Wet centralisatie ondersteuning onderwijs aan zieke leerlingen en studenten

Reactie

Naam Ouders & Onderwijs (M.G.H. Boon-Mens)
Plaats Utrecht
Datum 17 maart 2022

Vraag1

Denkt u dat met de beoogde nieuwe structuur, een landelijke organisatie met een regionale infrastructuur, de positieve punten van de oude structuur, zoals nabijheid, laagdrempeligheid en snelheid, voldoende worden behouden?
Het belangrijkste probleem dat deze wetswijziging beoogt op te lossen is de beperkende regelgeving rond de geldstromen. Een landelijke organisatie en financiering lost dit op maar brengt de nabijheid, laagdrempeligheid en snelheid in gevaar. Het vergroot de afstand tot de leerling en de school met alle consequenties voor de zieke leerling en hun ouders. Het risico is te groot dat de ondersteuningsstructuur die nu goed functioneert, snel en dichtbij beschikbaar is, verdwijnt.
Ook kent een landelijke organisatie beperkte capaciteit die in de toekomst tot problemen kan leiden zoals we nu ook zien bij de organisatie van het staatsexamens en landelijke onderwijsconsulenten.
Centralisatie werkt bovendien belemmerend in de overstap van deze kortdurende ondersteuning (ongeveer drie maanden) naar meer langdurige ondersteuning die valt onder passend onderwijs (verantwoordelijkheid school en/of het samenwerkingsverband). De nieuwe ondersteuningsstructuur voorziet niet in de behoefte aan de continuïteit van de ondersteuning en zorg, op korte en langere termijn. Deze moet dan alsnog door de school of het samenwerkingsverband gefinancierd en georganiseerd worden. De regionale infrastructuur en inbedding wordt met dit wetsvoorstel niet verankerd.
Een regionale ondersteunings- en financieringsstructuur met een landelijk expertisecentrum vinden wij passender. Landelijke samenwerking heeft een meerwaarde wanneer het bijvoorbeeld gaat om expertise opbouwen en delen, communicatie en bevorderen van de kwaliteit van de ondersteuning.
Leg de uitvoering zo dicht mogelijk bij de school. De school kent de leerling en heeft het contact met ouders maar ook de zorgplicht voor het onderwijs aan de zieke leerling.

Vraag2

Vindt u dat met de beoogde nieuwe structuur de toekomstbestendigheid en flexibiliteit van de voorziening voldoende worden gegarandeerd?
Vindt u dat met de beoogde nieuwe structuur de toekomstbestendigheid en flexibiliteit van de voorziening voldoende worden gegarandeerd?
De nieuwe ondersteuningsstructuur voor ernstig zieke leerlingen is geen toekomstbestendig oplossing. Centralisatie van alle ondersteuning en financiering bij één landelijke organisatie biedt niet de benodigde flexibiliteit en vergroot de afstand tot de leerling en het onderwijs/de school.
Deze vergaande centralisatie staat haaks op de visie van passend- en inclusief onderwijs. Door de ondersteuning voor een groep zo specifiek te organiseren kan deze ondersteuning niet ingezet worden voor andere leerlingen die baat hebben bij dezelfde soort ondersteuning, zoals bijvoorbeeld thuiszitters.

Goede ontwikkeling is de uitbreiding van de doelgroep met het MBO. Deze is helaas in het voorstel voor een beperkte groep: studenten tot 23 jaar zonder startkwalificatie. Een zieke student met een havo-diploma is hierdoor bijvoorbeeld uitgesloten. Dit geeft ongelijkheid.

Bij de totstandkoming van de nieuwe structuur zijn bovendien nauwelijks ouders en leerlingen betrokken. Hun betrokkenheid bij de landelijke organisatie in het wetswoorstel s niet duidelijk en niet geborgd. De landelijke centrale organisatie vergroot de afstand zelfs. De invloed van ouders en leerlingen op deze ondersteuning is essentieel, zeker gezien hun situatie, grote belastbaarheid en kwetsbaarheid van betreffende gezinnen.