Wijziging Besluit kwaliteit kinderopvang BSO en BIO dagopvang
Reactie
Naam
|
KindeRdam (MSc Simon Hay)
|
Plaats
|
Rotterdam
|
Datum
|
21 maart 2023
|
Vraag1
Ter internetconsultatie ligt een concepttekst gewijzigde regelgeving en daarbij behorende nota van toelichting en artikelsgewijze toelichting. U kunt reageren op alle onderdelen.
Punt 1: MEE EENS.
Dit biedt ruimte aan kinderen (zij hebben meer invloed met wie ze willen spelen en bij welke activiteit ze willen aansluiten) en medewerkers (ruimte om bepaalde activiteiten met een kind meer of minder uit te kunnen voeren).
Ruimte voor de organisatie om op basis van inhoudelijke overwegingen op maat per groep soms meer beroepskrachten in te zetten.
Voor kinderen van 0-4 is het van belang per groep één vast gezicht per dag aanwezig te laten zijn. Voor kinderen van 4-12 is één vast gezicht per twee groepen per dag voldoende aangezien de kinderen in steeds mindere mate strikt afhankelijk zijn van de beroepskrachten.
Punt 2: MEE EENS.
Dit zal het aanbod kwalitatief ten goede komen, zo blijven er minder locaties half bezet naast elkaar geopend binnen de organisatie.
Het blijft van belang inhoudelijke (en niet slechts praktische) argumenten op te voeren voor samenvoegingen.
Punt 3 MEE EENS.
De organisatie moet de beroepskracht in opleiding dan wel daadwerkelijk inzetten als vaste kracht.
Het is van belang anders gekwalificeerde beroepskrachten intern te trainen op pedagogisch handelen aangezien dit wellicht niet in de opleiding van anders gekwalificeerden inbegrepen is.
Belangrijke eisen aan anders gekwalificeerde beroepskrachten zijn wat ons betreft ten minste: affiniteit hebben met werken met (groepen) kinderen en minimaal MBO-3 niveau opgeleid.
Wij stellen een maximale inzet anders gekwalificeerden: 25% op locatieniveau voor 0-4 groepen, 50% op locatieniveau voor 4-12 groepen.
Voor de praktijk is het een voorwaarde dat anders gekwalificeerden meetellen als beroepskracht, en niet naast een gekwalificeerde beroepskracht moeten worden ingezet.
Ter verantwoording kunnen aanpassingen opgenomen worden in het pedagogisch beleid-/werkplan en/of in het BPV-plan waarin aangegeven wordt hoe de pedagogische kwaliteit gewaarborgd blijft. Het is wel essentieel dat de aanpassingen geen bureaucratische verantwoording vragen, dit zou werkdruk verhogend in plaats van werkdruk verlagend werken.
Om te monitoren of de genomen maatregelen geen negatief (en wellicht zelf positief) effect hebben op de pedagogische kwaliteit zou dit als opdracht aan de Landelijke Kwaliteitsmonitor Kinderopvang (LKK) van de universiteit van Utrecht/Sardes gegeven kunnen worden. Het is essentieel dat de monitoring gebeurt door wetenschappelijke onderzoekers met kennis van de kinderopvang.