd belastingarbitrage toe te passen. Dat kun je ook niet uitsluiten en moet je ook niet willen. Probeer het vooral simpel te houden en probeer niet elk arbitrage effect uit te sluiten. Het huidige overbruggingsstelsel is het slechtste stelsel wat ooit is bedacht en leidt door zijn onevenwichtigheid en oneerlijkheid tot zowel gedragseffecten als onderzoek naar arbitrage. Hoe slechter het stelsel, hoe meer er zal worden geprobeerd om via arbitrage enige rechtvaardigheid te verkrijgen.

Vraag4

Valutaresultaten behaald met banktegoeden
Voorgesteld wordt om alle voordelen die worden behaald met bezittingen en schulden in de heffing te betrekken. Bij banktegoeden in euro’s bestaat het voordeel doorgaans alleen uit de ontvangen rente. Bij banktegoeden die worden aangehouden in vreemde valuta zal daarnaast sprake zijn van waardemutaties als gevolg van wisselende valutakoersen. Een valutaresultaat kan positief of negatief zijn. Voor de berekening van de valutaresultaten dienen alle stortingen en onttrekkingen van de bankrekening afzonderlijk te worden omgerekend in euro’s tegen de valutakoers ten tijde van de betreffende storting of de onttrekking. Een dergelijke exercitie is complex, met name indien sprake is van veel transacties. Nederlandse financiële instellingen geven aan dat zij - naast de stand op 1 januari, 31 december en het bedrag aan rente - alleen het totaalbedrag van stortingen en onttrekkingen in een bepaald jaar kunnen renseigneren. Vanuit praktisch oogpunt is in het conceptwetsvoorstel voorgesteld om valutaresultaten van banktegoeden die worden aangehouden in vreemde valuta buiten beschouwing te laten en enkel de ontvangen rente te belasten. De in vreemde valuta ontvangen rente kan bijvoorbeeld tegen een gemiddelde jaarkoers of koers per einde jaar worden omgerekend in euro’s.

Wij vragen uw input ten aanzien van het dilemma tussen de zuivere benadering waarbij (positieve en negatieve) waardeontwikkelingen van banktegoeden wel in de heffing worden betrokken en de voorgestelde praktische benadering waarbij alleen de ontvangen rente is belast. Als u vindt dat waardeontwikkelingen in de heffing betrokken moeten worden, zou dat volgens u op basis van een vermogensaanwas- of vermogenswinstbelasting moeten?
Houd het simpel en laat valuta effecten voor wat het is. Reken het rendement in vreemde valuta om tegen de koers op het moment dat het rendement wordt uitgekeerd.

Vraag5

Aftrekbaarheid van rente van consumptieve schulden
In het huidige box 3-stelsel verlagen schulden de rendementsgrondslag op basis waarvan het forfaitaire inkomen wordt berekend. In box 3 vallen alle schulden van burgers die niet in box 1 (bijvoorbeeld voor de eigenwoning) of in box 2 (financiering van een aanmerkelijk belang) in de heffing worden betrokken. Niet vereist is dat sprake is van een causaal verband tussen de schuld en de bezitting in box 3. Schulden voor consumptiedoeleinden, zoals een auto of een vakantie, verlagen zodoende de rendementsgrondslag ondanks dat de auto doorgaans niet als bezitting is belast in box 3. In het huidige box 3-stelsel leidt een negatieve rendementsgrondslag (schulden zijn groter dan de bezittingen) niet tot een negatief inkomen. In het nieuwe box 3-stelsel is de rente van schulden aftrekbaar van het inkomen uit bezittingen en schulden. Ook hierbij is niet vereist dat de schulden waarvan de rente aftrekbaar is, moet zijn aangewend voor de aanschaf van een bezitting die in box 3 is belast. De rente van een lening voor bijvoorbeeld een vakantie is zodoende aftrekbaar. Nieuw is dat het inkomen uit box 3 wel negatief kan zijn als de (rente)kosten en negatieve waardemutaties groter zijn dan de inkomsten en positieve waardemutaties van bezittingen in een bepaald jaar.

Dit roept de vraag op of de aftrekbaarheid van rente van consumptieve schulden beperkt moet worden in het nieuwe stelsel. Wat vindt u hiervan?
Heel soms is precies te achterhalen waar welke schuld precies voor is gebruikt, maar veel vaker is dat niet het geval. Neem daarom alle (niet Box 2 en Box 3) schulden gewoon mee op dezelfde manier. En bij een negatief totaal inkomen in Box 3 kan dit in de tijd zowel voorwaarts als achterwaarts onbeperkt worden verrekend.

Vraag6

Onroerende zaken
a. Om onder het forfait voor de eerste woning sparen en beleggen te vallen, moet sprake zijn van hoofdzakelijk eigen gebruik van de (vakantie)woning. Dit is 70%. Onder het voorstel wordt dit bepaald door weken en dagen te tellen. Een andere mogelijkheid zou zijn om bijvoorbeeld uit te gaan van een maximale huuropbrengst in verhouding tot de WOZ-waarde om zeker te stellen dat de woning vooral voor eigen gebruik is. Wij vernemen graag van u, hoe u denkt dat het zeker stellen dat er sprake is van hoofdzakelijk gebruik bij de eerste woning sparen en beleggen het beste te bepalen is.
b. In het voorgestelde ontwerp kan voor wat betreft onroerende zaken één woning (per huishouden) onder het forfait eerste woning sparen en beleggen vallen. Wanneer deze niet meer voldoet aan het criterium ‘hoofdzakelijk voor eigen gebruik’, maar bijvoorbeeld het gehele jaar wordt verhuurd, wordt de woning verplaatst naar een vermogenswinstregime voor onroerende zaken. Om arbitrage te voorkomen en het voor de belastingplichtige en Belastingdienst eenvoudig te houden, wordt voorgesteld dat de woning daarna niet meer terug kan naar het regime van het forfait voor de eerste woning sparen en beleggen. Ook niet wanneer deze daarna weer voor hoofdzakelijk eigen gebruik wordt gebruikt. Wij vragen uw input ten aanzien van dit voorstel, waar een afweging gemaakt moet worden tussen het voorkomen van arbitrage en uitvoerbaarheid én de feiten en omstandigheden die zich bij belastingplichtigen kunnen voordoen.
a. Dagen en weken tellen maakt het nodeloos complex en foutgevoelig. Maximale huuropbrengst/WOZ verhouding is al een veel betere. Nog beter zou het zijn om de eerste Box 3 woning geheel buiten de belasting te laten.
b. Een woning moet altijd weer terug kunnen als de omstandigheden veranderen. Als dat niet wordt toegestaan, ontstaat ongelijkheid tussen belastingplichtigen en kun je de lawine aan bezwaarschriften al weer zien aankomen.

Vraag7

Afbakening startende innovatieve onderneming
Voorgesteld wordt om de waardemutaties van aandelen in startende innovatieve ondernemingen (startups en scale-ups) niet jaarlijks in de heffing te betrekken maar gecumuleerd bij verkoop (vermogenswinstbelasting). Voor de afbakening is het nodig om een definitie op te stellen. Voor zowel burgers die gebruik maken van de regeling als de Belastingdienst in het kader van de controle en handhaving is het van belang dat de voorwaarden voor toepassing van de regeling objectief kunnen worden bepaald. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de leeftijd en omvang van de onderneming, het aantal werknemers, de niet-verhandelbaarheid van de aandelen op een gereglementeerde markt, enzovoort. Het hanteren van algemene begrippen of open normen zoals ‘innovatief’ of ‘risicovolle investeringen’ kan leiden tot onzekerheid over het kunnen toepassen van de regeling en tot discussies tussen burgers en de inspecteur over de interpretatie van deze begrippen.

Wij vernemen graag van u welke objectief bepaalbare elementen u geschikt en wenselijk acht om de aandelen in startende innovatieve ondernemingen af te bakenen.
Alle bedrijven met minder dan 5 werknemers en ook alle bedrijven jonger dan 5 jaar zouden hier onder kunne vallen. Dit is eenvoudig controleerbaar.

Bijlage