Wet tot wijziging van de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen

Reactie

Naam Centrale CliëntenraadArchipel (Drs. J.M. Ebberink)
Plaats Eindhoven
Datum 21 oktober 2016

Vraag1

De regering vindt dat cliënten en cliëntenraden in de zorg beter gepositioneerd moeten worden om (1) de belangen van de cliënt te behartigen en (2) meer medezeggenschap te hebben over beslissingen die door de zorgaanbieder genomen worden. De zorgaanbieder moet de cliënt de ruimte geven om tegenwicht te bieden aan de belangen van andere betrokkenen in de zorginstelling. Door maatwerk kan de medezeggenschap worden afgestemd op de afhankelijkheid van de cliënt van de zorgaanbieder. Om dit te bereiken wil de regering de wet aanscherpen. In paragraaf 6 van het algemeen deel van de Memorie van Toelichting zijn de wijzigingen op hoofdlijn beschreven.

>> Vindt u het wetvoorstel effectief om de gestelde doelen te bereiken? Indien niet, heeft u suggesties voor verbetering? En zo ja, welke?
Ik onderschrijf hier de volgende bijdrage van het LOC: ‘Deze voorliggende regeling geeft de cliënten(raden) zeker handvatten om gestelde doelen te bereiken. Daarbij moet in de eerste plaats wel gezegd worden dat medezeggenschap vorm krijgt binnen organisaties en locaties waar mensen zorg krijgen. De Wmcz is voor cliëntenraden enkel een kader dat de rechten en plichten van zowel cliënten(raden) als aanbieders schetst.’

Opvolgend pleit ik ervoor dat de wet daarom meer ruimte biedt aan mogelijkheid tot meer variëteit dan het huidige wetsontwerp.

Vraag2

In artikel 2 van het wetsontwerp is een bepaling opgenomen die zich specifiek richt op zorgaanbieders die een instelling hebben waarin cliënten in de regel langdurig verblijven. Op basis van dit artikel worden zij verplicht om hun cliënten de mogelijkheid te bieden om inspraak te hebben op aangelegenheden die direct van invloed zijn op het dagelijks leven van de cliënt. Deze verplichting geldt naast de meer algemene verplichting voor zorgaanbieders om zorg te dragen voor een cliëntenraad en is ongeacht de omvang van de zorgaanbieder (zie naast artikel 2 ook artikel 3, lid 1).

>> Heeft u opmerkingen bij de inspraakverplichting in artikel 2?
Het begrip ‘inspraak’ is een erg algemeen begrip en maakt de regel tot een ‘open deur’. De concretisering daarvan is te beperkt.
Ik stel voor twee elementen toe te voegen.
- Achter “Op basis van … cliënt.” opnemen dat dit ook geldt voor het algemeen beleid over wonen, zorg en welzijn.
- Het ‘streven naar consensus’ er in op te nemen, een cruciaal begrip in onze besluitvormingscultuur.

Vraag3

In het wetsontwerp wordt op diverse plaatsen ruimte voor maatwerk in het organiseren van medezeggenschap geboden. Daardoor is het mogelijk dat cliëntenraden en zorgaanbieders eigen afspraken maken. Deze kunnen afwijken van de algemene regeling in de wet. Bijvoorbeeld wanneer directe participatie van cliënten meer op de voorgrond komt te staan. Het wetsontwerp biedt hiertoe de ruimte. Het horen van de stem van de cliënt kan immers op veel verschillende manieren gebeuren.

>> Vindt u dat dit wetsontwerp voldoende ruimte biedt aan zorgaanbieders en cliëntenraden voor maatwerk?
Hier sluit ik weer aan bij LOC. ‘De cliënt en de cliëntenraad hebben in voorliggende wet geen actieve rol. Terwijl dit volgens ons juist de insteek zou moeten zijn’.

Die actieve rol komt prominenter tot uiting in de voorgestelde wijzigingen mijnerzijds bij voorgaande vragen en door verplichting tot meer zaken vast te leggen in de medezeggenschapsregeling. Ik noem:
- het vastleggen van voorbereidingsprocessen aangaande algemeen beleid over wonen, zorg en welzijn,
- benoeming en ontslag lid/leden Raad van Bestuur,
- toestaan van experimenten waarbij medezeggenschap van cliënten en van hun vertegenwoordigers in alle besluitlagen van een organisatie beter tot hun recht komen,
- niet alleen mogelijkheid bieden tot verschuiving van artikel 7.1.g ‘de vaststelling van begroting en de jaarrekening van de zorgaanbieder’ naar artikel 8 (instemmingsrecht) maar ook de voorbereiding van die begroting bijvoorbeeld door adviesrecht op kadernota.

Vraag4

In de Jeugdwet zijn bepalingen opgenomen over de medezeggenschap bij jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen (artikelen 4.2.4 tot en met 4.2.12 Jeugdwet). Door de voorgestelde wijzigingen in dit wetsontwerp ontstaan er verschillen tussen de regels die gelden voor de jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen en de regels voor de zorgaanbieders waarop dit wetsvoorstel zich richt. Voor een beeld van deze verschillen wordt verwezen naar paragraaf 6 van bijgevoegde Memorie van Toelichting. Met name bij jeugd-GGZ en jeugd-LVB kan het voorkomen dat een jeugdhulpaanbieder ook wordt aangemerkt als een zorgaanbieder in de zin van dit wetsontwerp, omdat ook GGZ-zorg of LVB-zorg voor niet-jeugdigen wordt aangeboden. Hierdoor zouden twee afwijkende regimes op deze aanbieders van toepassing zijn, hetgeen niet de bedoeling is. De regering is daarom van plan om aan het onderhavige wetsontwerp een onderdeel toe te voegen waarin de Jeugdwet zodanig wordt gewijzigd dat het regime van de nieuwe Wmcz ook van toepassing wordt op alle jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen in de zin van de Jeugdwet.

>> Wat is uw oordeel over een zodanige wijziging?
-

Vraag5

Heeft u nog overige opmerkingen?
Om een voldoende aantal jaren in de toekomst met deze wet uit de voeten te kunnen en gelijke tred te houden met trend tot verdere behoefte aan inspraak bij de burger en andere ontwikkelingen zoals meer particulier opkomende burgerinitiatieven (burgercoöperaties), is het wenselijk meer ruimte te bieden voor maatwerk en het toestaan van experimenten in medezeggenschap zoals een beperkte mogelijkheid tot initiatiefvoorstellen.

Bijlage