Vernieuwd Beleid Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Reactie
Naam | Wijers Community-based Consulting (Dr Gea Wijers) |
---|---|
Plaats | AMSTERDAM |
Datum | 3 maart 2018 |
Vraag1
Voorkomen van conflict en instabiliteitNederland richt zich op het voorkomen van conflicten en het aanpakken van grondoorzaken van instabiliteit in de fragiele regio’s rond Europa. De nadruk ligt hierbij op ‘legitieme stabiliteit’. Sociale cohesie tussen bevolkingsgroepen is daarvoor nodig en burgers die bestaande structuren en instituties erkennen. Een stabiele omgeving waarin mensen zich veilig voelen is een voorwaarde voor duurzame ontwikkeling.
Daarnaast geeft het kabinet prioriteit aan het versterken van bescherming en opvang van ontheemden in de regio. Nederland heeft oog voor de nood in de wereld en de hulp aan vluchtelingen zal dan ook worden verhoogd. De Nederlandse inzet zal naast directe noodhulp meer dan voorheen ook gericht zijn op weerbaarheid, preventie en toegankelijkheid. Nederland draagt bij aan noodhulp via professionele humanitaire organisaties van de VN, het Rode Kruis en de Dutch Relief Alliance en geeft daarbij gehoor aan specifieke oproepen van de VN voor bijdragen aan langdurige crises zoals in Syrië, Irak, Jemen, de Hoorn van Afrika, de Sahel en het Grote Merengebied.
Vraag 1: Hoe kan Nederland (overheid, bedrijfsleven, sociale ondernemingen, maatschappelijk middenveld, kennisinstellingen) op de thema´s voorkomen van conflicten en instabiliteit, opvang in de regio en noodhulp meer resultaten bereiken?
Allereerst lijkt het me goed om een discussie te starten wat 'resultaten' zijn. In ontwikkelingssamenwerking is het vaak zo dat we iets meetbaars willen identificeren en dat onze indicatoren altijd 'hard' moeten zijn. Maar het herstel van het sociaal weefsel in deze regio is misschien nog wel veel belangrijker. Alleen in een faciliterende context kan hulp ook tot de gewenste lange termijn resultaten leiden. Advies (1) Formuleer meer inclusieve indicatoren.
Vervolgens is de suggestie in wetenschappelijk onderzoek dat juist internationale hulp in partnerschappen met lokale of gedecentraliseerde netwerkorganisaties organisaties en als inspanning gezamenlijk met lokale stakeholders het grootste potentieel heeft om de middelen goed terecht te laten komen en ook op de lange termijn veranderingen tot stand te brengen. Advies (2) Denk in multi-stakeholder partnerships and consortia van meerdere organisaties. Heb aandacht juist voor Global Action Networks (GANs) zoals Masterpeace en Solidaridad.
Het is al lang duidelijk dat formele en juist informele instituties ontzettend belangrijk zijn in het effectief implementeren van ontwikkelingsbeleid (zie ook WDR 2017). Jammergenoeg zijn deze ook het moeilijkst te veranderen. In plaats van de brede aanpak van een regio of land in een 'cookie-cutter' standaard aanpakt lijkt het efficienter om juist te zoeken naar oplossingen die passen in een lokale cultuur, economie en geografie, en die daar op echt draagvlak 'van onderen' en 'van boven' kunnen rekenen. Dat lijkt meer werk en geld te kosten, maar is uiteindelijk effectiever. Advies (3) Werk context-specifiek en kleinschalig.
Vraag2
JeugdwerkgelegenheidPrognoses wijzen uit dat het aantal Afrikaanse jongeren (15-24 jaar) tussen 2015 en 2050 zal verdubbelen van 230 miljoen tot meer dan 460 miljoen, en dat in 2050 de helft van de Afrikaanse bevolking jonger zal zijn dan 25. Zonder ingrijpende maatregelen blijft de groei van de werkgelegenheid ver achter bij de bevolkingsgroei. Verbetering van het economisch perspectief van jongeren in Afrika en het Midden-Oosten is hard nodig om migratie aan te pakken en radicalisering te helpen voorkomen.
Vraag 2: Hoe kan Nederland (overheid, bedrijfsleven, sociale ondernemingen, maatschappelijk middenveld, kennisinstellingen) de bevolkingsgroei in Afrika het best adresseren en werkgelegenheid onder jongeren in Afrika en het Midden-Oosten stimuleren?
Voortbouwend op mijn antwoord bij vraag 1.: ook hier is het van belang om meer aandacht te hebben voor het sociaal weefsel in de Afrikaanse landen waar de NLse overheid wil werken. Een voorbeeldproject kan zijn het duitse GIZ programma in Niger langs de belangrijkste migratie-route naar Europa. Zij hebben hier voor de langere termijn expliciet ingestoken op het herstel van het sociaal weefsel in de kleine gemeenschappen langs deze route. Ze investeren in kleinschalige lokale programma's en projecten die gericht zijn op het herstel van cultuur, netwerken, dorpsleven, lokale economieen. Juist deze community-based projecten vinden draagvlak en inbedding, daaruit vloeien dan weer andere lokale initiatieven voort die de leefbaarheid en economie ook voor jongeren vergroten. Alleen als er hoop is op een toekomst, onafhankelijk van buitenlandse hulp, zullen jongeren andere keuzes maken. Het creeren van afhankelijkheidsrelaties aan buitenlandse 'hulp' door grootschalige extern gemanagede projecten is misschien een snelle winst, maar zal op de lange termijn juist schade aanrichten.
Vraag3
Verminderen van armoede en ongelijkheidWe zien de resultaten van de wereldwijde samenwerking: extreme armoede en honger zijn teruggedrongen; kindersterfte neemt af en we worden ouder dan ooit. Een historisch aantal kinderen gaat naar school. Dat is te danken aan economische ontwikkeling, ontwikkelingssamenwerking en wetenschappelijke vooruitgang. Maar economische ongelijkheid neemt tegelijkertijd toe.
Daarnaast staan, na een periode van bijna wereldwijde versterking van fundamentele rechten, democratie en vrijheden in veel landen onder druk. De vorderingen op het gebied van gelijke rechten en kansen voor vrouwen zijn traag en beperkt. Organisaties die opkomen voor mensenrechten en rechten van minderheden lopen op veel plaatsen gevaar. Het ontwikkelingsperspectief van landen, met name in Sub-Sahara Afrika, wordt uitgehold door een vicieuze cirkel van instabiliteit, bevolkingsgroei, werkloosheid (met name onder jongeren) en klimaatverandering. Deze trends vormen een bedreiging voor de sociale samenhang in meerdere landen, en voor Nederland.
Nederlandse ontwikkelingssamenwerking richt zich momenteel op voedselzekerheid en landbouw, water; seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (bijvoorbeeld voorbehoedsmiddelen, veilige abortussen), en veiligheid en rechtsorde. Zoals ook in het regeerakkoord wordt aangekaart zal het vernieuwde beleid een grotere nadruk leggen op het aanpakken van onderliggende oorzaken van instabiliteit, armoede, ongelijkheid en irreguliere migratie, met een extra aandacht voor de meest kwetsbaren zoals vrouwen en kinderen.
Vraag 3: Welke nieuwe aandachtsgebieden zou het kabinet kunnen identificeren? De middelen zijn beperkt dus we moeten kiezen, daarom ook aan u de vraag: welk aandachtsgebied behoeft minder nadruk?
De bestaande aandachtsgebieden blijven van groot belang, dus de afweging om deze te laten vallen lijkt niet redelijk. Juist de lange termijn-investering zal uiteindelijk het verschil maken en steeds weer veranderen van focus wordt kapitaalvernietiging.
In plaats van het veranderen van aandachtsgebieden kan juist de aanvulling met verschillende strategieen om aan de bestaande aandachtsgebieden te werken een extra impuls betekenen. Door meer diversificatie in de soort samenwerkingen (franchises, consortia, lokale partnerschappen) en de partners (bedrijven, organisaties, lokale stakeholders) kan meer doelgericht op kleinere subdoelen worden ingezet.
Vraag4
VerduurzamenHet kabinet wil de internationale actie tegen klimaatverandering versterken en zet in op vergroting van de weerbaarheid tegen de effecten van klimaatverandering (SDG13). Het nieuwe nationale klimaatfonds zal zich op deze beide aspecten richten, waarbij wordt ingezet op het mobiliseren van private bijdragen in samenwerking met het (Nederlandse) bedrijfsleven. Nederland wil ertoe bijdragen dat in de periode naar 2030 vijftig miljoen mensen toegang krijgen tot hernieuwbare energie (SDG7). Ook activiteiten op het gebied van duurzaam waterbeheer (SDG6) en klimaatbestendige landbouw in kwetsbare gebieden (SDG2) dragen bij aan de klimaatdoelstellingen van het akkoord van Parijs.
Vraag 4: Welke innovatieve oplossingen kan de Nederlandse overheid, NGO’s en het bedrijfsleven stimuleren om 1) CO2-emissies terug te dringen (klimaatmitigatie) en 2) samenlevingen helpen zich aan te passen aan klimaatverandering (klimaatadaptatie)?
Dit is een moeilijke ambitie om te realiseren, dat heeft vele jaren ontwikkelingshulp wel aangetoond. Twee voorbeelen van succesvolle resultaten verdienen de aandacht.
(1) Mooie resultaten in bijvoorbeeld de lokale bewustwording van grondwaterproblemen zijn bereikt door ngo's die werken met 'economic gaming' (zie document meegestuurd met deze antwoorden). Van oorsprong wetenschappelijke spelsituaties die werden opgezet om onderzoek te doen naar menselijke gedrag in het gebruik van grondwater blijken ook erg effectief in het bewustwordingsproces. Mensen gaan de gevolgen van hun keuzes zien en bepalen samen een optimale situatie. Dit soort 'spellen' zijn op vele manieren toepasbaar.
(2) Een ander voorbeeld is de moedige beslissing van Kenya om de plastic zakjes uit te bannen, met hoge boetes. Een bezoek aan het land laat zien dat het een enorm verschil maakt voor het milieu en de leefbaarheid, terwijl de bevolking er eigenlijk relatief snel aan gewend is. Daar zijn intensieve informatie-campagnes en veel handhaving belangrijk bij geweest.
Vraag5
VerduurzamenDe Nederlandse inzet voor de mondiale verduurzaming van productie, handel en investeringen (SDG8 en SDG12) ligt op het snijvlak van buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking. De grootste uitdagingen op het gebied van sociale en ecologische verduurzaming van productieprocessen liggen in ontwikkelingslanden. Om duurzame inclusieve markten te creëren zijn partnerschappen van bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties, kennisinstellingen en de overheid nodig (SDG17).
Vraag 5: Waar liggen volgens u kansen om in productie, handel en investeringen vooruitgang te boeken op maatschappelijke uitdagingen op sociaal vlak (zoals betere arbeidsomstandigheden, hogere lonen, extra kansen voor vrouwen en jongeren) of op ecologisch vlak (zoals water, klimaat, biodiversiteit)?
Vaak gaan deze twee idealiter samen om duurzaam resultaat tot stand te brengen. De bewustwording dat meer inclusiviteit (van armen, vrouwen en jongeren) altijd ook meer exclusiviteit betekent komt de handel meestal niet ten goede, en dit is dus een sleutelprobleem. We moeten van de gedachte af dat een maatschappij die niet te onze is door ons kan/moet worden veranderd.
Vraag6
Eerlijke handelIn het regeerakkoord staat dat het kabinet actief zal inzetten op eerlijke vrijhandel, exportbevordering en handelsverdragen, die rekening houden met VN-standaarden en rechtszekerheid.
Vraag 6: Heeft u concrete suggesties voor hoe het kabinet kan bevorderen dat internationale handel en investeringen bijdragen aan de Duurzame Ontwikkelingsdoelen?
Het kan helpen om hier juist ook in Nederland mee aan de slag te gaan. Hoe kunnen Nederlandse burgers beter begeleid worden in het investeren in de groene economie in zich ontwikkelende landen (bijv. de groenfondsen die de Rabobank enige tijd heeft aangeboden). Hoe kan de diaspora gefaciliteerd worden in het rechtstreeks investeren in projecten in hun thuisland. Ik denk aan bilaterale verdragen waarin (financiele) drempels worden weggenomen, directe partnerschappen tussen NLse en nationale banken en fondsen, belastingaftrek en het versimpelen van de keuze om je geld duurzaam te beleggen in plaats van dit juist duurder te maken.
Vraag7
Verdienvermogen van NederlandDe overkoepelende ambitie is om de export- en investeringspositie van Nederland versterken zodat we in 2030 meer aan het buitenland verdienen en daardoor meer banen genereren. Via handel leveren wij een actieve bijdrage aan het realiseren van de SDG’s.
Het kabinet wil werken aan eerlijke vrijhandel, verduurzaming en aanpassing van het handelssysteem aan de nieuwe economie (o.a. digitalisering) en een proactieve handelsagenda neerleggen om de internationale positie van ondernemend Nederland te versterken. Het kabinet wil investeren in markttoegang voor Nederlandse bedrijven en strategische positionering op bestaande markten en groeimarkten. Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen krijgen hulp om de kansen te pakken die de Duurzame Ontwikkelingsdoelen bieden. De ontwikkeling en uitvoering van een nieuwe gezamenlijke publiek-private internationaliseringsstrategie zal leiden tot effectievere handelsbevordering om de groeiende concurrentie het hoofd te bieden en kansen te verzilveren.
Ondersteuning innovatieve oplossingen
Nederland heeft veel potentieel in huis om innovatieve én betaalbare oplossingen te bieden op het terrein van water, voedsel, smart cities, circulaire economie, stedelijke ontwikkeling, duurzame energie, logistiek en gezondheidszorg mede door inzet van nieuwe technologieën zoals nanotechnologie, robotica en fotonica en gebruik van big data, blockchain en kunstmatige intelligentie.
Vraag 7: Met welke innovatieve en creatieve oplossingen en op welke terreinen zou de overheid het bedrijfsleven en kennisinstellingen nog beter kunnen ondersteunen om wereldwijd kennis en kunde te vermarkten?
Een organisatie als SPARK heeft hier kennis en expertise, en ontwikkeld nog steeds nieuwe oplossingen. Ook het Frugal Innovation project van ISS/EUR en veel van de projecten in Wageningen hebben enorme potentie. Het probleem ligt in het upscalen van deze eenmalige programma's naar lange termijn oplossingen, en daarbij speelt de inbedding in de lokale context weer een belangrijke rol. Investeer dus niet alleen in de innovators maar juist ook in de implementers.
Vraag8
Excellente dienstverleningDit kabinet wil een proactieve handelsagenda presenteren om bedrijven en kennisinstellingen te helpen toegang te krijgen tot markten die voor hen belangrijk zijn. Dat lukt alleen met excellente economische dienstverlening en diplomatie en een actieve handelspolitiek. Elke ondernemer die wil internationaliseren moet kunnen rekenen op steun van de overheid op het gebied van informatie- en advies, financiering en dienstverlening wereldwijd.
Vraag 8: Hoe kan het bedrijfsleven en in het bijzonder het MKB op alle noodzakelijke punten beter worden ondersteund in het traject van internationalisering, en op welke markten verdient dit een extra steun in de rug?
Zoals gezegd onder vraag 6, juist het wegnemen van bureaucratie en (financiele) barrieres zal het makkelijker maken. Het klaarzetten van echte incentives om mensen over de brug te helpen om internationaal te investeren kan echt een verschil maken.
Vraag9
Tot slotVraag 9: Heeft u naast uw inbreng op bovenstaande vragen nog andere aanbevelingen op het gebied van Buitenlands handel en Ontwikkelingssamenwerking?
In conclusie: juist inzetten op bilaterale verdragen, kleinere spelers, lokale oplossingen met draagvlak, multipartner en multistakeholder samenwerkingen kunnen echt wat toevoegen. Gooi het oude beleid niet zomaar overboord, maar maak het strategisch, efficienter en meer rendement zal worden behaald.