Wet naburig recht deepfakes van personen
        
            Reactie
        
            
            
                | 
                    Naam
                 | 
                
                    Anoniem
                 | 
            
            
                | 
                    Plaats
                 | 
                
                    Marknesse
                 | 
            
            
                | 
                    Datum
                 | 
                
                    4 november 2025
                 | 
            
            
        
        
        
                
                Vraag1
                Wat is uw mening over het wetsvoorstel en de toelichting? 
                
                    
                    Op papier lijkt het nieuwe wetsvoorstel over deepfakes een stap vooruit. Maar als je beter kijkt, zitten er flinke gaten in. Vooral voor mensen die echt geraakt worden door nepbeelden, is de bescherming vaak maar schijn.
De uitzonderingen voor satire, journalistiek en parodie zijn zo ruim dat kwaadwillenden er moeiteloos doorheen glippen. Een gemanipuleerd filmpje kan al snel worden weggezet als “satire”, en dan houdt het voor het slachtoffer op. Het is geen theoretisch risico, het gebeurt nu al, en slachtoffers staan vaak met lege handen.
Ook de handhaving schiet tekort. De overheid grijpt niet actief in. Wie getroffen wordt, moet zelf naar de rechter of aangifte doen. Dat kost geld, tijd en energie. Dingen die je meestal niet hebt als je net publiekelijk vernederd bent. Mensen zonder juridische kennis of middelen hebben praktisch geen kans.
Daar komt bij dat veel deepfakes op buitenlandse platforms verschijnen, waar Nederlandse regels weinig invloed hebben. En zelfs als het lukt om iets te signaleren, blijven detectie en verwijdering moeilijk. Deepfake-technologie ontwikkelt zich veel sneller dan de wetten die het moet beteugelen. Er is geen snelle verwijderplicht, geen georganiseerde hulp, geen vangnet.
Wat het extra wrang maakt, is dat bestaande wetgeving hetzelfde patroon laat zien. In portretrecht- en privacyzaken kregen slachtoffers al zelden gelijk als de dader zich beriep op “publieke belangstelling” of “kunst”. Onder de AVG moeten mensen vaak zelf procederen, en collectieve handhaving is er nauwelijks. Zelfs de parodie-exceptie in het auteursrecht beschermt eerder de maker dan degene die wordt misbruikt.
En dan is er nog het bewijs van toestemming. In situaties, bijvoorbeeld bij intimidatie of machtsmisbruik, ligt de last bij het slachtoffer om te bewijzen dat hij géén toestemming gaf. Dat voelt wrang en onrechtvaardig.
Kortom: zolang handhaving passief blijft, uitzonderingen te breed zijn en slachtoffers alles zelf moeten doen, blijft de bescherming tegen deepfakes vooral een papieren belofte. De realiteit op internet is harder, sneller en genadelozer en daar houdt dit voorstel m.i. nog geen stand.
                    
                
                
            Bijlage