Instemmingsbevoegdheid medezeggenschap funderend onderwijs op hoofdlijnen begroting
Reactie
Naam
|
Librijn openbaar onderwijs (dhr. E. Klompmaker)
|
Plaats
|
Delft
|
Datum
|
17 mei 2016
|
Vraag1
Geeft deze wijziging voldoende houvast voor uitvoering in de praktijk van de medezeggenschap op scholen? Waarom wel, waarom niet?
Het is niet duidelijk wat de hoofdlijnen betreffen. Gaat het om een (percentuele) verdeling over de genoemde elementen van de begroting?
Daarnaast heeft de (P)MR reeds instemmingsrecht op het bestuursformatieplan. Hierin wordt de personele last -in brede zin- bepaald.
Waar gaat het dan nog over?
Vraag2
Hoe kan het begrip ‘hoofdlijnen van de begroting’ worden ingevuld, op een manier die het gesprek tussen bestuur en medezeggenschap over investeringen in de kwaliteit van onderwijs stimuleert?
Investering in de kwaliteit zit voornamelijk in de personele component en minder in huisvesting of systemen.
Dit element uitbreiden in het bestuursformatieplan lijkt zinvoller.
Vraag3
Hebt u andere reacties of suggesties bij dit wetsvoorstel? U kunt hieronder reageren
Ik ben het niet eens met dit instemmingsrecht, het geeft schijninspraak omdat de grote lijnen van de begroting technisch bepaald zijn. (Personele en huisvestingsverplichtingen) De beleidsruimte is beperkt. In een situatie waarin MR en bestuur op een juiste wijze inhoud geven aan medezeggenschap, is dit instemmingsrecht niet nodig.
Een eventueel geschil inzake de instemming op de begroting kan voor een bestuur erg ontwrichtend werken. Het is denkbaar dat dit in situaties waarin ingrijpende bestuursbesluiten genomen moeten worden tot langdurige instemmingsprocessen gaat leiden.
Goedkeuring van de begroting is sowieso voorbehouden aan de raad van toezicht / het toezichthoudend deel van het bestuur.
De rol van de MR hierin lijkt overbodig.
Als laatste wil ik er op wijzen dat de financiële expertise die nodig is voor een goede beoordeling van de begrotingshoofdlijn, niet altijd in de MR aanwezig is.