Vernieuwd Beleid Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Reactie
Naam | The Broker (Directeur Kennismanagement S Hollander) |
---|---|
Plaats | Amsterdam |
Datum | 9 maart 2018 |
Vraag1
Voorkomen van conflict en instabiliteitNederland richt zich op het voorkomen van conflicten en het aanpakken van grondoorzaken van instabiliteit in de fragiele regio’s rond Europa. De nadruk ligt hierbij op ‘legitieme stabiliteit’. Sociale cohesie tussen bevolkingsgroepen is daarvoor nodig en burgers die bestaande structuren en instituties erkennen. Een stabiele omgeving waarin mensen zich veilig voelen is een voorwaarde voor duurzame ontwikkeling.
Daarnaast geeft het kabinet prioriteit aan het versterken van bescherming en opvang van ontheemden in de regio. Nederland heeft oog voor de nood in de wereld en de hulp aan vluchtelingen zal dan ook worden verhoogd. De Nederlandse inzet zal naast directe noodhulp meer dan voorheen ook gericht zijn op weerbaarheid, preventie en toegankelijkheid. Nederland draagt bij aan noodhulp via professionele humanitaire organisaties van de VN, het Rode Kruis en de Dutch Relief Alliance en geeft daarbij gehoor aan specifieke oproepen van de VN voor bijdragen aan langdurige crises zoals in Syrië, Irak, Jemen, de Hoorn van Afrika, de Sahel en het Grote Merengebied.
Vraag 1: Hoe kan Nederland (overheid, bedrijfsleven, sociale ondernemingen, maatschappelijk middenveld, kennisinstellingen) op de thema´s voorkomen van conflicten en instabiliteit, opvang in de regio en noodhulp meer resultaten bereiken?
Het feit dat ‘Security & Rule of Law’ één van de speerpunten is van het Nederlandse BHOS beleid is een waardevol gegeven. De expertise die Nederland heeft op dit thema is voor actuele wereldvraagstukken zeer relevant. Voor het bereiken van meer resultaten op dit gebied benadrukken we daarbij het belang van een geïntegreerde benadering, waarbij in het beleid bewust wordt omgegaan met onderlinge verbondenheid tussen de verschillende ‘root causes’ van conflict en stabiliteit. Daarbij beschouwen wij onderstaande focuspunten als cruciaal:
1.
Investeer in het verzamelen van lessen en kennis uit de praktijk om de relatie van stabiliteit met sociale, economische en politieke processen tastbaar te maken. Door dit te doen vanuit verschillende professionele invalshoeken, via de methode van kennismakelaarschap, kan gezocht worden naar geïntegreerde oplossingen voor problematiek, zoals ook de SDGs beogen te doen. Zie ook de ‘Gold Standard’ review van de Nederlandse kennisplatforms.
2.
Maak in beleid verbinding tussen humanitaire hulp, het vergroten van weerbaarheid en ontwikkeling, met name van lokale voedselsystemen, waar het kan. Dit maakt mensen minder afhankelijk van voedselhulp, stimuleert de lokale economie en legt daarmee basis voor een goed functionerend lokaal bestuur. Zorg daarbij in programmering voor een blik op lange termijn zonder flexibiliteit te verliezen. Werk samen met lokale partners en stel hen in staat in te spelen op lokale dynamiek. Zorg voor monitoring om programma’s tussentijds aan te passen aan de hand van geobserveerde effecten op conflictdynamiek en stabiliteit.
3.
Het van hogerhand opbouwen van een nationale/federale staat als legitimiteit voor het leveren van publieke diensten (veiligheid, sociale zekerheid, gezondheid en recht) heeft zijn beperkingen. Erken deze beperkingen en leg grotere nadruk op het ondersteunen van positieve dynamieken op lokaal niveau die zelfredzaamheid, inclusiviteit en sociale verbinding stimuleren. Instituties waar in deze zaken gevat zijn verdienen daarbij ook extra ondersteuning.
4.
Conflict-sensitiviteit moet zowel in programma-ontwerp als de uitvoeringspraktijk ‘mainstream’ worden in gebieden waar conflict (latent) aanwezig is. Iedere interventie in zo’n gebied verhoudt zich tot conflict dynamiek en zal moeten bijdragen aan de preventie of transformatie er van. In het rapport Conflict Sensitiviteit in FNS programmering besteden we meer aandacht aan dit belang.
Vraag2
JeugdwerkgelegenheidPrognoses wijzen uit dat het aantal Afrikaanse jongeren (15-24 jaar) tussen 2015 en 2050 zal verdubbelen van 230 miljoen tot meer dan 460 miljoen, en dat in 2050 de helft van de Afrikaanse bevolking jonger zal zijn dan 25. Zonder ingrijpende maatregelen blijft de groei van de werkgelegenheid ver achter bij de bevolkingsgroei. Verbetering van het economisch perspectief van jongeren in Afrika en het Midden-Oosten is hard nodig om migratie aan te pakken en radicalisering te helpen voorkomen.
Vraag 2: Hoe kan Nederland (overheid, bedrijfsleven, sociale ondernemingen, maatschappelijk middenveld, kennisinstellingen) de bevolkingsgroei in Afrika het best adresseren en werkgelegenheid onder jongeren in Afrika en het Midden-Oosten stimuleren?
Zowel het adresseren van bevolkingsgroei als het stimuleren van werkgelegenheid voor jongeren vraagt om een brede blik en een geïntegreerde benadering, waarbij aan de onderlinge verbondenheid van politieke, sociaaleconomische en culturele factoren recht moet worden gedaan. Ons belangrijkste advies is daarbij: bepaal vanuit het ministerie de belangrijkste prioriteiten en laat kennisinstituten in contact met private en maatschappelijke partijen vervolgens helpen bij het concretiseren van deze agenda. Het DGIS INCLUDE kennisplatform bestaat voor dit doel ondertussen zes jaar en is een waardevol bolwerk van kennis over het effectief stimuleren van werkgelegenheid in Afrika, specifiek voor jongeren en vrouwen.
Bij het thema bevolkingsgroei, zal het BHOS beleid zich in grote mate moeten richten op de sub-Sahara in Afrika. Immers: negen van de tien landen met de hoogste geboortecijfers bevinden zich in deze regio. Het adresseren van bevolkingsgroei vraagt vervolgens twee foci en een koppeling met het beleid over jeugdwerkgelegenheid:
- Een algemene focus op armoedebestrijding bij de allerarmsten: nog altijd is het krijgen van vele kinderen voor hen de belangrijkste overlevingsstrategie. In gebieden waar het geboortecijfer is gedaald, zijn voorzieningen in basisgezondheid, onderwijs en gezinsplanning doorslaggevend.
- Echter, in landen waar de ontwikkeling op deze gebieden langzaam gaat, is het inzetten op seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) doorslaggevend. Sub-Sahara Afrika domineert al jaren in de top 10 van landen met het hoogste geboortecijfer onder meisjes. (Gedwongen) kindhuwelijken dragen sterk bij aan het in stand houden van dit patroon.
Om deze redenen is het - naast armoedebestrijding - essentieel dat SRGR een speerpunt blijft van het Nederlandse BHOS-beleid en dit thema geïntegreerd wordt in overig beleid, met name op het gebied van onderwijs en werkgelegenheid. Gender-sensitive benaderingen bij het promoten van werkgelegenheid en ondernemerschap zijn cruciaal om programma’s te laten slagen.
Nederland heeft laten zien op dit thema deskundig te zijn. Niet alleen in het genereren van kennis via traditionele kennisinstellingen, maar ook via uitwisseling tussen alle betrokken partijen door kennismakelaarschap. In het combineren van kennis uit wetenschap en praktijk en deze te vertalen naar beleid via kennisplatforms is Nederland een voorloper op wereldschaal. Een prestatie waar we trots op kunnen zijn.
Vraag3
Verminderen van armoede en ongelijkheidWe zien de resultaten van de wereldwijde samenwerking: extreme armoede en honger zijn teruggedrongen; kindersterfte neemt af en we worden ouder dan ooit. Een historisch aantal kinderen gaat naar school. Dat is te danken aan economische ontwikkeling, ontwikkelingssamenwerking en wetenschappelijke vooruitgang. Maar economische ongelijkheid neemt tegelijkertijd toe.
Daarnaast staan, na een periode van bijna wereldwijde versterking van fundamentele rechten, democratie en vrijheden in veel landen onder druk. De vorderingen op het gebied van gelijke rechten en kansen voor vrouwen zijn traag en beperkt. Organisaties die opkomen voor mensenrechten en rechten van minderheden lopen op veel plaatsen gevaar. Het ontwikkelingsperspectief van landen, met name in Sub-Sahara Afrika, wordt uitgehold door een vicieuze cirkel van instabiliteit, bevolkingsgroei, werkloosheid (met name onder jongeren) en klimaatverandering. Deze trends vormen een bedreiging voor de sociale samenhang in meerdere landen, en voor Nederland.
Nederlandse ontwikkelingssamenwerking richt zich momenteel op voedselzekerheid en landbouw, water; seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (bijvoorbeeld voorbehoedsmiddelen, veilige abortussen), en veiligheid en rechtsorde. Zoals ook in het regeerakkoord wordt aangekaart zal het vernieuwde beleid een grotere nadruk leggen op het aanpakken van onderliggende oorzaken van instabiliteit, armoede, ongelijkheid en irreguliere migratie, met een extra aandacht voor de meest kwetsbaren zoals vrouwen en kinderen.
Vraag 3: Welke nieuwe aandachtsgebieden zou het kabinet kunnen identificeren? De middelen zijn beperkt dus we moeten kiezen, daarom ook aan u de vraag: welk aandachtsgebied behoeft minder nadruk?
Nederland heeft zich in de afgelopen beleidsperiode ingezet op inclusieve productieve duurzame economische groei en zelfredzaamheid. De specifieke kennis en expertise die op dit thema in Nederland aanwezig is, stond daarbij in themakeuze centraal. De succesvolle lijn waarbij DGIS kennisplatforms voor mondiale ontwikkeling zijn opgezet om afstemming tussen alle betrokken partijen en een betere kennisbasis voor beleid te realiseren, heeft er toe geleid dat Nederland als land met relatief kleine bijdrage veel heeft kunnen bereiken op het gebied van BHOS. De volgende stap is niet om nieuwe aandachtspunten te formuleren, maar de bestaande uit te diepen en beter met elkaar te integreren ten behoeve van mondiale duurzame ontwikkelingsdoeleinden.
The Broker adviseert daarom om voort te bouwen op de opgedane kennis, expertise en capaciteit onder het kabinet Rutte II. Dit betekent bijvoorbeeld het in stand houden van het programma Strategische Partnerschappen, waarmee allianties tussen Noordelijke en Zuidelijke ontwikkelingsorganisaties gevormd worden. Zoals bij vele interventies op het gebied van BHOS overschrijdt de impact van ingezette programma’s vaak de periode van drie of vier jaar die voor de uitvoering ( en evaluatie) ervan gegeven wordt. Om een maximaal rendement uit de investeringen te behalen is het daarom verstandig deze niet te onderbreken.
Indien er ruimte is voor nieuwe aandachtspunten is het belangrijk te kijken naar de daadwerkelijke onderliggende factoren van armoede en ongelijkheid. Een geïntegreerde benadering, die zich op de vele onderliggende factoren tegelijkertijd richt, heeft zich bewezen de meest (kosten)effectieve benadering te zijn om armoede te bestrijden.
Onder de Wereldbank is daarom de afgelopen jaren steeds meer aandacht gekomen voor Graduation Programmes, die via een gefaseerde, geïntegreerde benadering gezinnen helpt om uit de armoede te klimmen en daar niet in terug te vallen. Ook het door Nederland ondersteunde Productive Safety Net Programma in Ethiopië is een voorbeeld van een geïntegreerd programma, waar investeringen in werkgelegenheid gecombineerd worden met sociale vangnetten en natuurbehoud. Ook dit programma heeft haar effectiviteit bewezen, zowel op het gebied van armoedebestrijding als voedsel- en waterzekerheid, ontwikkeling van infrastructuur en milieubehoud.
Vraag5
VerduurzamenDe Nederlandse inzet voor de mondiale verduurzaming van productie, handel en investeringen (SDG8 en SDG12) ligt op het snijvlak van buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking. De grootste uitdagingen op het gebied van sociale en ecologische verduurzaming van productieprocessen liggen in ontwikkelingslanden. Om duurzame inclusieve markten te creëren zijn partnerschappen van bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties, kennisinstellingen en de overheid nodig (SDG17).
Vraag 5: Waar liggen volgens u kansen om in productie, handel en investeringen vooruitgang te boeken op maatschappelijke uitdagingen op sociaal vlak (zoals betere arbeidsomstandigheden, hogere lonen, extra kansen voor vrouwen en jongeren) of op ecologisch vlak (zoals water, klimaat, biodiversiteit)?
Het adresseren van maatschappelijke uitdagingen is niet langer een nationale kwestie, maar één waarbij vraagstukken zich aandienen in grensoverschrijdende en mondiale aard. In een wereld van toegenomen complexiteit kunnen oplossingen enkel geformuleerd worden wanneer hier aan antwoord wordt gegeven met een evenredig multi-dimensionele aanpak. Veel kennis die beschikbaar is over zulke multi-dimensionele aanpakken blijft op dit moment onbenut omdat het niet in de juiste vorm toegankelijk is voor beleidsmakers. Kennismakelaars spelen een belangrijke rol in het ontsluiten van deze kennis en het toegankelijk maken ervan voor de beleidspraktijk.
Nieuwe vormen van samenwerking, zoals multi-sectorale partnerschappen, zijn een veelbelovende weg voorwaarts voor overheden, private partijen, kennisinstellingen en ontwikkelingsorganisaties om de huidige maatschappelijke uitdagingen aan te gaan. Hierbij moet deels afscheid genomen worden van traditionele scheve verhoudingen die er bestaan tussen donoren en ontwikkelingsorganisaties, en tussen ‘Noordelijke’ en
‘Zuidelijke’ partners. Goed functionerende partnerschappen die problemen kunnen aanpakken moeten gebaseerd zijn op vertrouwen en gelijkwaardigheid.
Wanneer we de blik wenden naar de Nederlandse overheid, dienen zich daarbij de volgende focuspunten aan:
1.
Investeer in kennisontwikkeling over de belangrijkste mondiale uitdagingen waar Nederland een rol ik kan spelen. Veel van deze kennis is reeds beschikbaar, maar dient ‘uitgepakt’ en geoperationaliseerd te worden. Pas wanneer het multi-dimensionele karakter van de verschillende problemen duidelijk is, kunnen passende multi-sectorale partnerschappen gevormd worden die oplossingen kunnen formuleren en kansen kunnen benutten.
2.
Zoek samenwerkingsverbanden met verschillende partners, waarbij lokale partners (de zogenaamde ‘Zuidelijke partners’) een gelijkwaardige positie krijgen binnen het partnerschap. Een belangrijke rol voor lokale organisaties, overheden en bedrijven versterkt aansluiting met lokale omstandigheden en resulteert in meer duurzame oplossingen.
3.
Onderzoek de mogelijkheden van nieuwe vormen van partnerschappen. Met name technische ontwikkelingen op vlak van communicatie maken dit mogelijk. Gebruik maken van deze ontwikkelingen creëert onder meer kansen om nieuwe actoren te betrekken bij interventies en obstakels te omzeilen.
Vraag9
Tot slotVraag 9: Heeft u naast uw inbreng op bovenstaande vragen nog andere aanbevelingen op het gebied van Buitenlands handel en Ontwikkelingssamenwerking?
Voor het behalen van haar ontwikkelingsdoelstellingen is het cruciaal dat Nederland blijft investeren in kennis ter ondersteuning van duurzaam en inclusief ontwikkelingsbeleid. Het is van belang beleids- en uitvoerende praktijken te baseren op deze kennis.
Voortdurende inzet voor wetenschappelijk onderzoek naar ontwikkelingspraktijken is daarvoor noodzaak. Naast een blijvende noodzaak van ruimte voor fundamenteel onderzoek, is er vanuit beleid en praktijken groeiende behoefte aan toegepast onderzoek. Het is van belang dat deze onderzoekstrajecten van het begin af aan voortbouwen op perspectieven vanuit beleid en praktijk, en dat deze perspectieven worden ingebed in onderzoeksopzet en –uitvoer, om zo de beleids- en praktijk relevantie van het onderzoek te waarborgen. Dit is cruciaal voor de effectiviteit van het ontwikkelingsbeleid alsook het draagvlak voor wetenschappelijk onderzoek. Zulke trajecten worden bij voorkeur uitgevoerd in multidisciplinaire en multi-actor consortia waarin verschillende actoren (uit wetenschap, bedrijfsleven en civil society) op verschillende geografische niveaus samenwerken.
Ten tweede is het van belang te investeren in het ontsluiten bestaande kennis. Teveel (academische en andere) kennis bereikt de juiste doelgroepen niet. Dit is onnodige kapitaalvernietiging. Het inzichtelijk maken van kennis door te investeren in overzichten, analyses en syntheses waar lessen uit kennistrajecten kunnen worden gebundeld en weergegeven, afgestemd op specifieke doelgroepen, is iets waar blijvend aan moet worden gewerkt.
Beide aspecten vragen om een voorname rol van onafhankelijke kennismakelaars die kunnen opereren tussen kennisinstellingen, beleid en (bedrijfsmatige en andere) praktijken. Om onderzoek inclusief te laten zijn, kunnen kennismakelaars afstemmende kennisvraag- en aanbod trajecten faciliteren waarbij kennis en inzichten van uiteenlopende actoren gelijk gewogen worden. Dit is tijdsintensief, maar wel de enige effectieve weg om kennis goed bij te laten dragen aan duurzame inclusieve ontwikkeling.