Vernieuwd Beleid Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

Reactie

Naam FNV (Vice-voorzitter Tuur Elzinga)
Plaats Utrecht
Datum 22 maart 2018

Vraag1

Voorkomen van conflict en instabiliteit

Nederland richt zich op het voorkomen van conflicten en het aanpakken van grondoorzaken van instabiliteit in de fragiele regio’s rond Europa. De nadruk ligt hierbij op ‘legitieme stabiliteit’. Sociale cohesie tussen bevolkingsgroepen is daarvoor nodig en burgers die bestaande structuren en instituties erkennen. Een stabiele omgeving waarin mensen zich veilig voelen is een voorwaarde voor duurzame ontwikkeling.

Daarnaast geeft het kabinet prioriteit aan het versterken van bescherming en opvang van ontheemden in de regio. Nederland heeft oog voor de nood in de wereld en de hulp aan vluchtelingen zal dan ook worden verhoogd. De Nederlandse inzet zal naast directe noodhulp meer dan voorheen ook gericht zijn op weerbaarheid, preventie en toegankelijkheid. Nederland draagt bij aan noodhulp via professionele humanitaire organisaties van de VN, het Rode Kruis en de Dutch Relief Alliance en geeft daarbij gehoor aan specifieke oproepen van de VN voor bijdragen aan langdurige crises zoals in Syrië, Irak, Jemen, de Hoorn van Afrika, de Sahel en het Grote Merengebied.

Vraag 1: Hoe kan Nederland (overheid, bedrijfsleven, sociale ondernemingen, maatschappelijk middenveld, kennisinstellingen) op de thema´s voorkomen van conflicten en instabiliteit, opvang in de regio en noodhulp meer resultaten bereiken?
Aandacht voor multilateralisme moet blijven. SDG’s dienen als framework voor beleid. Daarbij hoort ook het bevorderen van Decent Work (SDG 8), waarbij er een belangrijke rol voor de ILO is. Het uitgangspunt van de ILO: Geen vrede zonder sociale rechtvaardigheid is onverminderd relevant. Het moet gaan over Decent Work (naleving fundamentele arbeidsrechten, waaronder vrijheid van organisatie en collectieve onderhandelingen, toegang tot sociale zekerheid, toegang tot duurzame werkgelegenheid en garanderen van sociale dialoog) en gratis toegankelijk en kwalitatief goed onderwijs, ook basisonderwijs, en non-discriminatie op de arbeidsmarkt. Er moet een einde komen aan (seksueel) geweld tegen vrouwen. Op de ILC 2018 moet hierop een Verdrag en Aanbeveling worden aangenomen.
Sociale dialoog en vertegenwoordiging van werknemers in onafhankelijke vakbonden brengt sociale en economische stabiliteit. Hiermee neem je grondoorzaak van instabiliteit en conflict weg. Voor een succesvolle sociale dialoog moeten de fundamentele arbeidsrechten erkend worden, m.n. het recht op organisatie van zowel werknemers- als werkgeversorganisaties, plus het recht op collectieve onderhandelingen. In een land in conflict waar gebrek is aan naleving van de meest fundamentele rechten, is het beginnen met het bevorderen van een sociale dialoog over de toekomst van de economie onmogelijk. De sociale dialoog in Tunesië is een voorbeeld wat navolging verdient.
We verwijzen naar het belang van de ILO Aanbeveling 205 over “Employment and Decent Work for Peace and Resilience, 2017”. (http://www.ilo.org/dyn/normlex/en/f?p=NORMLEXPUB:12100:0::NO:12100:P12100_ILO_CODE:R205:NO)
Het ministerie van BHOS moet deze aanbeveling om zetten in concreet beleid.
FNV steunt onafhankelijke vakbonden om constructief deel te nemen aan sociale dialoog op alle niveaus: van plantage of fabriek, tot in de ILO zelf. Het is van belang dat zij deze rol vertolken en dat het Min. V. B. Z. dit mogelijk maakt vanuit het Directoraat Duurzame Economie.
Daarnaast kan de overheid een rol spelen door een tripartiet internationaal handelsmodel te ontwikkelen waarin ook inkomende en uitgaande handelsmissies bij voorkeur een tripartiete samenstelling hebben. Nodig dus vakbonden en eventuele andere relevante maatschappelijke organisaties op het gebied van arbeidsrechten uit bij deze missies en betrek lokale bonden en andere maatschappelijke partners bij uw activiteiten en die van de ambassades.

Vraag2

Jeugdwerkgelegenheid

Prognoses wijzen uit dat het aantal Afrikaanse jongeren (15-24 jaar) tussen 2015 en 2050 zal verdubbelen van 230 miljoen tot meer dan 460 miljoen, en dat in 2050 de helft van de Afrikaanse bevolking jonger zal zijn dan 25. Zonder ingrijpende maatregelen blijft de groei van de werkgelegenheid ver achter bij de bevolkingsgroei. Verbetering van het economisch perspectief van jongeren in Afrika en het Midden-Oosten is hard nodig om migratie aan te pakken en radicalisering te helpen voorkomen.

Vraag 2: Hoe kan Nederland (overheid, bedrijfsleven, sociale ondernemingen, maatschappelijk middenveld, kennisinstellingen) de bevolkingsgroei in Afrika het best adresseren en werkgelegenheid onder jongeren in Afrika en het Midden-Oosten stimuleren?
Voldoen aan United Nations Guiding Principles for Business and Human Rights (UNGP) en de OESO-richtlijnen voor multinationals leidt tot een eerlijker verdeling tussen landen en daarmee evenwichtiger wereldwijd economisch perspectief.

Meer aandacht is nodig voor een eerlijke handelstoegang voor producten uit de Afrikaanse en MENA- landen tot de Europese markt. De prijzen voor de “commodities” moeten omhoog, zoals bijv de cacao. Nu is het zo dat te lage prijzen maken dat cacaoboeren er de brui aan geven, wat leidt tot verlies van werkgelegenheid.
In dit licht moeten we ook de afspraken zien over belastingen van grote bedrijven met de overheden in die landen waar grondstoffen gewonnen worden. Overheden lopen inkomsten mis die o.a. aangewend kunnen worden voor het stimuleren van de lokale arbeidsmarkten en het investeren in onderwijs. Ook aandacht voor voorkoming van schooluitval/kinderarbeid door de kwaliteit van het onderwijs te verhogen draagt bij aan de kansen van jongeren.

Sociale zekerheid, een leefbaar loon en bescherming van collectieve onderhandelingen zijn van belang. Een leefbaar loon gebaseerd op daadwerkelijke kosten van levensonderhoud, zodat werkenden en hun familie een waardig bestaan hebben. Daarbij past het lobbyen om ILO-verdrag 131 te ratificeren (minimum wage fixing convention). Leefbare lonen stimuleren ook consumptie en dragen bij aan meer lokale economische activiteit. Dit is in lijn met de campagne “100% value Dignity Wages” van ITUC-Africa (https://www.ituc-csi.org/IMG/pdf/100_africa_dignity_value_wages_en.pdf) .
De meeste duurzame werkgelegenheid komt in de regel van het midden- en kleinbedrijf. Beleid ter stimulering van werkgelegenheid moet zich dus ook richten op het MKB.
Tenslotte is aandacht voor informele economie heel belangrijk, waar de meerderheid van de jongeren op is aangewezen voor werk en inkomen. In dit verband stellen we voor processen te stimuleren om te komen tot formalisering, tot het aansluiten van informeel werkenden of kleine zelfstandigen bij verzekeringen, opleidingen, pensioenen etc. Voor formaliseren van informele economie is sociale dialoog met vakbonden en representatieve organisatie van kleine zelfstandigen onontbeerlijk.

Vraag3

Verminderen van armoede en ongelijkheid

We zien de resultaten van de wereldwijde samenwerking: extreme armoede en honger zijn teruggedrongen; kindersterfte neemt af en we worden ouder dan ooit. Een historisch aantal kinderen gaat naar school. Dat is te danken aan economische ontwikkeling, ontwikkelingssamenwerking en wetenschappelijke vooruitgang. Maar economische ongelijkheid neemt tegelijkertijd toe.

Daarnaast staan, na een periode van bijna wereldwijde versterking van fundamentele rechten, democratie en vrijheden in veel landen onder druk. De vorderingen op het gebied van gelijke rechten en kansen voor vrouwen zijn traag en beperkt. Organisaties die opkomen voor mensenrechten en rechten van minderheden lopen op veel plaatsen gevaar. Het ontwikkelingsperspectief van landen, met name in Sub-Sahara Afrika, wordt uitgehold door een vicieuze cirkel van instabiliteit, bevolkingsgroei, werkloosheid (met name onder jongeren) en klimaatverandering. Deze trends vormen een bedreiging voor de sociale samenhang in meerdere landen, en voor Nederland.

Nederlandse ontwikkelingssamenwerking richt zich momenteel op voedselzekerheid en landbouw, water; seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (bijvoorbeeld voorbehoedsmiddelen, veilige abortussen), en veiligheid en rechtsorde. Zoals ook in het regeerakkoord wordt aangekaart zal het vernieuwde beleid een grotere nadruk leggen op het aanpakken van onderliggende oorzaken van instabiliteit, armoede, ongelijkheid en irreguliere migratie, met een extra aandacht voor de meest kwetsbaren zoals vrouwen en kinderen.

Vraag 3: Welke nieuwe aandachtsgebieden zou het kabinet kunnen identificeren? De middelen zijn beperkt dus we moeten kiezen, daarom ook aan u de vraag: welk aandachtsgebied behoeft minder nadruk?
Naleving van fundamentele en prioritaire arbeidsnormen is een voorwaarde voor sociale rechtvaardigheid. Dit betekent het bevorderen van Decent Work: recht op organisatie en collectieve onderhandelingen; verbod op kinderarbeid en dwangarbeid en discriminatie; versterken van arbeidsinspectie, sociale dialoog en duurzaam werkgelegenheidsbeleid in combinatie met het stimuleren van sociale zekerheid, een leefbaar loon, veilig en gezond werken en formele arbeidsrelaties.

Een betekenisvolle sociale dialoog geeft werknemers de kans om voor hun economische belangen en rechten op te komen en neemt daarmee een onderliggende oorzaak van instabiliteit, armoede, ongelijkheid en irreguliere migratie weg. De insteek via sociale dialoog begint met erkenning van fundamentele arbeidsrechten. Nederland kan een rol spelen door diplomatie, pressie en ondersteuning om hier aandacht voor te genereren. Sociale Dialoog moet worden ingezet als instrument om te komen tot een beleid van meer werk en perspectief voor mannen en vrouwen.

In de toeleveringsketens moeten we zorgen voor Decent Work voor vooral die mensen onderaan de ketens, die nu veelal slecht en flexibel werk hebben zonder zekerheid. Aandacht hiervoor kunnen we generen via handelsmissies, de IMVO aanpak en handelsbeleid (eerlijke toegang voor producten en diensten tot EU markt). Belangrijk is in dit verband om in te zetten op een ILO-verdrag over de internationale toeleveringsketens (Global Supply Chains).

Cruciaal is onderwijs aan vrouwen, waardoor ze meer kansen krijgen op de arbeidsmarkt, meer inkomen genereren voor hun gezinnen, en zo een betere gezondheid en welstand kunnen bieden aan hun gezinnen. Vrouwen moeten daarbij meer toegang krijgen tot de formele economie. Ook willen we dat er beleid komt waarmee wordt bevordert dat vrouwen hetzelfde verdienen als mannen voor hetzelfde werk.

Wat FNV betreft kan er minder aandacht vanuit het ministerie van BHOS naar de rol en het belang van grote bedrijven binnen dit thema van verminderen van armoede en ongelijkheid. Meer ondersteuning is nodig voor de werkenden en hun organisaties.

Vraag4

Verduurzamen

Het kabinet wil de internationale actie tegen klimaatverandering versterken en zet in op vergroting van de weerbaarheid tegen de effecten van klimaatverandering (SDG13). Het nieuwe nationale klimaatfonds zal zich op deze beide aspecten richten, waarbij wordt ingezet op het mobiliseren van private bijdragen in samenwerking met het (Nederlandse) bedrijfsleven. Nederland wil ertoe bijdragen dat in de periode naar 2030 vijftig miljoen mensen toegang krijgen tot hernieuwbare energie (SDG7). Ook activiteiten op het gebied van duurzaam waterbeheer (SDG6) en klimaatbestendige landbouw in kwetsbare gebieden (SDG2) dragen bij aan de klimaatdoelstellingen van het akkoord van Parijs.

Vraag 4: Welke innovatieve oplossingen kan de Nederlandse overheid, NGO’s en het bedrijfsleven stimuleren om 1) CO2-emissies terug te dringen (klimaatmitigatie) en 2) samenlevingen helpen zich aan te passen aan klimaatverandering (klimaatadaptatie)?
Het is van belang om de mensen te betrekken die nu in de energiesector en andere sectoren werken waar grote veranderingen zullen plaatsvinden om de klimaatcrisis te bestrijden. Een sociale en rechtvaardige transitie (eerlijke omschakeling) naar andere productievormen is van primair belang . Het banenverlies in die sectoren mag geen bijzaak zijn. Omscholing en investering in groene banen is daarbij van groot belang.
Daarnaast betekent eerlijk omschakelen ook het eerlijk verdelen van de kosten. Nu is het zo dat de lagere inkomens betalen via de energierekening en dat hogere inkomens en bedrijven de subsidies krijgen. De verdeling moet eerlijker en ook hier geldt dat burgers en hun organisaties betrokken moeten worden om draagvlak te creëren. Eerlijke verdeling en betrokkenheid zijn dus cruciaal.
Zie ook ITUC-lijn, “a just transition”. (https://www.ituc-csi.org/just-transition-centre?lang=en) . Indien het om transitie van fossiel naar niet-fossiel gaat: betrekken van vakbonden en werkgevers in de transitie, met het oog op het vinden van alternatief werk voor de werknemers in die sectoren. Lokale vakbonden betrekken en inzetten als kenniscentrum/verzamelplaats van innovatieve technieken. Lokale gemeenschappen en werknemers zijn vaak de grootste constante binnen een ‘landscape approach’, bedrijven en overheid wisselen vaker wat aanwezigheid en inzet betreft. De meest duurzame opbouw van kennis is dus die bij gemeenschappen en werknemers, bovendien hebben vakbonden vaak de infrastructuur om op lokaal, sectoraal, nationaal en internationaal niveau kennis en ervaringen te delen. Deze duurzame opbouw van kennis bij lokale gemeenschappen, werknemers en vakbonden stelt mensen in staat weerbaar te zijn tegen de effecten van klimaatverandering in de lokale context, daarnaast hebben zij het beste inzicht en de meest legitieme visie op wat in deze context voor hen het meest waardevol is, meer bescherming verdient en in het opbouwen van grotere weerbaarheid prioriteit krijgt. Het betrekken van vakbonden in een vroeg stadium kan bovendien cruciaal zijn in het lokaal verkrijgen van voldoende draagvlak en een gevoel van eigenaarschap, waarmee de implementatie van innovatieve oplossingen in de praktijk succesvol uitpakt of niet.
Daarnaast ligt het voorgenomen tempo van transitie te laag. FNV pleit er voor hier op meer in te zetten en om de inzet vanuit de akkoorden van Parijs na te leven, en (inwoners in) lage inkomenslanden te ondersteunen in dit transitieproces.

Vraag5

Verduurzamen

De Nederlandse inzet voor de mondiale verduurzaming van productie, handel en investeringen (SDG8 en SDG12) ligt op het snijvlak van buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking. De grootste uitdagingen op het gebied van sociale en ecologische verduurzaming van productieprocessen liggen in ontwikkelingslanden. Om duurzame inclusieve markten te creëren zijn partnerschappen van bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties, kennisinstellingen en de overheid nodig (SDG17).

Vraag 5: Waar liggen volgens u kansen om in productie, handel en investeringen vooruitgang te boeken op maatschappelijke uitdagingen op sociaal vlak (zoals betere arbeidsomstandigheden, hogere lonen, extra kansen voor vrouwen en jongeren) of op ecologisch vlak (zoals water, klimaat, biodiversiteit)?

Overheden en bedrijven moeten mensenrechten naleven bij uitvoering van activiteiten in toeleveringsketens volgens UNGP en de OESO-richtlijnen, zie het SER-advies Ontwikkeling door duurzaam ondernemen uit 2011 (https://www.ser.nl/~/media/db_deeladviezen/2010_2019/2011/b30143/b30143_sam.ashx)
De hele keten van bedrijven moet kinder/dwangarbeid-vrij gemaakt worden. Dit verlangt effectieve en bindende maatregelen van Nederland. Veel werknemers in ontwikkelingslanden werken in informele economie, met een link naar de formele gedeelten van de toeleveringsketens. Er is meer aandacht nodig voor het downstream-gedeelte van de productieketen en de daar heersende informaliteit. We noemen hier het belang van ILO-verdrag over wereldwijde toeleveringsketens (Global Supply Chains), waar de vakbeweging voor is.
1.Bedrijven stimuleren zich actief in te zetten voor duurzamere productieketens, door: (a) meer zicht te bieden op wat er in de keten speelt door middel van transparantie en professionelere monitoring, (b) actieve betrokkenheid bij de aanpak van misstanden. Dit verdient een bredere inzet in het Nederlandse beleid voor Duurzame Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
2.Het bevorderen van sociale dialoog voor verbetering arbeidsomstandigheden in productieketens, icm vrijheid van vakvereniging, leefbaar inkomen en bestrijding van geweld tegen vrouwen, LHBT etc. Nederland kan een belangrijke rol spelen door met andere overheden over vakbondsvrijheid te praten, en te sturen op de grote invloed van internationale bedrijven om sociale dialoog in productielanden constructief te voeren.
3.Het Nederlandse poldermodel uitdragen als instrument ter verbetering van de arbeidsomstandigheden in de keten. Het ontwikkelen van een tripartiet internationaal handelsmodel waarin ook handelsmissies bij voorkeur een tripartiete samenstelling hebben. Nodig dus vakbonden uit bij deze missies en betrek lokale bonden en andere maatschappelijke partners bij uw activiteiten en die van ambassades.
Een belangrijk voorbeeld van een groeiend wereldwijd collectief initiatief (aansluitend bij SDG 17) is de Global Deal (http://www.theglobaldeal.com/). Ook door de Nederlandse overheid is dit initiatief getekend. Een multi-stakeholder partnership dat behalve op SDG 17, ook aansluit op SDG 8 (Decent Work) en 10 (terugbrengen van ongelijkheid). Het is belangrijk dat deze intentieverklaring vorm wordt gegeven in het BHOS beleid.

Vraag6

Eerlijke handel

In het regeerakkoord staat dat het kabinet actief zal inzetten op eerlijke vrijhandel, exportbevordering en handelsverdragen, die rekening houden met VN-standaarden en rechtszekerheid.

Vraag 6: Heeft u concrete suggesties voor hoe het kabinet kan bevorderen dat internationale handel en investeringen bijdragen aan de Duurzame Ontwikkelingsdoelen?
De handelsverdragen die nu voorgesteld worden bevorderen op allerlei manieren vooral de export en het vrije verkeer van kapitaal; dit heeft ongewenste effecten op de werknemers in Nederland en in de landen waar de akkoorden mee afgesloten worden.

Internationale handelsverdragen moeten voldoen aan de VN-standaarden, waaronder de UNGP’s en de OESO-richtlijnen. Met in het bijzonder aandacht voor vakbondsvrijheid, sociale dialoog en de omstandigheden die dit mogelijk maken, zoals beschreven in SDG’s 8.5 t/m 8.8, 16.3, 16.6 & 16.10 .
Speciale arbitragemechanismen in handels- en investeringsakkoorden voor bedrijven, zoals ISDS of MIC, zijn niet wenselijk en nodig. De eerder genoemde bestaande internationale richtlijnen en nationale wetgeving zijn voldoende en moeten worden nageleefd.
Bij duurzame handel hoort ook eerlijke toegang tot EU markten voor producenten uit armste landen, met eerlijke prijzen voor de producten en diensten, die de mogelijkheid bieden daar een leefbaar loon uit te halen. Daarbij willen we voorkomen dat de werknemers in de verschillende landen met elkaar moeten concurreren.
In het heersende handelsbeleid moeten Economische sancties onderdeel zijn van de EU-vrijhandelsakkoorden voor die gevallen waar arbeidsrechten worden geschonden. Naming en shaming van bedrijven die zich hier aan schuldig maken moet hier onderdeel van zijn.

FNV onderschrijft de inzet voor een bindend VN-verdrag “on Business and Human Rights”.

Vraag7

Verdienvermogen van Nederland

De overkoepelende ambitie is om de export- en investeringspositie van Nederland versterken zodat we in 2030 meer aan het buitenland verdienen en daardoor meer banen genereren. Via handel leveren wij een actieve bijdrage aan het realiseren van de SDG’s.

Het kabinet wil werken aan eerlijke vrijhandel, verduurzaming en aanpassing van het handelssysteem aan de nieuwe economie (o.a. digitalisering) en een proactieve handelsagenda neerleggen om de internationale positie van ondernemend Nederland te versterken. Het kabinet wil investeren in markttoegang voor Nederlandse bedrijven en strategische positionering op bestaande markten en groeimarkten. Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen krijgen hulp om de kansen te pakken die de Duurzame Ontwikkelingsdoelen bieden. De ontwikkeling en uitvoering van een nieuwe gezamenlijke publiek-private internationaliseringsstrategie zal leiden tot effectievere handelsbevordering om de groeiende concurrentie het hoofd te bieden en kansen te verzilveren.

Ondersteuning innovatieve oplossingen
Nederland heeft veel potentieel in huis om innovatieve én betaalbare oplossingen te bieden op het terrein van water, voedsel, smart cities, circulaire economie, stedelijke ontwikkeling, duurzame energie, logistiek en gezondheidszorg mede door inzet van nieuwe technologieën zoals nanotechnologie, robotica en fotonica en gebruik van big data, blockchain en kunstmatige intelligentie.

Vraag 7: Met welke innovatieve en creatieve oplossingen en op welke terreinen zou de overheid het bedrijfsleven en kennisinstellingen nog beter kunnen ondersteunen om wereldwijd kennis en kunde te vermarkten?
Voorwaarde bij alle innovatieve oplossingen moet zijn dat het “Decent Work” oplevert. Handel en investeringen kunnen absoluut een bijdrage leveren aan het bereiken van de SDG’s, maar ook hier geldt alleen als bedrijven daarbij de UNGP’s en OESO-richtlijnen in acht nemen en hun “due diligence” zorgvuldig uitvoeren. Daarbij kan alleen samenwerking met meerdere actoren, inclusief vakbonden tot duurzaam resultaat leiden.
Sociale innovatie is alleen mogelijk als werknemers en vakbonden worden betrokken. Zij hebben expertise op hun vakgebied, beste kijk op praktische inzetbaarheid van innovatieve oplossingen en kunnen die legitimiteit verschaffen. Zet lokale vakbonden in als vraagbaak, proeftuin en kenniscentrum/verzamelplaats van innovatieve technieken. Stimuleer en investeer in inclusieve innovatie, waar het gaat om data-economie, kennisdeling en een digitale infrastructuur. Werknemers en vakbonden kunnen bijdragen aan het ontwikkelen van apps die innovatie meer inclusief maakt, zo wordt voorkomen dat de snelle ontwikkeling van nieuwe technologie leidt tot grotere ongelijkheid.
Digitalisering draagt bij aan de fragmentatie van werk, leidt tot afbraak van dienstverbanden en “social dumping”, bedrijven die werk via online platformen organiseren (Uber) breiden zich uit en lobbyen effectief voor deregulering. Internationale afspraken zijn nodig voor regulering, belastingen arbeidsrechten, bv recht zich te organiseren, recht op collectieve onderhandelingen, en toegang tot sociale zekerheid, pensioen, etc. Voor meer informatie zie de ITUC-verkenning over de “Future of Work” (https://www.ituc-csi.org/IMG/pdf/the_future_of_work_web.pdf) .
De transitie naar andere vormen van werk leiden tot een kloof in vaardigheden (zg “skills gaps”). Deze kloven moeten overbrugd worden door het ontwikkelen van onderwijs en training ter vorming van vaardigheden die werknemers in staat stellen zich aan te passen aan de veranderende arbeidsmarkt.
In de ICT-sector zijn vrouwen nog steeds ondervertegenwoordigd. Zij hebben daar slechts een kwart van de banen. Als zg oude banen worden vervangen door nieuwe banen met hogere technologie en ICT-content, zet dit vrouwen op achterstand bij het vinden van een nieuwe baan. Aandacht voor dit probleem is nodig, ook weer door onderwijs, maar ook door anti-discriminatie maatregelen en verbetering van regelingen voor ouderschapsverlof.

Vraag8

Excellente dienstverlening

Dit kabinet wil een proactieve handelsagenda presenteren om bedrijven en kennisinstellingen te helpen toegang te krijgen tot markten die voor hen belangrijk zijn. Dat lukt alleen met excellente economische dienstverlening en diplomatie en een actieve handelspolitiek. Elke ondernemer die wil internationaliseren moet kunnen rekenen op steun van de overheid op het gebied van informatie- en advies, financiering en dienstverlening wereldwijd.

Vraag 8: Hoe kan het bedrijfsleven en in het bijzonder het MKB op alle noodzakelijke punten beter worden ondersteund in het traject van internationalisering, en op welke markten verdient dit een extra steun in de rug?
Maak gebruik van de kennis van verschillende actoren, zodat zowel grote als kleine(re) spelers internationaal maatschappelijk verantwoord kunnen ondernemen volgens de UNGP’s en OESO-richtlijnen. De IMVO-convenanten bieden hier een uitstekend platform voor.

De Nederlandse overheid faciliteert bedrijven die internationaal willen ondernemen al heel goed. Het wordt tijd meer aandacht te geven aan andere stakeholders. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland zou veel actiever ngo’s en vakbonden kunnen betrekken in hun dienstverlening. In de textielsector biedt de Fair Wear Foundation en het strategisch partnerschap met Mondiaal FNV, CNV Internationaal en het ministerie hierin een perfect uitgangspunt.

Vraag9

Tot slot

Vraag 9: Heeft u naast uw inbreng op bovenstaande vragen nog andere aanbevelingen op het gebied van Buitenlands handel en Ontwikkelingssamenwerking?
• FNV wil benadrukken dat bij alle bovengenoemde reacties de noodzaak voor een gelijk speelveld voor iedereen moet gelden, met fundamentele normen en Decent Work als minimum. De UNGP en de OESO-richtlijnen gelden hier bij als voorwaardelijk om te kunnen werken aan realisering van de SDG’s.

• Stabiliteit, veiligheid en rechtsorde in de fragiele regio’s rond Europa hangen nauw samen met de situatie buiten die schil, dus verder dan alleen de Mena-regio. We kunnen spreken van een mondialisering van de conflictketens waarbij wapenhandel, mensenhandel, klimaatverandering en toenemende ongelijkheid nauw met elkaar zijn verwezen. Dit vraagt ook een mondiale benadering.

• We pleiten voor meer en nieuwe accenten op banen, onderwijs en verbetering van de positie van vrouwen. Meer aandacht is nodig voor mogelijkheden voor Decent Work voor vrouwen, dat ten goede komt aan gezin en gemeenschap en zo op de lange duur de lokale ontwikkeling verbetert. Nu wordt vaak wel werk gecreëerd voor vrouwen, zoals in de kleding, de landbouw, bloemen etc wat op zich goed is. Maar vrouwen verdienen hier vaak te weinig om te kunnen investeren in scholing en opleiding van de kinderen, er is geen sociaal vangnet, het werk is te zwaar om lang vol te houden.

• FNV verwacht dat dit kabinet inzet op verduurzaming van toeleveringsketens, waaronder palmolie, cacao en kleding, en daarbij stakeholders betrekt uit zowel het bedrijfsleven en civil society als vakbonden en NGO’s. Hierbij moet de focus in ontwikkelingslanden niet alleen liggen op verduurzaming bij kleine boeren en ondernemers, maar ook op verbeteringen voor fabrieksarbeiders en plantagewerknemers die in loondienst werken vaak via uitbestedingsconstructies.

• We onderschrijven de adviezen van het MVO-platform, waar FNV onderdeel van is.

Bijlage