Wet werkelijk rendement box 3

Reactie

Naam Anoniem
Plaats Lent
Datum 20 september 2023

Vraag1

Algemeen
Wat vindt u van het voorstel in algemene zin?
Hieronder zijn vragen over enkele specifieke onderdelen van het voorstel opgenomen. U kunt hierop reageren als u hierover uw mening wilt geven.
De overheid probeert halsstarrig haar inkomsten uit vermogen te handhaven, hoe oneerlijk de basis waarop de rendementen worden gesteld dan ook is.
Het feit dat de overheid telkens weer wil dat een oplossing "budgettair neutraal" uitpakt geeft aan dat de overheid niet wil beseffen dat de basis voor de vermogensrendementsheffing op zich oneerlijk en onjuist is.
Als blijkt uit de uitspraken van de Hoge Raad dat de overheid al vele jaren lang op foutieve wijze en ten onrechte de vermogensrendementsheffing ten voordelen van zichzelf heeft berekend, dan zijn budgettaire motieven geen argument een andere oneerlijke belasting aan spaarders en beleggers op te leggen. Met andere woorden: de overheid moet zich realiseren dat zij jaren lang in de fout is gegaan en behoort zich bij de uitspraak neer te leggen, en, totdat een correcte belastingheffing is gevonden.
In de tussentijd dient de belastingdienst de teveel betaalde belastingen terugstorten, juist omdat die belastinginkomsten door de overheid willens en wetens op een oneerlijke wijze zijn verkregen.
Het argument dat werkelijk rendement moeilijk te berekenen is is een drogreden. Men hoeve alleen maar terug te gaan naar de regeling zoals die vóór 2001 was.

Vraag2

Beleidsmatige afwegingen
a. Hoe staat u tegenover het voorgestelde systeem, dat een hybride karakter heeft en elementen van vermogensaanwas-, vermogenswinst-, en forfaitaire belasting omvat?
b. Hoe verhoudt dit zich tot alternatieven zoals een volledige vermogenswinst- of vermogensaanwasbelasting, of een vermogensbelasting?
c. Wat vindt u van de keuze voor een vermogensaanwasbelasting als primaire regeling?
d. Welke overwegingen heeft u met betrekking tot de uitzondering voor de eerste woning in box 3 voor eigen gebruik, en welke voordelen en nadelen ziet u hierin?
e. Het forfait voor de eerste woning in box 3 omvat het gehele rendement inclusief kosten, waaronder financieringskosten. Wat vindt u hiervan?
f. Hoe staat u tegenover de uitzondering voor aandelen van familiebedrijven en startups?
g. Vindt u dat de gekozen forfaits resulteren in een evenredige belastingdruk over de verschillende vermogenscategorieën? Zo ja, waarom, en zo nee, waarom niet?
h. Wat is uw visie op het onderscheid tussen het belasten van eigen gebruik van een onroerende zaak onder het vermogenswinstregime (via een forfait) en het belasten van een verhuurde onroerende zaak (gebaseerd op werkelijke huurinkomsten minus kosten en het activeren van verbeteringen)?
a. Onhoudbaar als het weer een forfaitaire heffing is
b. Zie antwoord 1.
c. Deze is evenmin eerlijk omdat een vermogensaanwas een schijn aanwas is. Deze kan niet contant worden gemaakt bv bij onroerend goed tenzij men het verkoopt. Tevens kan het vermogen het jaar daarop weer (fors) zijn gezakt, zeker als het aandelen betreft.
d. Eigen woning: box 3 is een heilloze weg: bewoners zuinig hebben geleefd en die hun spaargeld in hun huis hebben gestopt kunnen daardoor gedwongen worden hun huis te verkopen als de waardes van hun woning in een jaar (fictief) sterk is gestegen.
e, Onhoudbaar, dat wordt een administratieve rompslomp als ik aan zal geven onder
f. Uitzondering handhaven. Met moet bij overname of erven van een (een deel van) bedrijf niet gedwongen worden (een deel van) het bedrijf te verkopen om de belasting te kunnen betalen
g. Forfaits zijn altijd oneerlijk. Degene met een veilig beleggingsprofiel betalen dan altijd teveel eb degenen die risicovol beleggen kunnen daardoor minder betalen, maar kunnen evengoed (een deel ven) hun beleggingen verliezen, maar alsnog vermogensbelasting moeten betalen
h. Het onderscheid is terecht (zie 0nder d)
Bij verhuurd onroerend goed: heilloos omdat dat een stroom van facturen, bonnetjes en andere kosten met zich mee zal brengen, die op den duur het karakter van een soort jaarrekening moeten gaan krijgen en de particuliere verhuurder op een lijn stelt met de commerciële verhuurders.
De kleine verhuurders zijn meestal gepensioneerden die de huur gebruiken als aanvulling op hun AOW en/of klein pensioen.

Vraag3

Gedragseffecten
a. Welke gedragseffecten verwacht u als gevolg van de hybride aard van het stelsel, met name met betrekking tot de uitzondering van vermogensaanwas op vastgoed, aandelen van familiebedrijven en startups? In welke mate verwacht u dat deze effecten zullen optreden?
b. In welke mate denkt u dat het stelsel mogelijkheden biedt voor belastingarbitrage, zowel binnen het hybride stelsel als in relatie tot box 2? Hoe verschilt dit volgens u van het huidige (overbruggings)stelsel?
a, Men zal op allerlei manieren proberen deze te ontwijken
b. Net zal leiden tot processen

Vraag4

Valutaresultaten behaald met banktegoeden
Voorgesteld wordt om alle voordelen die worden behaald met bezittingen en schulden in de heffing te betrekken. Bij banktegoeden in euro’s bestaat het voordeel doorgaans alleen uit de ontvangen rente. Bij banktegoeden die worden aangehouden in vreemde valuta zal daarnaast sprake zijn van waardemutaties als gevolg van wisselende valutakoersen. Een valutaresultaat kan positief of negatief zijn. Voor de berekening van de valutaresultaten dienen alle stortingen en onttrekkingen van de bankrekening afzonderlijk te worden omgerekend in euro’s tegen de valutakoers ten tijde van de betreffende storting of de onttrekking. Een dergelijke exercitie is complex, met name indien sprake is van veel transacties. Nederlandse financiële instellingen geven aan dat zij - naast de stand op 1 januari, 31 december en het bedrag aan rente - alleen het totaalbedrag van stortingen en onttrekkingen in een bepaald jaar kunnen renseigneren. Vanuit praktisch oogpunt is in het conceptwetsvoorstel voorgesteld om valutaresultaten van banktegoeden die worden aangehouden in vreemde valuta buiten beschouwing te laten en enkel de ontvangen rente te belasten. De in vreemde valuta ontvangen rente kan bijvoorbeeld tegen een gemiddelde jaarkoers of koers per einde jaar worden omgerekend in euro’s.

Wij vragen uw input ten aanzien van het dilemma tussen de zuivere benadering waarbij (positieve en negatieve) waardeontwikkelingen van banktegoeden wel in de heffing worden betrokken en de voorgestelde praktische benadering waarbij alleen de ontvangen rente is belast. Als u vindt dat waardeontwikkelingen in de heffing betrokken moeten worden, zou dat volgens u op basis van een vermogensaanwas- of vermogenswinstbelasting moeten?
Hopeloos complex, duur en een bron voor processen

Vraag5

Aftrekbaarheid van rente van consumptieve schulden
In het huidige box 3-stelsel verlagen schulden de rendementsgrondslag op basis waarvan het forfaitaire inkomen wordt berekend. In box 3 vallen alle schulden van burgers die niet in box 1 (bijvoorbeeld voor de eigenwoning) of in box 2 (financiering van een aanmerkelijk belang) in de heffing worden betrokken. Niet vereist is dat sprake is van een causaal verband tussen de schuld en de bezitting in box 3. Schulden voor consumptiedoeleinden, zoals een auto of een vakantie, verlagen zodoende de rendementsgrondslag ondanks dat de auto doorgaans niet als bezitting is belast in box 3. In het huidige box 3-stelsel leidt een negatieve rendementsgrondslag (schulden zijn groter dan de bezittingen) niet tot een negatief inkomen. In het nieuwe box 3-stelsel is de rente van schulden aftrekbaar van het inkomen uit bezittingen en schulden. Ook hierbij is niet vereist dat de schulden waarvan de rente aftrekbaar is, moet zijn aangewend voor de aanschaf van een bezitting die in box 3 is belast. De rente van een lening voor bijvoorbeeld een vakantie is zodoende aftrekbaar. Nieuw is dat het inkomen uit box 3 wel negatief kan zijn als de (rente)kosten en negatieve waardemutaties groter zijn dan de inkomsten en positieve waardemutaties van bezittingen in een bepaald jaar.

Dit roept de vraag op of de aftrekbaarheid van rente van consumptieve schulden beperkt moet worden in het nieuwe stelsel. Wat vindt u hiervan?
Als een geen beperking is in het belasten van revenuen, mag er ook geen beperking komen betreffende verliezen zoals betaalde rente.
Een negatief inkomen moet dus ook worden gehonoreerd
Het voorbeeld van de auto gaat mank omdat vóórdat de auto is gekocht de op de rekening staande geld tbv de aankoop van de auto al is belast.

Vraag6

Onroerende zaken
a. Om onder het forfait voor de eerste woning sparen en beleggen te vallen, moet sprake zijn van hoofdzakelijk eigen gebruik van de (vakantie)woning. Dit is 70%. Onder het voorstel wordt dit bepaald door weken en dagen te tellen. Een andere mogelijkheid zou zijn om bijvoorbeeld uit te gaan van een maximale huuropbrengst in verhouding tot de WOZ-waarde om zeker te stellen dat de woning vooral voor eigen gebruik is. Wij vernemen graag van u, hoe u denkt dat het zeker stellen dat er sprake is van hoofdzakelijk gebruik bij de eerste woning sparen en beleggen het beste te bepalen is.
b. In het voorgestelde ontwerp kan voor wat betreft onroerende zaken één woning (per huishouden) onder het forfait eerste woning sparen en beleggen vallen. Wanneer deze niet meer voldoet aan het criterium ‘hoofdzakelijk voor eigen gebruik’, maar bijvoorbeeld het gehele jaar wordt verhuurd, wordt de woning verplaatst naar een vermogenswinstregime voor onroerende zaken. Om arbitrage te voorkomen en het voor de belastingplichtige en Belastingdienst eenvoudig te houden, wordt voorgesteld dat de woning daarna niet meer terug kan naar het regime van het forfait voor de eerste woning sparen en beleggen. Ook niet wanneer deze daarna weer voor hoofdzakelijk eigen gebruik wordt gebruikt. Wij vragen uw input ten aanzien van dit voorstel, waar een afweging gemaakt moet worden tussen het voorkomen van arbitrage en uitvoerbaarheid én de feiten en omstandigheden die zich bij belastingplichtigen kunnen voordoen.
a. Arbitrair, 70%
b. Hopeloos complex , zowel voor particulieren als de belastingdienst.
Deze regeling is ook hier slechts bedacht tbv de inkomsten van de overheid.

Vraag7

Afbakening startende innovatieve onderneming
Voorgesteld wordt om de waardemutaties van aandelen in startende innovatieve ondernemingen (startups en scale-ups) niet jaarlijks in de heffing te betrekken maar gecumuleerd bij verkoop (vermogenswinstbelasting). Voor de afbakening is het nodig om een definitie op te stellen. Voor zowel burgers die gebruik maken van de regeling als de Belastingdienst in het kader van de controle en handhaving is het van belang dat de voorwaarden voor toepassing van de regeling objectief kunnen worden bepaald. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de leeftijd en omvang van de onderneming, het aantal werknemers, de niet-verhandelbaarheid van de aandelen op een gereglementeerde markt, enzovoort. Het hanteren van algemene begrippen of open normen zoals ‘innovatief’ of ‘risicovolle investeringen’ kan leiden tot onzekerheid over het kunnen toepassen van de regeling en tot discussies tussen burgers en de inspecteur over de interpretatie van deze begrippen.

Wij vernemen graag van u welke objectief bepaalbare elementen u geschikt en wenselijk acht om de aandelen in startende innovatieve ondernemingen af te bakenen.
Afbakening van de startende onderneming, vooral omdat de aandelen daarin niet of nauwelijks verhandelbaar zijn, zeker in het geval dat een onderneming (nog) geen winst of in de aanloopfase zelfs verlies lijdt.
Dan toch de houder van zo'n aandeel of obligatie belasten in eigenlijk stuitend.