Wet werkelijk rendement box 3

Reactie

Naam drs L Schalekamp
Plaats Amsterdam
Datum 12 september 2023

Vraag1

Algemeen
Wat vindt u van het voorstel in algemene zin?
Hieronder zijn vragen over enkele specifieke onderdelen van het voorstel opgenomen. U kunt hierop reageren als u hierover uw mening wilt geven.
Het voorstel dat er ligt ziet er ingewikkeld uit.
1. Verschillende benaderingen voor verschillende soorten vermogen (banktegoeden, startups, vastgoed, beursgenoteerde aandelen enz.). Dit is niet alleen ingewikkeld, maar mi ook een vorm van discriminatie tussen verschillende soorten vermogen.
2. Het voorstel sluit niet aan bij de gangbare internationale praktijk. Wereldwijd is de meest gebruikte methode om vermogens te belasten "capital gains tax". Het past bij de internationale positie van Nederland om te proberen bij deze methodiek aan te sluiten.
3. Het argument dat de uitvoeringskosten van een "capital gains tax" te hoog zouden zijn is vreemd, omdat dit in andere landen waar het de gangbare praktijk is kennelijk geen probleem is?
4. Het meest eenvoudige systeem wordt denk ik toegepast in Noorwegen. Dat is weliswaar een echte belasting op vermogen (dus niet op aanwas, realized capital gains of "fictief rendement"), maar wel helder en simpel. Misschien toch het overwegen waard? https://www.skatteetaten.no/en/rates/wealth-tax/

Vraag2

Beleidsmatige afwegingen
a. Hoe staat u tegenover het voorgestelde systeem, dat een hybride karakter heeft en elementen van vermogensaanwas-, vermogenswinst-, en forfaitaire belasting omvat?
b. Hoe verhoudt dit zich tot alternatieven zoals een volledige vermogenswinst- of vermogensaanwasbelasting, of een vermogensbelasting?
c. Wat vindt u van de keuze voor een vermogensaanwasbelasting als primaire regeling?
d. Welke overwegingen heeft u met betrekking tot de uitzondering voor de eerste woning in box 3 voor eigen gebruik, en welke voordelen en nadelen ziet u hierin?
e. Het forfait voor de eerste woning in box 3 omvat het gehele rendement inclusief kosten, waaronder financieringskosten. Wat vindt u hiervan?
f. Hoe staat u tegenover de uitzondering voor aandelen van familiebedrijven en startups?
g. Vindt u dat de gekozen forfaits resulteren in een evenredige belastingdruk over de verschillende vermogenscategorieën? Zo ja, waarom, en zo nee, waarom niet?
h. Wat is uw visie op het onderscheid tussen het belasten van eigen gebruik van een onroerende zaak onder het vermogenswinstregime (via een forfait) en het belasten van een verhuurde onroerende zaak (gebaseerd op werkelijke huurinkomsten minus kosten en het activeren van verbeteringen)?
a) het hybride karakter is arbitrair en discrimineert tussen verschillende soorten van vermogen. Als bezitter van vermogen moet men vrij kunnen beslissen over de samenstelling hiervan. Door de verschillende fiscale benadering van types vermogen gaat dit mogelijk een rol spelen, hetgeen de vrijheid beperkt.
b) de samenstelling van het vermogen is aan de bezitter. de wetgever mag hierover belasting heffen, maar geen inhoudelijke afweging hierbij maken over het type vermogen. Tenzij de wetgever bepaalde vormen van vermogen zou willen "stimuleren", maar de vraag is of dit hoort bij het heffen van vermogensbelasting. (volgens mij niet, hiervoor zijn andere vormen zoals subsidie regelingen ed.)
c) ongelukkige keuze, omdat deze ingewikkeld is, dus duur in de uitvoering. ook slecht omdat deze vorm slechts weinig internationaal gebruikt wordt. (daar is wellicht een reden voor....)
d) het is volgens mij internationaal gangbare praktijk om de eigen woning buiten de vermogensbelasting te zetten. de reden hiervoor is ook niet heel raar omdat de eigen woning gebruikt wordt voor bewoning. dus eens met deze benadering
e) nodeloos ingewikkeld. doe het niet zou ik zeggen
f) volgens mij is hiervoor box 2 al in gebruik. zie verder mijn opmerkingen bij punt a)
g) ja. wederom arbitrair en ingewikkeld. dan kan er nog beter worden gekozen voor een vermogensbelasting naar het model Noorwegen
h) vooral de kosten verbonden aan onderhoud van onroerend goed zijn niet altijd transparant en daarmee een bron waarmee gesjoemeld kan worden. de meest eenvoudige oplossing blijft ook hier een jaarlijkse belasting op de waarde (vermogen). bij elke andere vorm nemen de uitvoeringskosten dusdanig toe, dat je je moet afvragen om ze doelmatig zijn om belasting te innen.

Vraag3

Gedragseffecten
a. Welke gedragseffecten verwacht u als gevolg van de hybride aard van het stelsel, met name met betrekking tot de uitzondering van vermogensaanwas op vastgoed, aandelen van familiebedrijven en startups? In welke mate verwacht u dat deze effecten zullen optreden?
b. In welke mate denkt u dat het stelsel mogelijkheden biedt voor belastingarbitrage, zowel binnen het hybride stelsel als in relatie tot box 2? Hoe verschilt dit volgens u van het huidige (overbruggings)stelsel?
a) (vermogens)belasting moet altijd in een internationaal perspectief worden bekeken. als de belastingdruk ten opzichte van andere landen te hoog wordt zie je altijd belastingvlucht. (zie het voorbeeld in Frankrijk een aantal jaar geleden). Enerzijds zou het voorstel dat er nu ligt de boel ingewikkelder maken, wat op zichzelf geen reden is voor emigratie. Anderzijds zou een te hoog tarief wel kunnen leiden tot "gedragseffecten"
b) als men nu belast wil worden via een echte "capital gains" tax dan is het nu al mogelijk een BV op te richten en de beleggingen van hieruit te bestieren. Dit is geen echte "arbitrage" omdat de tarieven dusdanig zijn dat bij een hoog verwacht rendement box 3 momenteel wellicht voordeliger is. Het is wel arbitrage in de zin dat men kan kiezen op deze manier hoe men belast wil worden. Dat is op zich fair.

Vraag4

Valutaresultaten behaald met banktegoeden
Voorgesteld wordt om alle voordelen die worden behaald met bezittingen en schulden in de heffing te betrekken. Bij banktegoeden in euro’s bestaat het voordeel doorgaans alleen uit de ontvangen rente. Bij banktegoeden die worden aangehouden in vreemde valuta zal daarnaast sprake zijn van waardemutaties als gevolg van wisselende valutakoersen. Een valutaresultaat kan positief of negatief zijn. Voor de berekening van de valutaresultaten dienen alle stortingen en onttrekkingen van de bankrekening afzonderlijk te worden omgerekend in euro’s tegen de valutakoers ten tijde van de betreffende storting of de onttrekking. Een dergelijke exercitie is complex, met name indien sprake is van veel transacties. Nederlandse financiële instellingen geven aan dat zij - naast de stand op 1 januari, 31 december en het bedrag aan rente - alleen het totaalbedrag van stortingen en onttrekkingen in een bepaald jaar kunnen renseigneren. Vanuit praktisch oogpunt is in het conceptwetsvoorstel voorgesteld om valutaresultaten van banktegoeden die worden aangehouden in vreemde valuta buiten beschouwing te laten en enkel de ontvangen rente te belasten. De in vreemde valuta ontvangen rente kan bijvoorbeeld tegen een gemiddelde jaarkoers of koers per einde jaar worden omgerekend in euro’s.

Wij vragen uw input ten aanzien van het dilemma tussen de zuivere benadering waarbij (positieve en negatieve) waardeontwikkelingen van banktegoeden wel in de heffing worden betrokken en de voorgestelde praktische benadering waarbij alleen de ontvangen rente is belast. Als u vindt dat waardeontwikkelingen in de heffing betrokken moeten worden, zou dat volgens u op basis van een vermogensaanwas- of vermogenswinstbelasting moeten?
Deze vraag geeft gelijk het probleem van de benadering van het wetsvoorstel weer.
Namelijk "wat zijn precies banktegoeden" ?
- Binnenlandse bankrekeningen JA.
- Buitenlandse bankrekeningen JA maar valuta
- Money-market funds. (Jazeker)
- tegoeden in de reserve van de VVE
- een aandeel in een beurgenoteerd fonds dat zelf 30% cash op de balans heeft?
- etc. etc.
Ik kan zo nog meer vormen van cash-like assets opnoemen, de mogelijkheden zijn eindeloos.
Het geeft precies aan dat het geen zin heeft om verschillende categorieën te proberen te definiëren, sterker nog het pakt in veel gevallen oneerlijk uit. Mijn advies: begin er niet aan.

Vraag5

Aftrekbaarheid van rente van consumptieve schulden
In het huidige box 3-stelsel verlagen schulden de rendementsgrondslag op basis waarvan het forfaitaire inkomen wordt berekend. In box 3 vallen alle schulden van burgers die niet in box 1 (bijvoorbeeld voor de eigenwoning) of in box 2 (financiering van een aanmerkelijk belang) in de heffing worden betrokken. Niet vereist is dat sprake is van een causaal verband tussen de schuld en de bezitting in box 3. Schulden voor consumptiedoeleinden, zoals een auto of een vakantie, verlagen zodoende de rendementsgrondslag ondanks dat de auto doorgaans niet als bezitting is belast in box 3. In het huidige box 3-stelsel leidt een negatieve rendementsgrondslag (schulden zijn groter dan de bezittingen) niet tot een negatief inkomen. In het nieuwe box 3-stelsel is de rente van schulden aftrekbaar van het inkomen uit bezittingen en schulden. Ook hierbij is niet vereist dat de schulden waarvan de rente aftrekbaar is, moet zijn aangewend voor de aanschaf van een bezitting die in box 3 is belast. De rente van een lening voor bijvoorbeeld een vakantie is zodoende aftrekbaar. Nieuw is dat het inkomen uit box 3 wel negatief kan zijn als de (rente)kosten en negatieve waardemutaties groter zijn dan de inkomsten en positieve waardemutaties van bezittingen in een bepaald jaar.

Dit roept de vraag op of de aftrekbaarheid van rente van consumptieve schulden beperkt moet worden in het nieuwe stelsel. Wat vindt u hiervan?
de verhouding van consumptieve schulden tov schulden die worden gemaakt voor leveraged assets als vastgoed lijkt mij niet dusdanig dat het zinvol is om dit te betrekken in de vermogensbelasting. keep it simple.

Vraag6

Onroerende zaken
a. Om onder het forfait voor de eerste woning sparen en beleggen te vallen, moet sprake zijn van hoofdzakelijk eigen gebruik van de (vakantie)woning. Dit is 70%. Onder het voorstel wordt dit bepaald door weken en dagen te tellen. Een andere mogelijkheid zou zijn om bijvoorbeeld uit te gaan van een maximale huuropbrengst in verhouding tot de WOZ-waarde om zeker te stellen dat de woning vooral voor eigen gebruik is. Wij vernemen graag van u, hoe u denkt dat het zeker stellen dat er sprake is van hoofdzakelijk gebruik bij de eerste woning sparen en beleggen het beste te bepalen is.
b. In het voorgestelde ontwerp kan voor wat betreft onroerende zaken één woning (per huishouden) onder het forfait eerste woning sparen en beleggen vallen. Wanneer deze niet meer voldoet aan het criterium ‘hoofdzakelijk voor eigen gebruik’, maar bijvoorbeeld het gehele jaar wordt verhuurd, wordt de woning verplaatst naar een vermogenswinstregime voor onroerende zaken. Om arbitrage te voorkomen en het voor de belastingplichtige en Belastingdienst eenvoudig te houden, wordt voorgesteld dat de woning daarna niet meer terug kan naar het regime van het forfait voor de eerste woning sparen en beleggen. Ook niet wanneer deze daarna weer voor hoofdzakelijk eigen gebruik wordt gebruikt. Wij vragen uw input ten aanzien van dit voorstel, waar een afweging gemaakt moet worden tussen het voorkomen van arbitrage en uitvoerbaarheid én de feiten en omstandigheden die zich bij belastingplichtigen kunnen voordoen.
Het moge inmiddels duidelijk zijn dat deze benadering mij niet kan bekoren. Veel te ingewikkeld. Begin er maar niet aan.

Vraag7

Afbakening startende innovatieve onderneming
Voorgesteld wordt om de waardemutaties van aandelen in startende innovatieve ondernemingen (startups en scale-ups) niet jaarlijks in de heffing te betrekken maar gecumuleerd bij verkoop (vermogenswinstbelasting). Voor de afbakening is het nodig om een definitie op te stellen. Voor zowel burgers die gebruik maken van de regeling als de Belastingdienst in het kader van de controle en handhaving is het van belang dat de voorwaarden voor toepassing van de regeling objectief kunnen worden bepaald. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de leeftijd en omvang van de onderneming, het aantal werknemers, de niet-verhandelbaarheid van de aandelen op een gereglementeerde markt, enzovoort. Het hanteren van algemene begrippen of open normen zoals ‘innovatief’ of ‘risicovolle investeringen’ kan leiden tot onzekerheid over het kunnen toepassen van de regeling en tot discussies tussen burgers en de inspecteur over de interpretatie van deze begrippen.

Wij vernemen graag van u welke objectief bepaalbare elementen u geschikt en wenselijk acht om de aandelen in startende innovatieve ondernemingen af te bakenen.
"Het hanteren van algemene begrippen of open normen zoals ‘innovatief’ of ‘risicovolle investeringen’ kan leiden tot onzekerheid over het kunnen toepassen van de regeling en tot discussies tussen burgers en de inspecteur over de interpretatie van deze begrippen."

Bovenstaande quote zegt alweer genoeg. Dit gaat leiden tot het opzoeken van grenzen en disputen hierover. Zonde van alle energie en tijd en geld die hierin gaat zitten.