Vernieuwd Beleid Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Reactie
Naam | Voorzitter Platform International Education (PIE) (Dhr. J.C.G. (Han) Aarts) |
---|---|
Plaats | Maastricht |
Datum | 20 maart 2018 |
Vraag1
Voorkomen van conflict en instabiliteitNederland richt zich op het voorkomen van conflicten en het aanpakken van grondoorzaken van instabiliteit in de fragiele regio’s rond Europa. De nadruk ligt hierbij op ‘legitieme stabiliteit’. Sociale cohesie tussen bevolkingsgroepen is daarvoor nodig en burgers die bestaande structuren en instituties erkennen. Een stabiele omgeving waarin mensen zich veilig voelen is een voorwaarde voor duurzame ontwikkeling.
Daarnaast geeft het kabinet prioriteit aan het versterken van bescherming en opvang van ontheemden in de regio. Nederland heeft oog voor de nood in de wereld en de hulp aan vluchtelingen zal dan ook worden verhoogd. De Nederlandse inzet zal naast directe noodhulp meer dan voorheen ook gericht zijn op weerbaarheid, preventie en toegankelijkheid. Nederland draagt bij aan noodhulp via professionele humanitaire organisaties van de VN, het Rode Kruis en de Dutch Relief Alliance en geeft daarbij gehoor aan specifieke oproepen van de VN voor bijdragen aan langdurige crises zoals in Syrië, Irak, Jemen, de Hoorn van Afrika, de Sahel en het Grote Merengebied.
Vraag 1: Hoe kan Nederland (overheid, bedrijfsleven, sociale ondernemingen, maatschappelijk middenveld, kennisinstellingen) op de thema´s voorkomen van conflicten en instabiliteit, opvang in de regio en noodhulp meer resultaten bereiken?
Internationale kennissamenwerking en de netwerken die hiermee worden opgebouwd kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan het op de langere termijn (dus duurzaam) voorkomen van conflicten en instabiliteit.
Vraag2
JeugdwerkgelegenheidPrognoses wijzen uit dat het aantal Afrikaanse jongeren (15-24 jaar) tussen 2015 en 2050 zal verdubbelen van 230 miljoen tot meer dan 460 miljoen, en dat in 2050 de helft van de Afrikaanse bevolking jonger zal zijn dan 25. Zonder ingrijpende maatregelen blijft de groei van de werkgelegenheid ver achter bij de bevolkingsgroei. Verbetering van het economisch perspectief van jongeren in Afrika en het Midden-Oosten is hard nodig om migratie aan te pakken en radicalisering te helpen voorkomen.
Vraag 2: Hoe kan Nederland (overheid, bedrijfsleven, sociale ondernemingen, maatschappelijk middenveld, kennisinstellingen) de bevolkingsgroei in Afrika het best adresseren en werkgelegenheid onder jongeren in Afrika en het Midden-Oosten stimuleren?
Onderwijs op alle niveau's (primair/secundair/tertiair) speelt een sleutelrol.
Daarbij is innovatie in onderwijs cruciaal. Met name hierin kan Nederland uit eigen kennis en ervaring een belangrijke bijdrage leveren.
Leerlingen dienen in het onderwijs te leren hoe zij zelfstandig kennis kunnen aanwenden bij het oplossen van maatschappelijke uitdagingen - van simpel tot complex.
Vraag3
Verminderen van armoede en ongelijkheidWe zien de resultaten van de wereldwijde samenwerking: extreme armoede en honger zijn teruggedrongen; kindersterfte neemt af en we worden ouder dan ooit. Een historisch aantal kinderen gaat naar school. Dat is te danken aan economische ontwikkeling, ontwikkelingssamenwerking en wetenschappelijke vooruitgang. Maar economische ongelijkheid neemt tegelijkertijd toe.
Daarnaast staan, na een periode van bijna wereldwijde versterking van fundamentele rechten, democratie en vrijheden in veel landen onder druk. De vorderingen op het gebied van gelijke rechten en kansen voor vrouwen zijn traag en beperkt. Organisaties die opkomen voor mensenrechten en rechten van minderheden lopen op veel plaatsen gevaar. Het ontwikkelingsperspectief van landen, met name in Sub-Sahara Afrika, wordt uitgehold door een vicieuze cirkel van instabiliteit, bevolkingsgroei, werkloosheid (met name onder jongeren) en klimaatverandering. Deze trends vormen een bedreiging voor de sociale samenhang in meerdere landen, en voor Nederland.
Nederlandse ontwikkelingssamenwerking richt zich momenteel op voedselzekerheid en landbouw, water; seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (bijvoorbeeld voorbehoedsmiddelen, veilige abortussen), en veiligheid en rechtsorde. Zoals ook in het regeerakkoord wordt aangekaart zal het vernieuwde beleid een grotere nadruk leggen op het aanpakken van onderliggende oorzaken van instabiliteit, armoede, ongelijkheid en irreguliere migratie, met een extra aandacht voor de meest kwetsbaren zoals vrouwen en kinderen.
Vraag 3: Welke nieuwe aandachtsgebieden zou het kabinet kunnen identificeren? De middelen zijn beperkt dus we moeten kiezen, daarom ook aan u de vraag: welk aandachtsgebied behoeft minder nadruk?
Samenwerking in onderwijs, onderwijsontwikkeling, capaciteitsopbouw in onderwijs, innovatie via kennistoepassingen - kortom: de kennissector in brede zin- zou als eigenstandig aandachtsgebied aan de huidige sectoren kunnen worden toegevoegd.
Het is mijn stellige overtuiging dat Nederland in ontwikkelingssamenwerking op het terrein van kennis geweldig veel te brengen heeft (kijk naar de internationale rankings van het Nederlandse (hoger) onderwijs) en tegelijkertijd zelf als kenniseconomie daar ontzettend veel uit kan halen, en zo onze eigen sterk geinternationaliseerde kenniseconomie nog verder kan versterken in de toekomst.
De Nederlandse kennissector is economisch gezien een zelfstandige Topsector, met een buitengewone relevantie voor ontwikkelingssamenwerking.
Want: ontwikkelingssamenwerking is in essentie met de jaren meer en meer kennissamenwerking geworden.
Vraag4
VerduurzamenHet kabinet wil de internationale actie tegen klimaatverandering versterken en zet in op vergroting van de weerbaarheid tegen de effecten van klimaatverandering (SDG13). Het nieuwe nationale klimaatfonds zal zich op deze beide aspecten richten, waarbij wordt ingezet op het mobiliseren van private bijdragen in samenwerking met het (Nederlandse) bedrijfsleven. Nederland wil ertoe bijdragen dat in de periode naar 2030 vijftig miljoen mensen toegang krijgen tot hernieuwbare energie (SDG7). Ook activiteiten op het gebied van duurzaam waterbeheer (SDG6) en klimaatbestendige landbouw in kwetsbare gebieden (SDG2) dragen bij aan de klimaatdoelstellingen van het akkoord van Parijs.
Vraag 4: Welke innovatieve oplossingen kan de Nederlandse overheid, NGO’s en het bedrijfsleven stimuleren om 1) CO2-emissies terug te dringen (klimaatmitigatie) en 2) samenlevingen helpen zich aan te passen aan klimaatverandering (klimaatadaptatie)?
Ook in dit opzicht kan internationale kennissamenwerking op het gebied van (allerlei aspecten van) verduurzaming een cruciale bijdrage leveren.
Vraag7
Verdienvermogen van NederlandDe overkoepelende ambitie is om de export- en investeringspositie van Nederland versterken zodat we in 2030 meer aan het buitenland verdienen en daardoor meer banen genereren. Via handel leveren wij een actieve bijdrage aan het realiseren van de SDG’s.
Het kabinet wil werken aan eerlijke vrijhandel, verduurzaming en aanpassing van het handelssysteem aan de nieuwe economie (o.a. digitalisering) en een proactieve handelsagenda neerleggen om de internationale positie van ondernemend Nederland te versterken. Het kabinet wil investeren in markttoegang voor Nederlandse bedrijven en strategische positionering op bestaande markten en groeimarkten. Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen krijgen hulp om de kansen te pakken die de Duurzame Ontwikkelingsdoelen bieden. De ontwikkeling en uitvoering van een nieuwe gezamenlijke publiek-private internationaliseringsstrategie zal leiden tot effectievere handelsbevordering om de groeiende concurrentie het hoofd te bieden en kansen te verzilveren.
Ondersteuning innovatieve oplossingen
Nederland heeft veel potentieel in huis om innovatieve én betaalbare oplossingen te bieden op het terrein van water, voedsel, smart cities, circulaire economie, stedelijke ontwikkeling, duurzame energie, logistiek en gezondheidszorg mede door inzet van nieuwe technologieën zoals nanotechnologie, robotica en fotonica en gebruik van big data, blockchain en kunstmatige intelligentie.
Vraag 7: Met welke innovatieve en creatieve oplossingen en op welke terreinen zou de overheid het bedrijfsleven en kennisinstellingen nog beter kunnen ondersteunen om wereldwijd kennis en kunde te vermarkten?
Het nieuwe Orange Knowledge Programme (OKP) is in aanleg een uitstekend instrument om Nederlandse kennisinstellingen, al dan niet in samenwerking met bedrijven, te ondersteunen in het ontwikkelen van wereldwijde kennissamenwerking, die zowel doelen van ontwikkelingssamenwerking kan schragen en tegelijkertijd bijdragen aan de Nederlandse (kennis)economie en een wereldwijd netwerk voor Nederland.
Echter, het budget van het OKP programma is de facto met 1/3 verminderd ten opzichte van haar voorganger (de programma's NICHE en NFP). Vanuit het perspectief van het belang van kennissamenwerking voor zowel ontwikkelingssamenwerking als voor Nederland zelf is dit niet goed te begrijpen.
Vraag9
Tot slotVraag 9: Heeft u naast uw inbreng op bovenstaande vragen nog andere aanbevelingen op het gebied van Buitenlands handel en Ontwikkelingssamenwerking?
Zoals ik reeds schreef in reactie op vraag 4:
ik meen dat met de jaren ontwikkelingssamenwerking meer en meer samenwerking op het terrein van kennis (kennisontwikkeling, kennis delen, kennistoepassingen) is geworden en dat dit ook cruciaal is om de doelen van ontwikkelingssamenwerking te realiseren. Tegelijkertijd biedt dit geweldige kansen voor een open kenniseconomie als de Nederlandse, maar dit lijkt in het beleid nog onvoldoende erkend te worden.
Ik zou willen bepleiten in het kader van het beleid van buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking (nog) meer op de kennissector in te zetten, bijvoorbeeld door deze als een van de hoofdpijlers van het beleid te benoemen, en door het instrumentarium om kennissamenwerking ten dienste van globale ontwikkeling te stimuleren verder uit te bouwen. Het nieuwe OKP is in aanleg een mooi instrument, maar zou een ruimer budget verdienen.
Het aanbieden van beurzen voor talentvolle mensen uit landen wereldwijd om in Nederland te studeren is eveneens cruciaal voor het stimuleren van ontwikkeling en, voor Nederland zelf, het bouwen van een wereldwijd netwerk van aan Nederland loyale contacten.
Helaas is ook op dergelijke beurzen in recente jaren fors bezuinigd.
Nederland zou dergelijke beurzen veel meer als een strategische investering moeten beschouwen, zoals bijvoorbeeld Duitsland en andere landen dat ook doen. In het verlengde daarvan zouden beurzen ook minder of zelfs niet gekoppeld hoeven te worden aan de hoofdthema's in ontwikkelingssamenwerking: een themabeleid moet je niet voeren via beurzen - beurzen zijn bedoeld om een Nederlands globaal (kennis)netwerk op te bouwen - in zoveel mogelijk landen op zoveel mogelijk gebieden.