Rnb

Reactie

Vraag1

Uit het onderzoek dat aanleiding voor de conceptregeling vormt, volgt dat jachtdruk geen maatgevende oorzaak is voor de achteruitgang van de populaties van het haas en het konijn. Intensivering en schaalvergroting van de landbouw, verandering van het landschap en het inzetten van landbouwmachines zijn de voornaamste oorzaken voor deze achteruitgang. Hieruit volgt dat jachthouders succesvol zijn in hun wettelijke taak tot bevordering van een gunstige wildstand in hun jachtvelden: zij veroorzaken immers niet de achteruitgang van de wildstand.
Niettemin laat de conceptregeling de werkelijke oorzaken voor de achteruitgang als hiervoor genoemd ongemoeid en wordt slechts een activiteit beperkt die geen wezenlijke bijdrage levert aan die achteruitgang. De conceptregeling is daarmee louter symboolpolitiek die dient om de Tweede Kamer te apaiseren.
Door jachthouders zonder gegronde reden de jacht te onthouden op een wezenlijke wildsoort voor de Nederlandse jachtpraktijk, terwijl zij tegelijkertijd moeten toezien hoe de werkelijke oorzaken van de achteruitgang van de betreffende wildsoorten ongemoeid worden gelaten, zal de prikkel om over te gaan tot biotoopverbetering en predatorbeheer afnemen of verloren gaan. De stand van het haas en het konijn zal daardoor naar verwachting eerder afnemen dan toenemen.
De conceptregeling miskent de fundamentele logica dat jachthouders bij uitstek belang hebben bij een goede wildstand, nu jachthouders duurzaam en bij herhaling willen kunnen oogsten uit de natuur. Dit welbegrepen eigenbelang biedt substantieel meer waarborgen voor een goede wildstand dan de voorgenomen symboolpolitiek, waarvan blijkens de toelichting op de conceptregeling geen wezenlijk effect in positieve zin wordt verwacht.