Wet tot wijziging van de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen
Reactie
Naam | Zorgbelang, p/a Zorgbelang Gelderland (JMC de Jonge) |
---|---|
Plaats | Arnhem |
Datum | 13 november 2016 |
Vraag1
De regering vindt dat cliënten en cliëntenraden in de zorg beter gepositioneerd moeten worden om (1) de belangen van de cliënt te behartigen en (2) meer medezeggenschap te hebben over beslissingen die door de zorgaanbieder genomen worden. De zorgaanbieder moet de cliënt de ruimte geven om tegenwicht te bieden aan de belangen van andere betrokkenen in de zorginstelling. Door maatwerk kan de medezeggenschap worden afgestemd op de afhankelijkheid van de cliënt van de zorgaanbieder. Om dit te bereiken wil de regering de wet aanscherpen. In paragraaf 6 van het algemeen deel van de Memorie van Toelichting zijn de wijzigingen op hoofdlijn beschreven.>> Vindt u het wetvoorstel effectief om de gestelde doelen te bereiken? Indien niet, heeft u suggesties voor verbetering? En zo ja, welke?
Zorgbelang is van mening dat de voorstellen zoals benoemd in het algemeen gesproken een verbetering kunnen betekenen. De effectiviteit vraagt echter dat er nog een heldere basis wordt gedefinieerd voor medezeggenschapsafspraken tussen zorgaanbieder en cliëntenraad, opdat met name het maatwerk vastgelegd in de medezeggenschapsregeling niet als stopmiddel gaat fungeren. Met andere woorden: er moet een minimum in de wet worden vastgelegd. Wij zien de tekst hier graag op aangevuld.
Om de kwaliteit van medezeggenschap (en daarmee de effectiviteit van de wet) te verbeteren, is het nodig dat cliëntenraden een vacatiegeld regeling krijgen. Wij stellen voor deze te verplichten en er een landelijke normering (buiten de wet om) voor te maken. Datzelfde geldt voor het ondersteuningsbudget: daarvoor zouden ook landelijke normen ontwikkeld dienen te worden, als aanvulling op de wet.
Er is nog onduidelijkheid over de reikwijdte van de wet: vanaf 10 zorgverleners is een cliëntenraad verplicht. Het is alleen niet helemaal duidelijk voor wie dat nu precies geldt? Ook bijvoorbeeld voor huisartsenposten waar huisartsen niet in (loon) dienst zijn? Of voor het medisch specialistisch bedrijf of Zelfstandige Behandelcentra? Al deze zorgaanbieders dienen er onder te vallen en dat moet duidelijker in de wet staan.
Wij vragen ons daarnaast af of- (en zo ja op welke wijze) de effectiviteit die de wet beoogt ook gemonitord wordt?
Vraag2
In artikel 2 van het wetsontwerp is een bepaling opgenomen die zich specifiek richt op zorgaanbieders die een instelling hebben waarin cliënten in de regel langdurig verblijven. Op basis van dit artikel worden zij verplicht om hun cliënten de mogelijkheid te bieden om inspraak te hebben op aangelegenheden die direct van invloed zijn op het dagelijks leven van de cliënt. Deze verplichting geldt naast de meer algemene verplichting voor zorgaanbieders om zorg te dragen voor een cliëntenraad en is ongeacht de omvang van de zorgaanbieder (zie naast artikel 2 ook artikel 3, lid 1).>> Heeft u opmerkingen bij de inspraakverplichting in artikel 2?
Zorgbelang ziet de tekst op dit onderdeel graag aangevuld met afspraken rond de afstemming en instemming over de wijze waarop deze inspraak van individuele cliënten wordt verkregen. Denk hierbij ook aan de budgetafspraken: er dienen voldoende middelen beschikbaar te zijn voor deze inspraakverplichting.
Een inspraakverplichting dient niet alleen te gelden voor zaken die het dagelijks leven aangaan (de koffie, het eten), maar zou ook de zorg en het effect daarvan op het leven van cliënten, moeten betreffen.
Daarnaast zijn wij van mening dat deze inspraakverplichting niet alleen moet gelden voor instellingen waar cliënten langdurig verblijven: voor alle instellingen. Een instelling waar mensen maar kort verblijven dient ook (met betrokkenheid van de cliëntenraad) inspraak te organiseren over zaken die van invloed zijn op het dagelijks leven, alsmede de zorg en het effect daarvan op lange termijn.
Vraag3
In het wetsontwerp wordt op diverse plaatsen ruimte voor maatwerk in het organiseren van medezeggenschap geboden. Daardoor is het mogelijk dat cliëntenraden en zorgaanbieders eigen afspraken maken. Deze kunnen afwijken van de algemene regeling in de wet. Bijvoorbeeld wanneer directe participatie van cliënten meer op de voorgrond komt te staan. Het wetsontwerp biedt hiertoe de ruimte. Het horen van de stem van de cliënt kan immers op veel verschillende manieren gebeuren.>> Vindt u dat dit wetsontwerp voldoende ruimte biedt aan zorgaanbieders en cliëntenraden voor maatwerk?
Zie reactie onder vraag 1 en 2. Zie ook aanvullingen onder 5.3.
Vraag4
In de Jeugdwet zijn bepalingen opgenomen over de medezeggenschap bij jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen (artikelen 4.2.4 tot en met 4.2.12 Jeugdwet). Door de voorgestelde wijzigingen in dit wetsontwerp ontstaan er verschillen tussen de regels die gelden voor de jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen en de regels voor de zorgaanbieders waarop dit wetsvoorstel zich richt. Voor een beeld van deze verschillen wordt verwezen naar paragraaf 6 van bijgevoegde Memorie van Toelichting. Met name bij jeugd-GGZ en jeugd-LVB kan het voorkomen dat een jeugdhulpaanbieder ook wordt aangemerkt als een zorgaanbieder in de zin van dit wetsontwerp, omdat ook GGZ-zorg of LVB-zorg voor niet-jeugdigen wordt aangeboden. Hierdoor zouden twee afwijkende regimes op deze aanbieders van toepassing zijn, hetgeen niet de bedoeling is. De regering is daarom van plan om aan het onderhavige wetsontwerp een onderdeel toe te voegen waarin de Jeugdwet zodanig wordt gewijzigd dat het regime van de nieuwe Wmcz ook van toepassing wordt op alle jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen in de zin van de Jeugdwet.>> Wat is uw oordeel over een zodanige wijziging?
Dit voornemen is zonder meer positief te noemen. De signalen en ervaringen van cliënten die bij Zorgbelang binnenkomen, onderstrepen de noodzaak van veel meer vereenvoudiging en eenduidigheid. Het belang van cliënten is daar absoluut mee gediend, en wij zouden willen voorstellen cq adviseren om alle domeinen/sectoren (dus niet alleen de jeugdwet maar bijvoorbeeld ook de wmo) in de zorg op dit punt op elkaar af te stemmen, c.q. allen onder de Wmcz (en Wkkgz) te laten vallen.
Vraag5
Heeft u nog overige opmerkingen?1. Zorgbelang signaleert dat adviesrecht geregeld is voor de profielschets voor de benoeming van de leden van het toezichthoudend orgaan en de leden van het bestuur (art 7lid1.f), maar is van mening dat adviesrecht ook moet gelden voorafgaande aan een benoeming. De minister wil op een aantal punten de cultuur wijzigen; de cultuur in een organisatie wordt ook bepaald door diegenen die een toezichthoudende en bestuurlijke rol hebben. Een enkele zetel in de Raad van Toezicht op voordracht van de cliëntenraad is dan niet meer voldoende. Het model dat een vertegenwoordiging van de cliëntenraad betrokken is bij selectieprocedures van zowel bestuurders als toezichthouders, is wenselijker.
2. Zorgbelang stelt voor om de procedurele bevoegdheid voor de cliëntenraad om in te stemmen met de profielschets van een klachtenfunctionaris, uit te breiden met de bevoegdheid in te stemmen met de benoeming van een klachtenfunctionaris. Deze functionaris dient onafhankelijk te zijn, en is er in de eerste plaats voor de cliënten om zich toe te wenden.
3. In de opsomming van belangrijkste wijzigingen, 3c, is in algemene zin aangegeven dat gelegenheid tot inspraak bij aangelegenheden die direct van invloed zijn op het dagelijks leven van individuele cliënten.
Het is aanbevelenswaardig om hier, behalve de immateriële (iedereen denkt hier aan verzorging) ook de materiele kant expliciet te benoemen. Persoonlijke keuzes binnen budgetten ook wel: cliëntgebonden gelden, zoals ontspanningskosten, voedingskosten, zijn nu (lang) niet altijd mogelijk. Zoals eerder aangegeven dient de inspraakverplichting ook van toepassing te zijn op de zorg zelf en het effect daarvan op het leven van cliënten.
4. Tenslotte wil Zorgbelang nadrukkelijk adviseren om te regelen dat cliënten / de cliëntenraad zelf betrokken worden (wordt) bij de keuze van kwaliteitstoetsing, de methodiek én het instrumentarium. Het genereren van managementinformatie, bestuurlijke verantwoording en de kosten, zijn nu vaak het uitgangspunt bij deze keuze. Het formuleren dat er instemming van de cliëntenraad is op het ‘algemene beleid ter zake van kwaliteit’ (art 8 lid1.d) geeft op dit punt onvoldoende houvast om de effectiviteit in de zorginstelling te verbeteren vanuit de positie van de cliënt.