Wijziging Besluit inburgering ivm vrijstelling voor werkenden van examenonderdeel ONA
Reactie
Naam
|
CJA van Andel
|
Plaats
|
Steenwijk
|
Datum
|
14 december 2018
|
Vraag1
U kunt reageren op alle onderdelen.
De ONA had er net zoals de participatieverklaring en het verdere geheel van de nieuwe wet inburgering nooit mogen komen , om de doodeenvoudige reden dat hierin een ongrondwettelijk onderscheid wordt gemaakt tussen burgers op grond van het onpersoonlijke en abstracte criterium van hun niet Europese nationaliteit .
Het geheel van de nieuwe wet inburgering is een repressieve ongrondwettelijke anti- integratiemaatregel die door middel van absurditeiten van symboolpolitieke aard beoogt immigratie te ontmoedigen en emigratie te bevorderen .
De regeling is een schending van het verbod op discriminatie art .1 GW en met de bepaling van het Europese recht waarin wordt gesteld dat een integratiemaatregel die door een EU- lidstaat wordt ingevoerd inzake de integratie van niet -Europese ingezetenen uitsluitend de integratie van de betrokken migrant tot doel mag hebben , waarbij de gehanteerde middelen dat doel geenszins in gevaar mogen brengen.
Omdat de nieuwe wet inburgering op onversneden migrantenhaat is gebaseerd bedoelt de Nederlandse anti- integratiewetgeving preciies het tegenovergestelde te bewerkstelligen dan hetgeen het Europese recht bedoelt met de ruimte die EU- lidstaten genieten om een eigen integratiebeleid op nationaal niveau te mogen voeren .
Wat betreft de grondrechten van niet Europese migranten is de Nederlandse grondwet de facto nietig , hierin in niet geringe mate ondersteund door de falende toetsing door de Eerste Kamer en de Raad van State ,en het verbod op toestsing van wetgeving aan de grondwet door de Nederlandse rechter ( art.120GW) .
Dit alles resulteert in een toestand van bijkans complete rechteloosheid voor duurzaam legaal verblijf houdende ingezetenen met een niet -Europese nationaliteit .