Wet werkelijk rendement box 3

Reactie

Naam Anoniem
Plaats Lunteren
Datum 20 oktober 2023

Vraag1

Algemeen
Wat vindt u van het voorstel in algemene zin?
Hieronder zijn vragen over enkele specifieke onderdelen van het voorstel opgenomen. U kunt hierop reageren als u hierover uw mening wilt geven.
NSW landgoederen worden op deze manier veel te zwaar belast. Dit zal geen stand kunnen houden.
De grond is vrijgesteld maar de bebouwing niet. Waar aan voorbij gegaan wordt, is dat een groot gedeelte van de kosten in de grond (natuur) zitten, en deze kunnen dus niet worden afgetrokken van de opbrengsten (meestal in de bebouwing)
Ook wordt voorbij gegaan aan de waarde van de grond, welke een negatief rendament heeft. daar is echter wel veel in geïnvesteerd.
NSW landgoederen werden in het verleden lager belast, omdat ze een laag rendement hebben ten opzichte van andere investeringen. Er wordt door de overheid in de huidige regelgeving gesteld dat investeringen 6,17% rendement zullen opbrengen en daar wordt 32% belasting over geheven. Dat betekend dat er netto, na belastingen, 4,2% overblijft. Dat wordt bij een NSW landgoed zelfs bruto lang niet gehaald, dus als de overheid natuur en landgoederen wil stimuleren en/of behouden, zou ook de bebouwing van een NSW landgoed ook moeten worden vrijgesteld, zodat er geen belasting wordt betaald.
Indien een NSW landgoed in een BV is ondergebracht, veelal om het bij vererving bij elkaar te houden, wordt deze BV verplicht transparant, dus daar is ook geen oplossing.
Ook zal bij overdracht van het NSW afgerekend moeten worden over vermogensaanwas, wat dus ook zal gelden bij vererving? Dit terwijl er geen geld beschikbaar komt. Het grote probleem daarbij is dat het voorstel geen rekening houdt met inflatie. Als een landgoed 30 jaar in bezit is van 1 generatie, zal de volgende generatie bij vererving of schenking dus belasting moeten betalen over de inflatie.

Zie bijvoegsel

Vraag2

Beleidsmatige afwegingen
a. Hoe staat u tegenover het voorgestelde systeem, dat een hybride karakter heeft en elementen van vermogensaanwas-, vermogenswinst-, en forfaitaire belasting omvat?
b. Hoe verhoudt dit zich tot alternatieven zoals een volledige vermogenswinst- of vermogensaanwasbelasting, of een vermogensbelasting?
c. Wat vindt u van de keuze voor een vermogensaanwasbelasting als primaire regeling?
d. Welke overwegingen heeft u met betrekking tot de uitzondering voor de eerste woning in box 3 voor eigen gebruik, en welke voordelen en nadelen ziet u hierin?
e. Het forfait voor de eerste woning in box 3 omvat het gehele rendement inclusief kosten, waaronder financieringskosten. Wat vindt u hiervan?
f. Hoe staat u tegenover de uitzondering voor aandelen van familiebedrijven en startups?
g. Vindt u dat de gekozen forfaits resulteren in een evenredige belastingdruk over de verschillende vermogenscategorieën? Zo ja, waarom, en zo nee, waarom niet?
h. Wat is uw visie op het onderscheid tussen het belasten van eigen gebruik van een onroerende zaak onder het vermogenswinstregime (via een forfait) en het belasten van een verhuurde onroerende zaak (gebaseerd op werkelijke huurinkomsten minus kosten en het activeren van verbeteringen)?
a. toch weer een erg gecompliceerde regeling, welke geen recht doet aan het werkelijk genoten inkomen. Hoeveel middenstanders en ZZP'ers hebben geen pensioen, en hebben dus over hun volledige inkomen belasting betaald, en wat netto overblijft, geïnvesteerd in OG., terwijl werknemers hun pensioenpot hebben gevuld met bruto inkomen, en pas betalen bij realisatie. De eerste groep betaald dus twee keer, en betalen ook zelfs nog belasting over de inflatie!

b. Werkelijk genoten inkomen zou belast moeten worden, dus:

- rente op geld op de bank kan worden belast, maar de inflatie over dat geld kan als belastingvrijstelling worden afgetrokken. Dan ontstaat netto en reele winst en deze zou je kunnen optellen bij box 1 en daar belasten

- Aandelen kunnen worden belast in Box 2, het zelfde als aanmerkelijk belang. Dat kan eenvoudig door de grens van aanmerkelijk belang naar 0% te zetten. Dan zijn start ups e.d. ook vrijgesteld tot er winst gehaald wordt.

- Onroerend goed kan worden belast tegen werkelijk rendement. Voor onderhoud en kosten kan een keuze van een % van de waarde worden genomen (voor simpele administratie) voor particulieren en grotere OG beleggers tegen werkelijke kosten. Elk jaar kan een "verkrijgingsprijs" als waarde in de balans van 31-12 worden opgenomen: Dat is de verkrijgingsprijs van 01-01, minus hypotheek =(is eigen vermogen) maal inflatie, en dat optellen bij de verkrijgingsprijs van 01-01. Dan groeit de (fictieve) verkrijgingsprijs met de inflatie mee, en bij verkoop moet over het meerdere belasting worden betaald.

h. Als er geen inkomen is, moet er ook niet belast worden.

Vraag3

Gedragseffecten
a. Welke gedragseffecten verwacht u als gevolg van de hybride aard van het stelsel, met name met betrekking tot de uitzondering van vermogensaanwas op vastgoed, aandelen van familiebedrijven en startups? In welke mate verwacht u dat deze effecten zullen optreden?
b. In welke mate denkt u dat het stelsel mogelijkheden biedt voor belastingarbitrage, zowel binnen het hybride stelsel als in relatie tot box 2? Hoe verschilt dit volgens u van het huidige (overbruggings)stelsel?
a. Einde NSW landgoederen. In vastgoed kan in principe in NL dan niet meer belegd worden. Mensen die voor eigen pensioen moeten zorgen en dat in vastgoed hebben belegd, hebben nu al een heel groot probleem vanwege de aanpassingen. De huisjes melkers daarentegen zullen alleen maar de huren verhogen, dus niemand krijgt nog een huurwoning voor een redelijke prijs.
Het wordt allemaal zo gecompliceerd dat de "gewone man" het niet meer begrijpt en dus alleen maar geld op de bank kan zetten, of iets in Spanje kan kopen.
b. Het huidige overbruggingsstelsel is tijdelijk en ik meen dat mensen "deze rit" willen uitzitten. Wat grotere beleggers zullen misschien een BV oprichten en daar de beleggingen in onder brengen, zodat het box 2 wordt. De rest doet niet meer mee, want het wordt veel te moeilijk en onoverzichtelijk.

Vraag4

Valutaresultaten behaald met banktegoeden
Voorgesteld wordt om alle voordelen die worden behaald met bezittingen en schulden in de heffing te betrekken. Bij banktegoeden in euro’s bestaat het voordeel doorgaans alleen uit de ontvangen rente. Bij banktegoeden die worden aangehouden in vreemde valuta zal daarnaast sprake zijn van waardemutaties als gevolg van wisselende valutakoersen. Een valutaresultaat kan positief of negatief zijn. Voor de berekening van de valutaresultaten dienen alle stortingen en onttrekkingen van de bankrekening afzonderlijk te worden omgerekend in euro’s tegen de valutakoers ten tijde van de betreffende storting of de onttrekking. Een dergelijke exercitie is complex, met name indien sprake is van veel transacties. Nederlandse financiële instellingen geven aan dat zij - naast de stand op 1 januari, 31 december en het bedrag aan rente - alleen het totaalbedrag van stortingen en onttrekkingen in een bepaald jaar kunnen renseigneren. Vanuit praktisch oogpunt is in het conceptwetsvoorstel voorgesteld om valutaresultaten van banktegoeden die worden aangehouden in vreemde valuta buiten beschouwing te laten en enkel de ontvangen rente te belasten. De in vreemde valuta ontvangen rente kan bijvoorbeeld tegen een gemiddelde jaarkoers of koers per einde jaar worden omgerekend in euro’s.

Wij vragen uw input ten aanzien van het dilemma tussen de zuivere benadering waarbij (positieve en negatieve) waardeontwikkelingen van banktegoeden wel in de heffing worden betrokken en de voorgestelde praktische benadering waarbij alleen de ontvangen rente is belast. Als u vindt dat waardeontwikkelingen in de heffing betrokken moeten worden, zou dat volgens u op basis van een vermogensaanwas- of vermogenswinstbelasting moeten?
Lijkt me redelijk, omdat het anders wel erg complex wordt, maar misschien een maximum bedrag aan transactie(s) koppelen, en daarboven wel een gedegen aangifte te laten doen. Er zijn immers ook speculanten die de kost verdienen aan valuta transacties.

Vraag5

Aftrekbaarheid van rente van consumptieve schulden
In het huidige box 3-stelsel verlagen schulden de rendementsgrondslag op basis waarvan het forfaitaire inkomen wordt berekend. In box 3 vallen alle schulden van burgers die niet in box 1 (bijvoorbeeld voor de eigenwoning) of in box 2 (financiering van een aanmerkelijk belang) in de heffing worden betrokken. Niet vereist is dat sprake is van een causaal verband tussen de schuld en de bezitting in box 3. Schulden voor consumptiedoeleinden, zoals een auto of een vakantie, verlagen zodoende de rendementsgrondslag ondanks dat de auto doorgaans niet als bezitting is belast in box 3. In het huidige box 3-stelsel leidt een negatieve rendementsgrondslag (schulden zijn groter dan de bezittingen) niet tot een negatief inkomen. In het nieuwe box 3-stelsel is de rente van schulden aftrekbaar van het inkomen uit bezittingen en schulden. Ook hierbij is niet vereist dat de schulden waarvan de rente aftrekbaar is, moet zijn aangewend voor de aanschaf van een bezitting die in box 3 is belast. De rente van een lening voor bijvoorbeeld een vakantie is zodoende aftrekbaar. Nieuw is dat het inkomen uit box 3 wel negatief kan zijn als de (rente)kosten en negatieve waardemutaties groter zijn dan de inkomsten en positieve waardemutaties van bezittingen in een bepaald jaar.

Dit roept de vraag op of de aftrekbaarheid van rente van consumptieve schulden beperkt moet worden in het nieuwe stelsel. Wat vindt u hiervan?
Als je een woning koopt als belegging, en deze betaald met eigen geld, en daarna een auto koopt met krediet, is er in feite geen verschil met een hogere hypotheek op het onroerend goed gebruiken voor de auto het eigen geld te gebruiken. Daarom zou het veel simpeler zijn als je rente op alle schulden aftrekt van de opbrengsten.

Vraag6

Onroerende zaken
a. Om onder het forfait voor de eerste woning sparen en beleggen te vallen, moet sprake zijn van hoofdzakelijk eigen gebruik van de (vakantie)woning. Dit is 70%. Onder het voorstel wordt dit bepaald door weken en dagen te tellen. Een andere mogelijkheid zou zijn om bijvoorbeeld uit te gaan van een maximale huuropbrengst in verhouding tot de WOZ-waarde om zeker te stellen dat de woning vooral voor eigen gebruik is. Wij vernemen graag van u, hoe u denkt dat het zeker stellen dat er sprake is van hoofdzakelijk gebruik bij de eerste woning sparen en beleggen het beste te bepalen is.
b. In het voorgestelde ontwerp kan voor wat betreft onroerende zaken één woning (per huishouden) onder het forfait eerste woning sparen en beleggen vallen. Wanneer deze niet meer voldoet aan het criterium ‘hoofdzakelijk voor eigen gebruik’, maar bijvoorbeeld het gehele jaar wordt verhuurd, wordt de woning verplaatst naar een vermogenswinstregime voor onroerende zaken. Om arbitrage te voorkomen en het voor de belastingplichtige en Belastingdienst eenvoudig te houden, wordt voorgesteld dat de woning daarna niet meer terug kan naar het regime van het forfait voor de eerste woning sparen en beleggen. Ook niet wanneer deze daarna weer voor hoofdzakelijk eigen gebruik wordt gebruikt. Wij vragen uw input ten aanzien van dit voorstel, waar een afweging gemaakt moet worden tussen het voorkomen van arbitrage en uitvoerbaarheid én de feiten en omstandigheden die zich bij belastingplichtigen kunnen voordoen.
Gewoon belasten op inkomen. Geen inkomen, geen belasting! Vast forfait van de WOZ waarde aftrekbaar maken van de opbrengst, en bij meer dan 3 objecten dit als onderneming zien.
Wat maakt het voor veschil of iemand 1 woning van 1 mln heeft, of zijn collega een appartement van 500K en daarnaast een vakantie woning van 300K? En dan koopt de laatste er misschien nog een appartement bij voor zijn studerende kind in een andere stad. Ze wonen beiden even duur toch? Maar de laatste kan alleen van het appartement de hypotheekrente aftrekken!

Vraag7

Afbakening startende innovatieve onderneming
Voorgesteld wordt om de waardemutaties van aandelen in startende innovatieve ondernemingen (startups en scale-ups) niet jaarlijks in de heffing te betrekken maar gecumuleerd bij verkoop (vermogenswinstbelasting). Voor de afbakening is het nodig om een definitie op te stellen. Voor zowel burgers die gebruik maken van de regeling als de Belastingdienst in het kader van de controle en handhaving is het van belang dat de voorwaarden voor toepassing van de regeling objectief kunnen worden bepaald. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de leeftijd en omvang van de onderneming, het aantal werknemers, de niet-verhandelbaarheid van de aandelen op een gereglementeerde markt, enzovoort. Het hanteren van algemene begrippen of open normen zoals ‘innovatief’ of ‘risicovolle investeringen’ kan leiden tot onzekerheid over het kunnen toepassen van de regeling en tot discussies tussen burgers en de inspecteur over de interpretatie van deze begrippen.

Wij vernemen graag van u welke objectief bepaalbare elementen u geschikt en wenselijk acht om de aandelen in startende innovatieve ondernemingen af te bakenen.
Ik wind dat veel te gecompliceerd. Veel makelijker aandelen (altijd) in Box 2 onder te brengen (aanmerkelijk belang op 0% zetten). dan is alles geregeld.

Bijlage