Wet werkelijk rendement box 3

Reactie

Naam Anoniem
Plaats Heerlen
Datum 9 september 2023

Vraag1

Algemeen
Wat vindt u van het voorstel in algemene zin?
Hieronder zijn vragen over enkele specifieke onderdelen van het voorstel opgenomen. U kunt hierop reageren als u hierover uw mening wilt geven.
Het percentage van meer dan 30% belasting op rendement lijkt mij investeerders en beleggers vooral af te gaan schrikken en uiteindelijk te zorgen voor minder investeringen in woningen. Juist de onderlaag van de samenleving met weinig inkomen heeft deze investeringen nodig. Een tarief van 15% zou mij meer passend lijken om beleggen interessant te houden.
Daarnaast is onbekend of de winstbelasting op vastgoed in bezit vanaf 2027 de waarde-winst vanaf moment van aankoop voor 2027 of de waarde-winst vanaf 2027 op de WOZ-waarde wil gaan belasten.
Daarnaast lijkt dit plan voor de staat een volatiele bron van inkomsten te genereren, waardoor mijn visie zou zijn dat de originele vermogensrendementsheffing van 1,2% wellicht beter was voor vastgoedeigenaren en dit er ook voor zorgde dat er voldoende woningen in de huursector beschikbaar kwamen. Indien winst-belasting op de waardeontwikkeling voor 2027 geheven zou worden bij verkoop na 2027 creëer je tevens het probleem dat er discriminatie plaatsvindt van vastgoed beleggers welke voor en welke na 2027 hun vastgoed verkopen, dit dient te worden voorkomen voor een juridisch houdbaar voorstel en daarom zou mijn voorstel zijn om de winst ten opzichte van de woz-waarde met peildatum 1 januari 2027 te belasten op een moment van verkoop vastgoed na 2027.

Vraag2

Beleidsmatige afwegingen
a. Hoe staat u tegenover het voorgestelde systeem, dat een hybride karakter heeft en elementen van vermogensaanwas-, vermogenswinst-, en forfaitaire belasting omvat?
b. Hoe verhoudt dit zich tot alternatieven zoals een volledige vermogenswinst- of vermogensaanwasbelasting, of een vermogensbelasting?
c. Wat vindt u van de keuze voor een vermogensaanwasbelasting als primaire regeling?
d. Welke overwegingen heeft u met betrekking tot de uitzondering voor de eerste woning in box 3 voor eigen gebruik, en welke voordelen en nadelen ziet u hierin?
e. Het forfait voor de eerste woning in box 3 omvat het gehele rendement inclusief kosten, waaronder financieringskosten. Wat vindt u hiervan?
f. Hoe staat u tegenover de uitzondering voor aandelen van familiebedrijven en startups?
g. Vindt u dat de gekozen forfaits resulteren in een evenredige belastingdruk over de verschillende vermogenscategorieën? Zo ja, waarom, en zo nee, waarom niet?
h. Wat is uw visie op het onderscheid tussen het belasten van eigen gebruik van een onroerende zaak onder het vermogenswinstregime (via een forfait) en het belasten van een verhuurde onroerende zaak (gebaseerd op werkelijke huurinkomsten minus kosten en het activeren van verbeteringen)?
A) Het idee is goed, het percentage voor de absolute heffing is echter vrij hoog vergeleken met andere landen in Europa en buiten Europa waardoor je mogelijk emigratie van beleggers in de hand werkt waardoor steeds minder vermogen steeds zwaarder belast zou moeten worden om dezelfde belasting inkomsten te genereren. Er wordt momenteel echter geen rekening gehouden met de mogelijkheid om de overdrachtsbelasting te kunnen verrekenen met het werkelijke rendement gezien dit noodzakelijke kosten zijn voor een vastgoed belegger en momenteel wel interen op het rendement waarover belasting wordt geheven. Dit lijkt een buitensporige last en dubbel heffing voor de vastgoedbelegger.
B) Vermogensaanwasbelasting op illiquide middelen zou zeer slecht zijn omdat dit kan leiden tot een buitensporige last voor beleggers welke geen liquiditeit beschikbaar hebben. In die zin is het uitgewerkte alternatief beter.
C) Het is een nobel idee, maar heeft het risico om pro-cyclisch door te werken waardoor de staat een begrotingstekort creëert in economisch slechte tijden, wat ongewenst zou zijn. In die zin zou een absoluut forfaitair rendement beter zijn van maximaal 1,2% voor beleggingen zodat je het investeringsklimaat gunstig houdt, de bouw van woningen blijft stimuleren en het risico op belastingontwijking door fiscalisten/emigratie beperkt.
D) Dit is een goede opzet, maar mijns inziens zou het goed zijn om dit voor alle vastgoed beleggingen te laten gelden. Zo blijft beleggen in vastgoed relatief interessant ten opzichte van andere beleggingscategorieën zoals p2p-lending en etf's waardoor de bouw in Nederland gestimuleerd blijft worden wat bijdraagt aan het toegankelijk komen van woningen op de vrije markt voor de huur. Het woningtekort oplossen lijkt mijn inziens meer maatschappelijke waarde hebben dan vastgoed even zwaar belasten als obligatie fondsen en aandelen. Juist op dit moment heeft Nederland beleggers op de woningmarkt nodig die waarde toe kunnen voegen.
E) Dit lijkt mij prima
F) Positieve ontwikkeling, de definitie dient echter helder te zijn.
G) Indien je het rendement met 15% zou belasten zou het investeringsklimaat veel gunstiger blijven, wat op de lange termijn beter is voor de economie en de ontwikkeling van nieuwe woningen op de woningmarkt.
H) Waarschijnlijk zou een forfait voor al het vastgoed beter zijn voor de algehele ontwikkeling, gezien werkelijk rendement belasten met aftrek van kosten fraude gevoelig is.

Vraag3

Gedragseffecten
a. Welke gedragseffecten verwacht u als gevolg van de hybride aard van het stelsel, met name met betrekking tot de uitzondering van vermogensaanwas op vastgoed, aandelen van familiebedrijven en startups? In welke mate verwacht u dat deze effecten zullen optreden?
b. In welke mate denkt u dat het stelsel mogelijkheden biedt voor belastingarbitrage, zowel binnen het hybride stelsel als in relatie tot box 2? Hoe verschilt dit volgens u van het huidige (overbruggings)stelsel?
A) Mijn verwachting is dat beleggen en investeren niet meer interessant is in Nederland, als belegger zou ik bij implementatie van dit voorstel dan ook bij voorkeur direct emigreren naar een land waar de belastingdruk lager is voor beleggers. Nu ben ik een relatief kleine particulier, maar je ziet de grote vastgoed investeerders hun woningen al verkopen waardoor de huurmarkt enkel krapper wordt.
B) Het risico is dat fiscaal box 2 interessanter wordt vanwege het fenomeen wat je vaak bij huisartsenpraktijken ziet. Tijdens de levensduur wordt er geld vanuit de BV of Holding aan de DGA uitgeleend en bij het einde van de levensloop van een praktijk wordt deze veelal failliet verklaard zodat er geen enkele vorm van belasting over het uitstaande geld is betaald. Daarnaast biedt arbitrage tussen belastingtarieven altijd de mogelijkheid om te gaan schuiven en zou 15% ten opzichte van 35% mij een netter tarief lijken om dergelijke perikelen te voorkomen. Mijns inziens zou je moeten willen voorkomen dat de kleine belegger/burger zwaar belast wordt op vermogen, terwijl de grote beleggers de belasting ontwijken omdat zij meer slagkracht hebben met topfiscalisten. Eventueel dat een trapsgewijze tarief schaal van 15% tot 20k inkomen, 20% tot 50k inkomen uit vermogen en daarboven 30% zou leiden tot een eerlijker uitvoerbaar beleid waarbij de kleine belegger minder hard gestraft wordt.

Vraag4

Valutaresultaten behaald met banktegoeden
Voorgesteld wordt om alle voordelen die worden behaald met bezittingen en schulden in de heffing te betrekken. Bij banktegoeden in euro’s bestaat het voordeel doorgaans alleen uit de ontvangen rente. Bij banktegoeden die worden aangehouden in vreemde valuta zal daarnaast sprake zijn van waardemutaties als gevolg van wisselende valutakoersen. Een valutaresultaat kan positief of negatief zijn. Voor de berekening van de valutaresultaten dienen alle stortingen en onttrekkingen van de bankrekening afzonderlijk te worden omgerekend in euro’s tegen de valutakoers ten tijde van de betreffende storting of de onttrekking. Een dergelijke exercitie is complex, met name indien sprake is van veel transacties. Nederlandse financiële instellingen geven aan dat zij - naast de stand op 1 januari, 31 december en het bedrag aan rente - alleen het totaalbedrag van stortingen en onttrekkingen in een bepaald jaar kunnen renseigneren. Vanuit praktisch oogpunt is in het conceptwetsvoorstel voorgesteld om valutaresultaten van banktegoeden die worden aangehouden in vreemde valuta buiten beschouwing te laten en enkel de ontvangen rente te belasten. De in vreemde valuta ontvangen rente kan bijvoorbeeld tegen een gemiddelde jaarkoers of koers per einde jaar worden omgerekend in euro’s.

Wij vragen uw input ten aanzien van het dilemma tussen de zuivere benadering waarbij (positieve en negatieve) waardeontwikkelingen van banktegoeden wel in de heffing worden betrokken en de voorgestelde praktische benadering waarbij alleen de ontvangen rente is belast. Als u vindt dat waardeontwikkelingen in de heffing betrokken moeten worden, zou dat volgens u op basis van een vermogensaanwas- of vermogenswinstbelasting moeten?
Ik denk dat de risico hier niet in de benadering zit, maar in het feit dat valuta-handel en speculatie hiermee onbelast lijkt en dit dus onevenredig laag wordt belast ten opzichte van vastgoed en obligatie/ fondsrendementen.
Desalniettemin zou een praktische aanpak altijd de voorkeur moeten hebben.

Vraag5

Aftrekbaarheid van rente van consumptieve schulden
In het huidige box 3-stelsel verlagen schulden de rendementsgrondslag op basis waarvan het forfaitaire inkomen wordt berekend. In box 3 vallen alle schulden van burgers die niet in box 1 (bijvoorbeeld voor de eigenwoning) of in box 2 (financiering van een aanmerkelijk belang) in de heffing worden betrokken. Niet vereist is dat sprake is van een causaal verband tussen de schuld en de bezitting in box 3. Schulden voor consumptiedoeleinden, zoals een auto of een vakantie, verlagen zodoende de rendementsgrondslag ondanks dat de auto doorgaans niet als bezitting is belast in box 3. In het huidige box 3-stelsel leidt een negatieve rendementsgrondslag (schulden zijn groter dan de bezittingen) niet tot een negatief inkomen. In het nieuwe box 3-stelsel is de rente van schulden aftrekbaar van het inkomen uit bezittingen en schulden. Ook hierbij is niet vereist dat de schulden waarvan de rente aftrekbaar is, moet zijn aangewend voor de aanschaf van een bezitting die in box 3 is belast. De rente van een lening voor bijvoorbeeld een vakantie is zodoende aftrekbaar. Nieuw is dat het inkomen uit box 3 wel negatief kan zijn als de (rente)kosten en negatieve waardemutaties groter zijn dan de inkomsten en positieve waardemutaties van bezittingen in een bepaald jaar.

Dit roept de vraag op of de aftrekbaarheid van rente van consumptieve schulden beperkt moet worden in het nieuwe stelsel. Wat vindt u hiervan?
Persoonlijk ben ik van mening dat aftrek niet beperkt zou moeten worden, gezien dit 1) praktisch bijna niet te controleren zou zijn en 2) uiteindelijk feitelijk een negatieve bron van inkomen op vermogen is. Puur kijkend naar de definitie van vermogen, zou het niet meer dan redelijk zijn dat rente op negatief vermogen aftrekbaar is van het inkomen op positief vermogen. Tevens zou je anders ook nog kunnen beargumenteren dat er bij beperking sprake is van ongelijkheid op grond van gebruik en beleggingen meer stimuleren dan consumptie. Mijn inziens zou dit altijd een neutrale keuze voor de particulier dienen te zijn en niet gestimuleerd vanuit de fiscaliteit.

Vraag6

Onroerende zaken
a. Om onder het forfait voor de eerste woning sparen en beleggen te vallen, moet sprake zijn van hoofdzakelijk eigen gebruik van de (vakantie)woning. Dit is 70%. Onder het voorstel wordt dit bepaald door weken en dagen te tellen. Een andere mogelijkheid zou zijn om bijvoorbeeld uit te gaan van een maximale huuropbrengst in verhouding tot de WOZ-waarde om zeker te stellen dat de woning vooral voor eigen gebruik is. Wij vernemen graag van u, hoe u denkt dat het zeker stellen dat er sprake is van hoofdzakelijk gebruik bij de eerste woning sparen en beleggen het beste te bepalen is.
b. In het voorgestelde ontwerp kan voor wat betreft onroerende zaken één woning (per huishouden) onder het forfait eerste woning sparen en beleggen vallen. Wanneer deze niet meer voldoet aan het criterium ‘hoofdzakelijk voor eigen gebruik’, maar bijvoorbeeld het gehele jaar wordt verhuurd, wordt de woning verplaatst naar een vermogenswinstregime voor onroerende zaken. Om arbitrage te voorkomen en het voor de belastingplichtige en Belastingdienst eenvoudig te houden, wordt voorgesteld dat de woning daarna niet meer terug kan naar het regime van het forfait voor de eerste woning sparen en beleggen. Ook niet wanneer deze daarna weer voor hoofdzakelijk eigen gebruik wordt gebruikt. Wij vragen uw input ten aanzien van dit voorstel, waar een afweging gemaakt moet worden tussen het voorkomen van arbitrage en uitvoerbaarheid én de feiten en omstandigheden die zich bij belastingplichtigen kunnen voordoen.
A) Dat een woning wel van vakantiewoning naar beleggingsobject kan en niet terug naar vakantiewoning lijkt mij feitelijk onjuist. Wat ik zelf voor zou stellen is om een woning zolang deze ter hoogte van maximaal de huidige sociale huurnorm belast wordt in de forfaitaire categorie belast wordt en zolang deze over de gehele duur van aankoop tot verkoop voor niet meer dan 5% van de woz-waarde verhuurd zou zijn, de winstbelasting te halveren tot 15/17,5%. Op die manier stimuleer je sociale vastgoedbeleggingen en beleggingen met een rendement lager dan de rekenrente op hypotheken om laag belast te worden, terwijl je de niet maatschappelijke vastgoed-verhuurders zwaarder kan belasten. Tevens is dit ook gemakkelijk op afstand te controleren en te automatiseren en stimulerend om betaalbare woonruimte te creëren.

Vraag7

Afbakening startende innovatieve onderneming
Voorgesteld wordt om de waardemutaties van aandelen in startende innovatieve ondernemingen (startups en scale-ups) niet jaarlijks in de heffing te betrekken maar gecumuleerd bij verkoop (vermogenswinstbelasting). Voor de afbakening is het nodig om een definitie op te stellen. Voor zowel burgers die gebruik maken van de regeling als de Belastingdienst in het kader van de controle en handhaving is het van belang dat de voorwaarden voor toepassing van de regeling objectief kunnen worden bepaald. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de leeftijd en omvang van de onderneming, het aantal werknemers, de niet-verhandelbaarheid van de aandelen op een gereglementeerde markt, enzovoort. Het hanteren van algemene begrippen of open normen zoals ‘innovatief’ of ‘risicovolle investeringen’ kan leiden tot onzekerheid over het kunnen toepassen van de regeling en tot discussies tussen burgers en de inspecteur over de interpretatie van deze begrippen.

Wij vernemen graag van u welke objectief bepaalbare elementen u geschikt en wenselijk acht om de aandelen in startende innovatieve ondernemingen af te bakenen.
Neem de investeringen van de ondernemingen en zodra deze meer bedragen dan 30% van de omzet kan je dit kwalificeren als scale up, omdat er relatief veel geïnvesteerd wordt.