Zelfstandigenwet
Reactie
Naam | Anoniem |
---|---|
Plaats | Breda |
Datum | 4 juni 2025 |
Vraag1
Wilt u reageren op de Zelfstandigenwet? Dan kunt u hier uw reactie geven. U kunt dat doen door een bericht achter te laten of door een document te uploaden.Positief-kritische reactie op de initiatief-Zelfstandigenwet
Waardering voor streven naar duidelijkheid
Het is prijzenswaardig dat VVD, D66, CDA en SGP het initiatief nemen om het slepende zzp-dossier aan te pakken. Jaren van onduidelijk beleid leidden tot zowel schijnzelfstandigheid als onzekerheid voor bonafide zelfstandigen. De voorgestelde dubbele toets biedt op het eerste gezicht een helder kader dat recht doet aan de behoefte aan duidelijkheid. Dit is een stap richting een moderne arbeidsmarkt waarin verschillende werkvormen naast elkaar kunnen bestaan.
De erkenning van zelfstandigheid en autonomie, zoals vrijheid in werktijd en werkorganisatie, sluit goed aan bij de praktijk van veel professionals.
Constructieve kanttekeningen
Toepassing in de praktijk
De zelfstandigentoets en werkrelatietoets ogen helder, maar roepen vragen op over interpretatie en handhaving. Wat betekent precies “vrijheid van organisatie van werk”? In sectoren als zorg of IT zijn gezagsverhoudingen vaak subtiel. Zonder duidelijke uitleg of toetsingskaders blijft onzekerheid bestaan.
Lasten en verplichtingen voor zzp’ers
Verplichtingen rond AOV en pensioen zijn verdedigbaar, maar kunnen leiden tot extra administratieve en financiële druk. Zonder toegankelijke producten of collectieve oplossingen is uitvoerbaarheid niet vanzelfsprekend. Fiscale stimulansen of basisvoorzieningen zouden dit kunnen verlichten.
Sectorale benadering en rechtsvermoeden
Een sectorspecifieke aanpak met rechtsvermoedens is kansrijk, maar vraagt nauwe afstemming met sectorpartijen. Risico bestaat dat bonafide zzp’ers worden uitgesloten. Een laagdrempelige, onafhankelijke toetsingscommissie is cruciaal.
Samenloop met VBAR
De bestaande VBAR-wet (met uurtariefgrens) overlapt deels met deze initiatiefwet. Goede afstemming is nodig om verwarring te voorkomen. De markt heeft baat bij één coherent wettelijk kader.
Conclusie
De initiatiefwet is ambitieus, goed doordacht en een serieuze poging tot duurzame regulering. De basis is sterk, mits voldoende aandacht blijft voor uitvoerbaarheid, sectorale verschillen en samenhang met andere wetgeving. Met dialoog en zorgvuldige uitvoering kan dit een solide fundament vormen voor een toekomstbestendige arbeidsmarkt.
Vraag2
Wat is volgens u een goede toetsbare invulling van de vijf criteria uit de zelfstandigentoets?1. Werken voor eigen rekening en risico
De opdrachtnemer factureert zelf, ontvangt betalingen direct van opdrachtgevers en regelt zelfstandig belastingverplichtingen. Hij/zij loopt ondernemersrisico (zoals bij wanbetaling of fouten) en investeert op eigen kosten in bedrijfsmiddelen of software.
Bewijsstukken: facturen, btw-aangiftes, verzekeringspolis, inkoop-/leaseovereenkomsten.
2. Een deugdelijke administratie voeren
Er is een zakelijke boekhouding volgens fiscale richtlijnen, met uren- en projectadministratie. Inzicht in inkomsten en uitgaven is beschikbaar.
Bewijsstukken: jaarrekening, boekhoudsoftware, fiscale aangiften.
3. Zich gedragen als zelfstandig ondernemer
De opdrachtnemer presenteert zich onder eigen naam of handelsnaam (bijv. via website of LinkedIn), doet zelf acquisitie en positioneert zich als expert.
Bewijsstukken: KvK-inschrijving, btw-nummer, marketinguitingen, deelname aan vakbeurzen.
Let op: Aantal opdrachtgevers en duur van opdrachten zijn geen betrouwbare maatstaven. In sectoren zoals bouw of creatieve industrie zijn langlopende opdrachten de norm en is wisselen van opdrachtgever vaak onwenselijk. Toetsing moet daarom sectorafhankelijk en flexibel zijn.
4. Voorziening tegen arbeidsongeschiktheid
De opdrachtnemer heeft een AOV, neemt deel aan een broodfonds of bouwt via eigen spaarvoorziening een buffer op.
Bewijsstukken: polisblad, lidmaatschap, bankafschriften, schriftelijke verklaring.
5. Pensioenvoorziening
Er is sprake van periodieke stortingen in een pensioenproduct (zoals lijfrente of bankspaarproduct), deelname aan een beroepspensioenfonds of een aantoonbaar eigen beleggingsplan.
Bewijsstukken: jaaroverzichten, transactieoverzichten.
Slotopmerking
Succesvolle implementatie vraagt om heldere minimumnormen, voorspelbare toetsing en ruimte voor sectorspecifieke invulling. Publicatie van voorbeeldcasussen en sectorale toetsingskaders vergroot transparantie en rechtszekerheid.
Vraag3
Wat is volgens u een goede toetsbare invulling van de vier criteria uit de werkrelatietoets?1. Vrijheid van organisatie van werk
De opdrachtnemer bepaalt zelfstandig hoe de opdracht wordt uitgevoerd, inclusief werkwijze en gebruikte middelen (tenzij veiligheid of kwaliteit anders vereisen). Inhoudelijke instructies van de opdrachtgever ontbreken.
Bewijsstukken: overeenkomst met vrije uitvoeringsruimte, projectvoorstellen van opdrachtnemer, correspondentie over eigen werkaanpak.
2. Vrijheid van werktijd
De opdrachtnemer bepaalt zelf wanneer wordt gewerkt. Er zijn geen vaste werktijden, aanwezigheidsplichten of verlofregistraties, behalve als dit logisch voortvloeit uit de aard van de opdracht.
Bewijsstukken: geen vaste roosters, geen registratie van verlof via opdrachtgever, afspraken over deadlines i.p.v. werkuren.
3. Geen hiërarchische controle
De opdrachtnemer wordt niet functioneel of inhoudelijk aangestuurd zoals een werknemer. Er is geen beoordelingscyclus of hiërarchische lijn. Correcties vinden plaats via contractuele afspraken.
Bewijsstukken: geen functioneringsgesprekken of deelname aan teamactiviteiten, geen plek in de organisatiestructuur, aansturing op resultaat, zichtbaar interim-schap (zoals “a.i.” in handtekening).
4. Intentie tot zelfstandige samenwerking
Partijen beogen een zelfstandige werkrelatie, geen arbeidsovereenkomst. De opdrachtnemer heeft een KvK-inschrijving, werkt onder eigen naam en draagt ondernemersrisico.
Bewijsstukken: contract met zelfstandigenclausule, facturen i.p.v. loonstroken, geen loonbetaling of pensioenafdrachten.
Let op: De feitelijke uitvoering weegt zwaarder dan formele afspraken. Intentie is relevant, maar gedrag en praktijk zijn doorslaggevend.
Aanbeveling
Voor effectieve toepassing is het wenselijk dat de wetgever:
Sectorale praktijkvoorbeelden publiceert;
Een digitaal zelftoetsingsinstrument ontwikkelt;
Richtlijnen per beroepsgroep uitwerkt (zoals zorg, IT, bouw, cultuur).
Vraag4
Acht u het noodzakelijk en/of wenselijk om een extra wetsartikel op te nemen voor het geval een zelfstandig werkende niet (volledig) voldoet aan de criteria in het nieuw voorgestelde lid 2 van BW 7:610?Zo ja, hoe zou de vormgeving van een dergelijk derde lid er volgens u dan uit moeten zien?
Zo nee, moet in een dergelijke situatie dan holistisch gekeken worden naar de criteria uit het tweede lid of biedt het huidig wettelijk kader voldoende houvast voor een dergelijke situatie?
Ja, het opnemen van een derde lid in artikel 7:610 BW is noodzakelijk en wenselijk. Het voorkomt rechtsonzekerheid, grijze zones en disproportionele gevolgen voor werkenden en opdrachtgevers. Hieronder volgt de argumentatie, met aansluitend een voorstel.
Waarom een derde lid nodig is
1. Rechtszekerheid bij grensgevallen
Niet elke werkrelatie voldoet zwart-wit aan de criteria van het tweede lid. In praktijk bestaan hybride vormen waarbij de werkende kenmerken van zelfstandigheid heeft, maar niet aan alle voorwaarden voldoet. Zonder derde lid dreigt ten onrechte kwalificatie als werknemer, wat niet aansluit bij de feitelijke situatie of intentie van partijen.
2. Voorkomen van disproportionele gevolgen
Het direct aanmerken als werknemer bij het missen van één criterium kan leiden tot boetes, naheffingen of beëindiging van opdrachten. Dit maakt opdrachtgevers terughoudend en belemmert de inzet van zzp’ers, met negatieve impact op werkgelegenheid en flexibiliteit.
3. Ruimte voor groei en professionalisering
Een tussenregeling biedt ruimte voor werkenden in opbouw (bv. startende zzp’ers), zodat zij zich kunnen ontwikkelen zonder meteen te worden gekwalificeerd als schijnzelfstandige.
Voorstel voor artikel 7:610 lid 3 BW
“Indien een werkende niet volledig voldoet aan de voorwaarden van het tweede lid, maar overwegend zelfstandig opereert en de aard van de werkrelatie zich verzet tegen het aannemen van een arbeidsovereenkomst, kan de rechter of toetsingscommissie op gemotiveerd verzoek vaststellen dat geen sprake is van een arbeidsovereenkomst. Daarbij wordt gekeken naar autonomie, ondernemersrisico, investeringen en wederzijdse intentie.”
Toelichting
Laat ruimte voor maatwerk in complexe situaties.
Houdt de lat hoog door te eisen dat sprake is van ‘overwegende’ zelfstandigheid.
Waarborgt onafhankelijk oordeel en sectorale afweging.
Intentie blijft relevant, maar ondergeschikt aan de feiten.
Alternatief: tussenstatus
Overweeg wettelijke erkenning van een tussenstatus, met beperkte verplichtingen (zoals pensioenopbouw) en groeiperspectief. Dit kan met name starters in sectoren als zorg, cultuur of de creatieve industrie ondersteunen.
Conclusie
Een derde lid biedt noodzakelijke nuance, versterkt rechtszekerheid en voorkomt maatschappelijke en juridische schade.