Wet centralisatie ondersteuning onderwijs aan zieke leerlingen en studenten
Reactie
Naam
|
Anoniem
|
Plaats
|
Utrecht
|
Datum
|
21 maart 2022
|
Vraag1
Denkt u dat met de beoogde nieuwe structuur, een landelijke organisatie met een regionale infrastructuur, de positieve punten van de oude structuur, zoals nabijheid, laagdrempeligheid en snelheid, voldoende worden behouden?
Ja dat denken wij zeker. Een belangrijke, maar zeker niet de enige, reden hiervoor is dat alle Educatieve Voorzieningen (EV’s) en regioconsulenten (nu verdeeld over verschillende kleinere en grotere onderwijsadviesbureaus (OAB’s)) op deze manier op dezelfde manier gaan werken. Onze verwachting is dat een directe aansturing vanuit de landelijke stichting hier een positieve invloed op zal hebben. Het Maxima is het enige ziekenhuis dat landelijk werkt en waarbij de EV met alle regio’s en derhalve OAB’s te maken heeft. Wij ervaren veel verschillen in hoe de regioconsulenten hun ondersteuning verlenen, waarbij zij allen op hun manier hun best doen om de zieke leerling zo goed mogelijk te ondersteun. Uiteraard zijn we hier onderling over in gesprek en levert het Maxima een belangrijke bijdrage aan de implementatie van de sluitende aanpak. Echter dat het überhaupt nodig is om een sluitende aanpak te implementeren binnen de OZL consulenten zegt direct iets over het nut en noodzaak tot een landelijke stichting te komen. Ook qua overhead en verspreiding van subsidiegelden zien wij nog een aantal voordelen die een landelijke stichting met zich meebrengt.
Vraag2
Vindt u dat met de beoogde nieuwe structuur de toekomstbestendigheid en flexibiliteit van de voorziening voldoende worden gegarandeerd?
Ja, wij verwachten dat met de beoogde nieuwe structuur een optimalisatie- en professionaliseringslag gemaakt gaat worden op bestuurlijk niveau en daarmee samenhangend operationeel niveau. Immers de directeur-bestuurder zal de belangen voor de landelijke stichting zelf gaan behartigen. Op dit moment is OZL bij meer dan 20 verschillende organisaties ondergebracht, immers de EV’s van Maxima en UMC’s en OAB’s, waarbij er niet altijd even veel aandacht is vanuit het bestuurlijk niveau van de verschillende organisaties. Daarnaast verwachten wij dat de tegengestelde belangen die er nu nog zijn (denk bijvoorbeeld aan het behoud van subsidie), teniet worden gedaan omdat er nog maar één subsidiestroom richting de landelijke stichting gaat.
Bijlage