Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie

Reactie

Naam Stichting Warmte Transitiecentrum Groningen (WTCG) (ing. J.A. Duut)
Plaats Groningen
Datum 25 januari 2022

Vraag1

Er kan worden gereageerd op alle aspecten van het wetsvoorstel en de toelichting.

Daarnaast zijn er specifieke punten waarop uw input gewenst is:

1a) In het Klimaatakkoord is afgesproken dat gemeenten verplicht worden om een transitievisie warmte (oftewel warmteprogramma in het wetsvoorstel) op te stellen. In de consultatieversie van het wetsvoorstel is het opstellen van een warmteprogramma niet verplicht gesteld. (Zie paragraaf 3.2.3 van de memorie van toelichting.) Er wordt voorgesteld dat gemeenten alleen een warmteprogramma moeten opstellen als ze de aanwijsbevoegdheid willen inzetten.
Vragen: Heeft het de voorkeur om gemeenten te verplichten om een warmteprogramma vast te stellen?
Zo ja: waarom?

1b) Daarnaast is in het Klimaatakkoord afgesproken dat gemeenten elke 5 jaar de transitievisie warmte actualiseren. Ook is afgesproken dat deze actualisatietermijn wordt geëvalueerd. (Zie paragraaf 3.2.3 van de memorie van toelichting.)
Vragen: Heeft het de voorkeur om een vaste frequentie voor warmteprogramma’s vast te leggen?
Zo ja: waarom?
Welke termijn is volgens u passend? En: waarom?
Antwoord 1a): In het huidige voorstel is een warmteprogramma niet verplicht, als geen gebruik wordt gemaakt van de aanwijsbevoegdheid om een wijk van het aardgas af te halen. Een programma is de basis voor wijziging van het omgevingsplan. Als een gemeente geen wijk van het aardgas af wil halen of daar geen specifieke maatregelen voor beoogt, lijkt het onnodig om een warmteprogramma op te stellen. Dat zorgt dan, zoals in de ontwerp-memorie van toelichting wordt beschreven, voor extra druk op gemeentelijke organisaties en onnodige bestuurlijke lasten.

Toch verwachten wij dat een warmteprogramma voor gemeenten een goed instrument kan zijn om haar transitiebeleid en transitiemaatregelen met inbreng van belanghebbenden vast te stellen en in uitvoering te brengen. Denk daarbij bijvoorbeeld ook aan beleid en maatregelen ten aanzien van de reductie van aardgas of een hybride route. In die vorm is een warmteprogramma niet alleen geschikt voor de wijkgerichte aanpak, maar breder inzetbaar voor de warmtetransitie in een gemeente.

Aangezien verplichte programma’s opgesteld dienen te worden indien er sprake is van (dreigende) overschrijding van een omgevingswaarde of zijn voorgeschreven ter implementatie van EU-richtlijnen vinden wij het ter beoordeling van de wetgever of dat het geval is. Daarbij dient te worden opgemerkt dat een verplicht programma of warmteprogramma met een programmatische aanpak bedoeld als in de Omgevingswet voordelen kan hebben ten aanzien van het bereiken van de doelen en monitoring daarvan.

Antwoord 1b):: In het licht van extra druk op gemeentelijke organisaties en onnodige bestuurlijke lasten vinden wij het niet noodzakelijk om een vaste frequentie voor transitievisies / warmteprogramma’s vast te leggen. Gemeenten moeten zelf kunnen beoordelen of actualisatie, bijvoorbeeld door nieuw beleid, wijzigingen of nieuwe inzichten, nodig is. Aandachtspunt daarbij is wel dat nationale monitoring van het klimaat- en energiebeleid op een goede manier mogelijk moet zijn.

Vraag2

2) In het Klimaatakkoord is een termijn van 8 jaar genoemd tussen het besluit van de gemeente en de definitieve overstap op het duurzame alternatief. In de consultatieversie van het wetsvoorstel is deze termijn niet als verplichting opgenomen. (Zie paragraaf 2.4.2 van de memorie van toelichting.)
Vragen: Heeft het de voorkeur om een termijn in regelgeving vast te leggen?
Zo ja: waarom?
Welke termijn is volgens u passend als minimum? En: waarom?
In het belang van de voortgang van de warmtetransitie vinden wij het wenselijk om geen vaste (8-jaren)termijn te hanteren tussen aanwijzing en realisatie van aardgasvrije wijken, maar om een aantal kwalitatieve voorwaarden op te stellen waarop gemeenten eerder afsluiting van het gas kunnen effectueren, zodat een gemeente kan versnellen wanneer de omstandigheden dit mogelijk maken. Daarnaast is het gezien de grote verschillen in toe te passen technieken en woningvoorraad per wijk lokaal maatwerk om een redelijke termijn te bepalen. Het uitgangspunt uit de wet om de gemeenteraad hierover te laten oordelen is daarom een betere optie. Om lokale besluitvorming te ondersteunen is het van belang daarbij helder te omschrijven en communiceren welke minimale vereisten of waarborgen in ieder geval gesteld worden voor de inwerkingtreding van het besluit.

Bijlage