Zelfstandigenwet
Reactie
Naam | Anoniem |
---|---|
Plaats | Siebengewald (NL) |
Datum | 10 juni 2025 |
Vraag1
Wilt u reageren op de Zelfstandigenwet? Dan kunt u hier uw reactie geven. U kunt dat doen door een bericht achter te laten of door een document te uploaden.Voorstel voor reactie op de internetconsultatie Zelfstandigenwet
Onderwerp: Reactie op concept-Zelfstandigenwet (internetconsultatie 2025)
Geachte heer/mevrouw,
Als ervaren professional die werkt met en voor zelfstandigen, juich ik het toe dat met deze wet wordt gestreefd naar meer duidelijkheid over de kwalificatie van werkrelaties, en het tegengaan van schijnzelfstandigheid. De voorgestelde toetsingskaders bieden in potentie meer rechtszekerheid en een eerlijker speelveld. Ik wil echter graag enkele aandachtspunten en zorgen onder de aandacht brengen:
1. Behoefte aan duidelijke definities
Begrippen zoals "adequate voorziening voor arbeidsongeschiktheid" en "proportionele bijdrage aan pensioen" zijn te vaag en kunnen leiden tot interpretatieverschillen, onduidelijkheid en rechtsongelijkheid. Heldere minimumeisen en handreikingen zijn nodig om willekeur te voorkomen.
2. Beperking van administratieve lasten
De cumulatie van eisen (derdenverklaring, verzekeringsbewijzen, administratie, toetsingsverzoeken) legt een relatief zware administratieve last op zelfstandigen. Ik pleit ervoor om dit te stroomlijnen, bijvoorbeeld via een centraal platform of standaardverklaring.
3. Sectorale rechtsvermoedens – gelijke behandeling waarborgen
Hoewel een sectorale benadering logisch lijkt, bestaat het risico op ongelijke behandeling van zelfstandigen tussen sectoren. Duidelijkheid is nodig over:
Op basis waarvan sectoren worden geselecteerd;
Welke criteria het rechtsvermoeden activeren;
Hoe bezwaar en herziening mogelijk is.
4. Afstemming met toekomstige regelingen (zoals AOV-verplichting)
De koppeling met toekomstige wetgeving over AOV en pensioen (zoals de Wet BAZ) is begrijpelijk, maar de impact hiervan op zelfstandigen is nu nog onduidelijk. Maak duidelijk:
Hoe deze wet aansluit op latere verplichtingen;
Wat de overgangsregelingen zijn;
Hoe zelfstandigen worden ondersteund bij aanpassing.
Tot slot
De balans tussen bescherming tegen schijnzelfstandigheid en het behoud van werkvrijheid is essentieel. Zorg ervoor dat de Zelfstandigenwet dit evenwicht bewaakt zonder zelfstandigen te overladen met onduidelijke eisen of onevenredige lasten.
Met vriendelijke groet,
Vraag2
Wat is volgens u een goede toetsbare invulling van de vijf criteria uit de zelfstandigentoets?Een goede toetsbare invulling van de vijf criteria vereist objectieve, praktische en eenduidige indicatoren, zodat zowel opdrachtgevers als opdrachtnemers vooraf weten waar ze aan toe zijn. Hieronder mijn suggesties per criterium:
1. Vrijheid in het organiseren van het werk
Toetsbaar via:
Geen verplicht werkrooster van opdrachtgever (de zzp’er bepaalt werktijden zelf).
Geen verplichte aanwezigheid op locatie, tenzij dit functioneel noodzakelijk is (bijvoorbeeld bij fysieke toegang tot een werkomgeving).
Mogelijkheid om werkzaamheden naar eigen inzicht in te richten, zolang het eindresultaat voldoet aan de afspraak.
2. Ondernemerschap / meerdere opdrachtgevers
Toetsbaar via:
Minimaal 2 à 3 opdrachtgevers per jaar (met ondergrens in euro’s of uren).
Eigen KvK-inschrijving en BTW-aangifte.
Zelfstandige acquisitie of aanwezigheid op platforms/marktplaatsen.
Inkoop van eigen bedrijfsmiddelen of software.
3. Financiële risico’s en investeringen
Toetsbaar via:
De zelfstandige loopt risico op wanbetaling of werkt tegen vaste projectprijs/resultaatprijs.
Investeringen in bedrijfsmiddelen (zoals apparatuur, verzekeringen, transport).
Geen loondoorbetaling bij ziekte of vakanties (dus geen vergelijkbaar zekerheidsniveau als werknemer).
4. Verantwoordelijkheid voor continuïteit
Toetsbaar via:
Zelf regelen van vervanging bij ziekte of overmacht (contractueel afgesproken of praktijkervaring).
Geen verplichting voor opdrachtgever om opdrachten te blijven geven.
Eigen marketing of netwerkonderhoud voor nieuwe opdrachten.
5. Inbedding in de organisatie
Toetsbaar via:
Geen deelname aan interne overleggen of HR-structuren.
Geen gebruik van @bedrijfsnaam.nl e-mail, bedrijfskleding of bedrijfsauto’s (tenzij functioneel onderbouwd).
Duidelijk verschil in gezagsverhouding: opdrachtnemer ontvangt geen functionele aansturing van een leidinggevende.
Afsluitend
Een combinatie van deze elementen moet het mogelijk maken een werkrelatie objectief te kwalificeren. De criteria dienen niet cumulatief verplicht te zijn, maar in onderlinge samenhang beoordeeld te worden, met ruimte voor contextuele afwegingen.
Vraag3
Wat is volgens u een goede toetsbare invulling van de vier criteria uit de werkrelatietoets?Een goede toetsbare invulling van de vier criteria uit de werkrelatietoets vraagt om heldere, controleerbare indicatoren die aansluiten bij de praktijk van werkrelaties. Hieronder mijn suggesties per criterium:
1. Werkt iemand in dienst van een ander (gezagsverhouding)?
Toetsbaar via:
Er is sprake van inhoudelijke sturing door de opdrachtgever (bijv. aanwijzingen over hoe het werk moet worden gedaan, niet alleen wat).
De opdrachtnemer moet zich houden aan interne procedures, hiërarchische instructies of aanwezigheidsregels van de opdrachtgever.
Functioneringsgesprekken, beoordelingssystematiek of integratie in het HR-beleid wijzen op een gezagsverhouding.
2. Is sprake van verplicht persoonlijk werk verrichten (vervangbaarheid)?
Toetsbaar via:
De opdrachtnemer mag zich niet (of alleen met expliciete toestemming) laten vervangen.
In contracten is geen vervangingsregeling opgenomen.
In de praktijk is er een verwachting dat alleen de specifieke persoon het werk uitvoert.
3. Duur van het werk en afhankelijkheid van inkomen
Toetsbaar via:
De opdrachtnemer werkt langdurig of structureel voor één opdrachtgever (bijvoorbeeld >70% van het jaarinkomen uit één bron).
Er is geen sprake van project- of resultaatgericht werk, maar van doorlopende inzet vergelijkbaar met een werknemer.
Bij beëindiging van de samenwerking ontstaat directe inkomensonzekerheid voor de opdrachtnemer.
4. Inbedding in de organisatie
Toetsbaar via:
De opdrachtnemer werkt op dezelfde locatie, met dezelfde middelen, onder dezelfde processen als werknemers.
Hij/zij neemt deel aan teamoverleggen, werkroosters, of is zichtbaar onderdeel van het reguliere personeelsbestand.
Functie-inhoud of verantwoordelijkheden zijn niet van externe adviseur/leverancier te onderscheiden.
Afsluitend
Het is belangrijk dat de werkrelatietoets een praktische weergave van de feitelijke situatie biedt. De criteria moeten in onderlinge samenhang worden beoordeeld, met oog voor sectorale verschillen en context. Daarbij zou een toegankelijke handleiding of beslisboom zeer helpen om zowel opdrachtgevers als opdrachtnemers vooraf duidelijkheid te bieden.
Vraag4
Acht u het noodzakelijk en/of wenselijk om een extra wetsartikel op te nemen voor het geval een zelfstandig werkende niet (volledig) voldoet aan de criteria in het nieuw voorgestelde lid 2 van BW 7:610?Zo ja, hoe zou de vormgeving van een dergelijk derde lid er volgens u dan uit moeten zien?
Zo nee, moet in een dergelijke situatie dan holistisch gekeken worden naar de criteria uit het tweede lid of biedt het huidig wettelijk kader voldoende houvast voor een dergelijke situatie?
Ja, ik acht het wenselijk om een aanvullend derde lid op te nemen in artikel 7:610 BW voor situaties waarin de werkrelatie zich in een grijs gebied bevindt — dus wanneer niet aan alle criteria uit het tweede lid wordt voldaan, maar er ook geen duidelijke arbeidsovereenkomst is.
Zonder zo’n bepaling ontstaat het risico op:
Rechtsonzekerheid voor zowel opdrachtgevers als opdrachtnemers;
Inconsistente rechtspraak;
Afnemende bereidheid om met zelfstandigen te werken uit angst voor naheffingen of herkwalificatie.
Voorstel voor de vormgeving van een derde lid:
“Indien niet aan alle in lid 2 genoemde criteria is voldaan, wordt beoordeeld of op grond van de feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang sprake is van een arbeidsovereenkomst, waarbij tevens rekening wordt gehouden met de aard van het werk, de mate van afhankelijkheid, en de wederzijdse verwachtingen bij het aangaan van de overeenkomst.”
Een dergelijk derde lid:
Onderkent de complexiteit van de praktijk (bijv. kennisberoepen, creatieve sector, kortlopende opdrachten).
Biedt ruimte voor maatwerk, zonder de kaders uit te hollen.
Voorkomt dat zelfstandigen automatisch onder een arbeidsovereenkomst vallen bij één afwijking op de vijf toetscriteria.
Alternatief: holistische beoordeling?
Indien geen expliciet derde lid wordt opgenomen, dan is een expliciete toelichting in de memorie van toelichting vereist, waarin staat dat de rechter (en Belastingdienst) in twijfelgevallen een holistische afweging mag maken op basis van het geheel der feiten. Dit voorkomt rigide toepassing van het tweede lid en doet recht aan de praktijk.
Conclusie:
?? Een derde lid verdient de voorkeur voor juridische duidelijkheid en voorkomt dat ‘net-niet-gevallen’ leiden tot willekeur of onbedoelde herkwalificatie.
?? Indien dat niet mogelijk is, dient in elk geval in de toelichting ruimte te worden geboden voor een genuanceerde weging van omstandigheden buiten het strikte toetsingskader.