Wijzigingen in de examinering in het vo en mbo vanwege de referentieniveaus en vanwege de beroepsgerichte kwalificatiestructuur in het mbo

Reactie

Vraag1

Als projectleider examinering bij kenniscentrum voor beroepsonderwijs in de bouw en infra heb ik moeite met de uitvoerbaarheid als het gaat om de uitslagregels en exameninrichting voor het mbo.

De regelgeving met betrekking tot de uitslagregels voor het mbo zijn mijn inziens in strijd met de uitgangspunten die gehanteerd zijn bij het ontwikkelen van de competentiegerichte kwalificatiedossiers. Het kwalificatiedossier legt alleen het “wat”vast en zegt niets over de inrichting van examinering. Door nu de kerntaak als specifiek examenonderdeel te benoemen wordt aan de kerntaak een eis gesteld waarmee, als dat vooraf bekend was, rekening gehouden had kunnen worden bij de inrichting en formulering van het kwalificatiedossier.

Een voorbeeld daarvan is de kerntaak "organiseren" die nooit als aparte exameneenheid is bedoeld, maar vanwege het streven naar transparantie en ter voorkoming van onnodige herhaling in elk dossier van Fundeon gelijkluidend en op het niveau van een kerntaak is geformuleerd.

Bij een exameninrichting die een evenwichtige verdeling in hapklare brokken kent en zeer passend is op de onderscheidende herkenbare beroepssituaties zijn de specifieke examenonderdelen vaak kerntaakdoorsnijdend.

Bij dossiers met een zeer beperkt aantal en erg globaal geformuleerde kerntaken zal de resultatenlijst bij het diploma een weinig zeggend beeld geven. In het ontwerp van het kwalificatiedossier is immers gestreefd naar maximaal 4 kerntaken, terwijl voor een goede beoordeling bijvoorbeeld 7 examenonderdelen nodig kunnen zijn.

Bovendien leidt examinering van vakkennis per kerntaak tot versnippering van het vak: de inhoudelijke logische indeling van vakmatige thema’s komt immers zelden overeen met de indeling van kerntaken.