Vernieuwd Beleid Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Reactie
Naam | Food & Business Knowledge Platform (F&BKP F&BKP) |
---|---|
Plaats | Den Haag |
Datum | 20 maart 2018 |
Vraag1
Voorkomen van conflict en instabiliteitNederland richt zich op het voorkomen van conflicten en het aanpakken van grondoorzaken van instabiliteit in de fragiele regio’s rond Europa. De nadruk ligt hierbij op ‘legitieme stabiliteit’. Sociale cohesie tussen bevolkingsgroepen is daarvoor nodig en burgers die bestaande structuren en instituties erkennen. Een stabiele omgeving waarin mensen zich veilig voelen is een voorwaarde voor duurzame ontwikkeling.
Daarnaast geeft het kabinet prioriteit aan het versterken van bescherming en opvang van ontheemden in de regio. Nederland heeft oog voor de nood in de wereld en de hulp aan vluchtelingen zal dan ook worden verhoogd. De Nederlandse inzet zal naast directe noodhulp meer dan voorheen ook gericht zijn op weerbaarheid, preventie en toegankelijkheid. Nederland draagt bij aan noodhulp via professionele humanitaire organisaties van de VN, het Rode Kruis en de Dutch Relief Alliance en geeft daarbij gehoor aan specifieke oproepen van de VN voor bijdragen aan langdurige crises zoals in Syrië, Irak, Jemen, de Hoorn van Afrika, de Sahel en het Grote Merengebied.
Vraag 1: Hoe kan Nederland (overheid, bedrijfsleven, sociale ondernemingen, maatschappelijk middenveld, kennisinstellingen) op de thema´s voorkomen van conflicten en instabiliteit, opvang in de regio en noodhulp meer resultaten bereiken?
De realisatie van SDG 2 - einde aan honger - is onlosmakelijk verbonden met het bevorderen van vrede en stabiliteit en het voorkomen van (gewelddadig) conflict. Geschat wordt dat meer dan de helft van de ondervoede mensen wereldwijd in landen leeft die zijn getroffen door conflict. Daarnaast woont het overgrote deel van de kinderen met een groeiachterstand in dit soort gebieden. Conflict en instabiliteit in deze gebieden beïnvloeden de voedselzekerheid negatief door verstoring van voedselsystemen, markten en de levensvoorziening van huishoudens.
Omgekeerd kan voedselonzekerheid bijdragen aan (in)stabiliteit. Op basis van onderzoek in de MENA-regio uit 2016 stelt de FAO dat post-conflict situaties waar sprake is van voedselonzekerheid een 40% grotere kans hebben om terug te vallen in conflict. Voedselonzekerheid is niet de allesbepalende factor, maar speelt een rol wanneer er sprake is van een combinatie met zwakke instituties, armoede, een autoritaire overheid en ongelijkheid tussen bevolkingsgroepen – zoals het geval is in veel fragiele gebieden. Het bevorderen van voedselzekerheid kan daarom een belangrijke voorwaarde zijn in het scheppen van meer stabiliteit, met name op het microniveau van huishoudens en gemeenschappen.
Via voedselzekerheidsprogramma’s kan Nederland via het BHOS beleid blijven bijdragen aan stabiliteit in deze gebieden. In de eerste plaats door het conflict-sensitief implementeren van voedselzekerheidsprogramma’s, waarbij initiatieven in de meest instabiele gebieden gefinancierd kunnen worden binnen geïntegreerde instrumenten waar resultaatgericht op stabiliteitseffecten gemonitord en gestuurd wordt. Ten tweede door voedselzekerheidsprogrammering in instabiele contexten bij te laten dragen aan de weerbaarheid van gemeenschappen en voedselsystemen. Het Food & Business Knowledge Platform kennistraject op het gebied van de nexus voedselzekerheid en stabiliteit laat zien dat hierbij grotere effectiviteit bereikt kan worden door verder te investeren in kennis en kunde rondom: 1) flexibel programmeren, met een grotere focus op monitoring om effecten op stabiliteit en conflicttransformatie in kaart te brengen en daarmee programma’s bij te sturen; 2) het verbinden van humanitaire hulp en programmering gericht op weerbaarheid en voedselzekerheid; 3) effecten van voedselzekerheidsprogrammering op verschillende dimensies van stabiliteit en fragiliteit.
Vraag2
JeugdwerkgelegenheidPrognoses wijzen uit dat het aantal Afrikaanse jongeren (15-24 jaar) tussen 2015 en 2050 zal verdubbelen van 230 miljoen tot meer dan 460 miljoen, en dat in 2050 de helft van de Afrikaanse bevolking jonger zal zijn dan 25. Zonder ingrijpende maatregelen blijft de groei van de werkgelegenheid ver achter bij de bevolkingsgroei. Verbetering van het economisch perspectief van jongeren in Afrika en het Midden-Oosten is hard nodig om migratie aan te pakken en radicalisering te helpen voorkomen.
Vraag 2: Hoe kan Nederland (overheid, bedrijfsleven, sociale ondernemingen, maatschappelijk middenveld, kennisinstellingen) de bevolkingsgroei in Afrika het best adresseren en werkgelegenheid onder jongeren in Afrika en het Midden-Oosten stimuleren?
De groeiende vraag naar voldoende en gezond voedsel vraagt om toenemende (voedsel)productie en versterking van (distributie)ketens tot aan consumenten. Dit biedt de Afrikaanse “youth bulge” kansen op werkgelegenheid en inkomsten en daarmee betere voedselzekerheid. Hiervoor dient actief en specifiek beleid verder ontwikkeld te worden. Uit onderzoekswerk uitgevoerd binnen het Food & Business Knowledge Platform blijkt dat beleid en programma’s op dit gebied beter afgestemd zouden moeten worden met realiteiten en wensen van jonge mensen. Bovendien is er behoefte aan meer inzicht in reeksen van beleidsinterventies die uiteenlopend uitwerken voor verschillende groepen jonge mensen op verschillende plekken in de voedselwaardeketen. Het is bijvoorbeeld van belang bewust te zijn van de verschillen tussen mannelijke en vrouwelijke, stedelijke versus rurale en hoge en lage opgeleide jongeren, tussen formeel en informeel werk en ondernemende mindset versus de wens voor loondienst. Ook dient beleid zich af te vragen of structurele problemen op het gebied van werkgelegenheid in agroketens (toegang tot land, financiën en extension services etc.) geadresseerd zouden moeten worden door alleen jeugd als doelgroep te definiëren. In elk geval is het van belang om in het beleid gericht op een transitie van voedselsystemen aandacht te hebben voor meer kansen voor jongeren.
Sociaal ondernemerschap kan een positieve rol spelen in de creatie van werkgelegenheid en voedselzekerheid. Uit Food & Business Knowledge Platform werk blijkt dat steeds meer jongeren in ontwikkelingslanden inspringen in de gaten die de private, publieke en civiele sectoren open laten, zeker ook op het gebied van agro-ondernemerschap. Het ondersteunen van coaching en de mogelijkheid zich te organiseren is van belang opdat sociaal ondernemers meer gezamenlijke toegevoegde waarde kunnen creëren. Verder blijken ondersteunende initiatieven voor deze ondernemers zich vooral op “usual suspects” in bestaande netwerken in vooral de steden te richten, waardoor innovatieve bedrijfsmatige oplossingen voor voedselzekerheid in rurale gebieden veel minder gefaciliteerd worden, terwijl de ondernemers daar heel veel potentie hebben. Ook is inzet op verbeterde coördinatie en cohesie tussen “Communities of Practice” en publieke en private stakeholders gewenst opdat er een omgeving ontstaat waarin succesvolle ondernemingen opgeschaald kunnen worden en bestaande bedrijven met innovatieve oplossingen kunnen helpen.
Vraag3
Verminderen van armoede en ongelijkheidWe zien de resultaten van de wereldwijde samenwerking: extreme armoede en honger zijn teruggedrongen; kindersterfte neemt af en we worden ouder dan ooit. Een historisch aantal kinderen gaat naar school. Dat is te danken aan economische ontwikkeling, ontwikkelingssamenwerking en wetenschappelijke vooruitgang. Maar economische ongelijkheid neemt tegelijkertijd toe.
Daarnaast staan, na een periode van bijna wereldwijde versterking van fundamentele rechten, democratie en vrijheden in veel landen onder druk. De vorderingen op het gebied van gelijke rechten en kansen voor vrouwen zijn traag en beperkt. Organisaties die opkomen voor mensenrechten en rechten van minderheden lopen op veel plaatsen gevaar. Het ontwikkelingsperspectief van landen, met name in Sub-Sahara Afrika, wordt uitgehold door een vicieuze cirkel van instabiliteit, bevolkingsgroei, werkloosheid (met name onder jongeren) en klimaatverandering. Deze trends vormen een bedreiging voor de sociale samenhang in meerdere landen, en voor Nederland.
Nederlandse ontwikkelingssamenwerking richt zich momenteel op voedselzekerheid en landbouw, water; seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (bijvoorbeeld voorbehoedsmiddelen, veilige abortussen), en veiligheid en rechtsorde. Zoals ook in het regeerakkoord wordt aangekaart zal het vernieuwde beleid een grotere nadruk leggen op het aanpakken van onderliggende oorzaken van instabiliteit, armoede, ongelijkheid en irreguliere migratie, met een extra aandacht voor de meest kwetsbaren zoals vrouwen en kinderen.
Vraag 3: Welke nieuwe aandachtsgebieden zou het kabinet kunnen identificeren? De middelen zijn beperkt dus we moeten kiezen, daarom ook aan u de vraag: welk aandachtsgebied behoeft minder nadruk?
Nederland heeft sinds 2010 de speerpunten voor het OS-beleid aangescherpt op basis van twee criteria: de relevantie voor armoedebestrijding, groei en daarmee voor zelfredzaamheid van ontwikkelingslanden, en het strategische belang voor Nederland. De Nederlandse agrofood sector heeft via haar koploperspositie in de wereld en ontwikkelingsresultaten in het verleden haar meerwaarde aangetoond. Voedselzekerheid is zodoende een belangrijk speerpunt. Inzet op dat thema heeft de afgelopen jaren haar effectiviteit bewezen; 15,5 miljoen mensen (vooral kinderen) hebben een directe behandeling voor (ernstige) ondervoeding, aanvullende voeding, extra vitamines en/of ontwormingsbehandeling ontvangen die resulteerden in verbeterde voedselinname voor deze groep; 1,95 miljoen landbouwbedrijven verbeterden hun productiviteit en/of inkomen als gevolg van ontvangen training, advies, technologie, financiële diensten, inputs, infrastructuur en organisatie versterking; en 370.000 hectaren land werden ecologisch-efficiënter gebruikt door methoden die oogsten vergroten per gebruikte eenheid natuurlijke hulpbronnen zoals water, (kunst) mest en land. Hieruit blijkt de geslaagde Nederlandse bijdrage aan armoedebestrijding en voedselzekerheid, economische groei en duurzame ontwikkeling. Ook zijn door het beleid de kansen voor inzet van Nederlandse kennis en handelsmogelijkheden vergroot. Veel programma’s en projecten op dit terrein zijn in gang gezet en zullen de komende jaren meer inzichten opleveren en vruchten kunnen gaan afwerpen. Nederland begint ook steeds meer specifieke niches (verder) te ontwikkelen binnen het thema voedselzekerheid, denk aan voeding, inclusieve private sector ontwikkeling, tuinbouw, regionale handel, voedselsystemen etc. Voor de continuïteit en het verder voortbouwen op huidige (lessen uit) praktijken is het dan ook sterk aanbevolen voedselzekerheid een BHOS-speerpunt te laten blijven.
Vraag4
VerduurzamenHet kabinet wil de internationale actie tegen klimaatverandering versterken en zet in op vergroting van de weerbaarheid tegen de effecten van klimaatverandering (SDG13). Het nieuwe nationale klimaatfonds zal zich op deze beide aspecten richten, waarbij wordt ingezet op het mobiliseren van private bijdragen in samenwerking met het (Nederlandse) bedrijfsleven. Nederland wil ertoe bijdragen dat in de periode naar 2030 vijftig miljoen mensen toegang krijgen tot hernieuwbare energie (SDG7). Ook activiteiten op het gebied van duurzaam waterbeheer (SDG6) en klimaatbestendige landbouw in kwetsbare gebieden (SDG2) dragen bij aan de klimaatdoelstellingen van het akkoord van Parijs.
Vraag 4: Welke innovatieve oplossingen kan de Nederlandse overheid, NGO’s en het bedrijfsleven stimuleren om 1) CO2-emissies terug te dringen (klimaatmitigatie) en 2) samenlevingen helpen zich aan te passen aan klimaatverandering (klimaatadaptatie)?
Het is van belang dat Nederland voortbouwt op de inzet op Climate Smart Agriculture (CSA) en op die manier doelen op het gebied van voedselzekerheid, klimaatadaptatie en -mitigatie in samenhang te realiseren. Nederland heeft zich met betrekking tot CSA tot nu toe vooral gericht op adaptatie van kwetsbare voedsellandbouw. Dankzij de Nederlandse inzet worden jaarlijks meer dan een miljoen kleinschalig producerende boer(inn)en weerbaarder tegen veranderende klimatologische omstandigheden. Voorbeelden van projecten waar Nederland aan bijdroeg zijn: het beschikbaar maken van satellietinformatie over water en weidegrond aan boeren in Mali die kampen met droogte, het verzekeren van miljoenen boeren in Ethiopië tegen de risico’s van onverwachte droogtes en introductie van koolzaad aan boeren in Kenia als afwisseling van tarwe om de bodem gezonder te maken en kunstmest en landbouwgif te verminderen. Uit het werk van het Food & Business Knowledge Platform met onder andere het Fertile Grounds Initiative (WUR) en MVO-Nederland blijkt dat dit werk kan worden versterkt en uitgebouwd door:
• Technische, sociale en economische dimensies van innovatie samenhangend te bevorderen;
• Innovatieve oplossingen ook verderop in de keten te zoeken samen met ketenspelers;
• Een Food Systems analyse te gebruiken voor meer impact.
De NWO-WOTRO onderzoeksportfolio Global Challenges Programme Call 4 met transdisciplinaire onderzoeksgroepen van kennisinstellingen samen met private en publieke partijen gaat aanvullend in de komende periode inzichten geven die bruikbaar zijn om CSA-initiatieven op te schalen. Via investering in voortzetting van het Nederlandse kennisbeleid op de speerpunten waaronder voedselzekerheid kunnen deze in samenwerking met CGIAR/CCAFS worden gesynthetiseerd en vertaald naar (innovatief) beleid.
Vraag5
VerduurzamenDe Nederlandse inzet voor de mondiale verduurzaming van productie, handel en investeringen (SDG8 en SDG12) ligt op het snijvlak van buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking. De grootste uitdagingen op het gebied van sociale en ecologische verduurzaming van productieprocessen liggen in ontwikkelingslanden. Om duurzame inclusieve markten te creëren zijn partnerschappen van bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties, kennisinstellingen en de overheid nodig (SDG17).
Vraag 5: Waar liggen volgens u kansen om in productie, handel en investeringen vooruitgang te boeken op maatschappelijke uitdagingen op sociaal vlak (zoals betere arbeidsomstandigheden, hogere lonen, extra kansen voor vrouwen en jongeren) of op ecologisch vlak (zoals water, klimaat, biodiversiteit)?
In inclusieve agri-business (IAB) ontwikkeling is de afgelopen jaren flink geïnvesteerd door Nederland. Uit werk binnen het Food & Business Knowledge Platform (F&BKP) blijkt dat IABs duurzame business oplossingen zijn die toegang tot goederen, diensten en levensonderhoud kansen op commercieel levensvatbare manieren vergroten voor gemeenschappen met lage inkomens, inclusief vaak achtergestelde groepen als armen, vrouwen en jongeren. NWO-WOTRO/F&BKP onderzoek laat zien dat inzet op IAB door Nederlandse bedrijven in ontwikkelingslanden een veelbelovende strategie is die bedrijven kan helpen zich verder te ontwikkelen en tegelijkertijd mensen uit armoede kan helpen en voedselzekerder kan maken met oog voor het milieu. Dat blijkt echter alleen gerealiseerd te kunnen worden als deze strategieën gecombineerd worden met concrete armoedebestrijdingsbeleidsmaatregelen. Als bedrijven namelijk duurzaam arme groepen willen insluiten in hun basisactiviteiten als leverancier, arbeider of klant, zal er vanwege competitieve selectie altijd sprake zijn van een schifting tussen meer en minder succesvolle competitieve spelers. Voor echte IAB ontwikkeling is dan ook een aanvullend doelgericht armoedebestrijdingsbeleid met sociale diensten (zoals educatie, skills training en gezondheidszorg), sociale zekerheidsvangnetten en voedsel- en voedingsregelingen nodig.
Het is van belang dergelijke lessen actief te vertalen naar nieuw beleid.
Aanvullend F&BKP werk laat zien dat sociaal ondernemerschap heeft bewezen voorloper te zijn op het gebied van deze IAB ontwikkeling. Sociaal ondernemers zijn goed in staat marktkansen te ontwaren terwijl ze positieve sociale en milieu impact nastreven. Via agro-ondernemerschap weten deze initiatieven goed kwetsbare en rurale groepen te bereiken. Hierbij gebruiken ze inclusieve business modellen die van aandeelhouders- naar stakeholder-georiënteerde business modellen overgaan. Deze (sociale en ecologische) vernieuwers passen vaak nieuwe technologieën, ideeën en structuren toe in hun ondernemingen. Sociaal ondernemerschap verbindt op die manier private sector ontwikkeling, inclusive businesses, (rurale) werkgelegenheid, en voedselzekerheid, en is dus een manier van ondernemen die aandacht verdient in het aankomende BHOS beleid.
Vraag6
Eerlijke handelIn het regeerakkoord staat dat het kabinet actief zal inzetten op eerlijke vrijhandel, exportbevordering en handelsverdragen, die rekening houden met VN-standaarden en rechtszekerheid.
Vraag 6: Heeft u concrete suggesties voor hoe het kabinet kan bevorderen dat internationale handel en investeringen bijdragen aan de Duurzame Ontwikkelingsdoelen?
Internationale handel en investeringen kunnen bijdragen aan de Duurzame Ontwikkelingsdoelen op verschillende manieren, in verschillende sectoren, en onder verschillende condities. Nederland heeft een ‘track record’ rond het bevorderen van eerlijke(re) handel die lessen oplevert voor de komende periode, o.a. over het ‘Aid, Trade & Investment’ beleid. Zo heeft Nederland zich bijvoorbeeld stevig ingezet voor betere arbeidsvoorwaarden in textielketens; financiert Nederland initiatieven om regionale handel te versterken, zoals Trade Mark East Africa; en heeft Nederland aan internationale onderhandelingstafels gepleit voor het borgen van publieke doelen als gezondheid of voedselzekerheid in handelsverdragen.
De komende tijd continue geleerd moeten worden over werkwijzen en condities voor een positieve bijdrage van handel en investeringen aan de SDGs, o.a. aan voedselzekerheid. Nederland dient daarbij te focussen op waar het meerwaarde kan bieden (bijv. in de agrologistiek, met MVO-mechanismes, of bij de rondetafel over duurzame palmolie), beleidscoherentie te bevorderen en ‘SDG-effectieve’ publiek-private partnerschappen (verder) te ontwikkelen. Thema’s waar Nederland verder op zal moeten (blijven) inzetten zijn: ontwikkeling van lokale/urbane en regionale markten in LMICs; verbetering van de ‘enabling environment’ (zie Trade Mark East Africa); kansen voor lokale SMEs, vooral jongeren en vrouwen; en voedselveiligheid.
Vraag7
Verdienvermogen van NederlandDe overkoepelende ambitie is om de export- en investeringspositie van Nederland versterken zodat we in 2030 meer aan het buitenland verdienen en daardoor meer banen genereren. Via handel leveren wij een actieve bijdrage aan het realiseren van de SDG’s.
Het kabinet wil werken aan eerlijke vrijhandel, verduurzaming en aanpassing van het handelssysteem aan de nieuwe economie (o.a. digitalisering) en een proactieve handelsagenda neerleggen om de internationale positie van ondernemend Nederland te versterken. Het kabinet wil investeren in markttoegang voor Nederlandse bedrijven en strategische positionering op bestaande markten en groeimarkten. Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen krijgen hulp om de kansen te pakken die de Duurzame Ontwikkelingsdoelen bieden. De ontwikkeling en uitvoering van een nieuwe gezamenlijke publiek-private internationaliseringsstrategie zal leiden tot effectievere handelsbevordering om de groeiende concurrentie het hoofd te bieden en kansen te verzilveren.
Ondersteuning innovatieve oplossingen
Nederland heeft veel potentieel in huis om innovatieve én betaalbare oplossingen te bieden op het terrein van water, voedsel, smart cities, circulaire economie, stedelijke ontwikkeling, duurzame energie, logistiek en gezondheidszorg mede door inzet van nieuwe technologieën zoals nanotechnologie, robotica en fotonica en gebruik van big data, blockchain en kunstmatige intelligentie.
Vraag 7: Met welke innovatieve en creatieve oplossingen en op welke terreinen zou de overheid het bedrijfsleven en kennisinstellingen nog beter kunnen ondersteunen om wereldwijd kennis en kunde te vermarkten?
Het is van belang dat Nederland op het gebied van voedselzekerheid haar strategische kennispartnerschappen met de Wereldbank Groep (WBG) en CGIAR verder uitbouwt. Dit biedt een kader voor een uitgebreide samenwerking voor talloze Nederlandse kennisinstellingen en bedrijfsleven partners rondom diverse domeinen waar Nederlandse kennis en kunde benut kan worden.
Multistakeholder samenwerking als proces om kennis te delen, te valideren, te ontwikkelen, en tot praktische oplossingen te laten leiden is een kracht van Nederland die internationaal kan worden uitgebouwd, middels samenwerking in bovenstaand WBG of CGIAR verband. Maar ook in bilateraal verband. Daarbij kan voortgebouwd worden op het werk en de netwerken van bestaande platforms zoals het Food & Business Knowledge Platform, met vele partners en thematische netwerken.
Vraag8
Excellente dienstverleningDit kabinet wil een proactieve handelsagenda presenteren om bedrijven en kennisinstellingen te helpen toegang te krijgen tot markten die voor hen belangrijk zijn. Dat lukt alleen met excellente economische dienstverlening en diplomatie en een actieve handelspolitiek. Elke ondernemer die wil internationaliseren moet kunnen rekenen op steun van de overheid op het gebied van informatie- en advies, financiering en dienstverlening wereldwijd.
Vraag 8: Hoe kan het bedrijfsleven en in het bijzonder het MKB op alle noodzakelijke punten beter worden ondersteund in het traject van internationalisering, en op welke markten verdient dit een extra steun in de rug?
In de komende decennia zal de wereldbevolking groeien tot 10 miljard mensen, waarvan in 2050 ongeveer twee derde in steden zal leven. Het voeden van al deze mensen is niet alleen een uitdaging, maar ook een kans voor het Nederlandse bedrijfsleven om hun innovatieve capaciteit op het gebied van ecologisch houdbare productie en logistiek (high-tech en high-org) naar de markt te brengen in de opkomende economieën waar het grootste deel van deze verstedelijking plaats zal vinden. Binnen het Food & Business Knowledge Platform zijn uitdagingen en kansen in kaart bracht om investeringen in deze markten te stimuleren. De volgende aanbevelingen voor een actiegerichte aanpak zijn hierbij ontwikkeld:
• Kies voor een strategische focus op een aantal kansrijke landen en/of steden waar de Nederlandse sector op in wil zetten. Stel hiervoor gezamenlijke prioriteiten met de TopSectoren, Ministeries (EZ, BZ, LNV) en RVO;
• Werk vraaggestuurd en minder export gedreven. Samenwerking met lokale partners is cruciaal om aansluiting te vinden met lokale markten en distributiesystemen. Handelsmissies moeten worden georganiseerd vanuit de vraag, waarna coalities gezamenlijke oplossingen aan kunnen bieden en aan kunnen sluiten bij multilaterale investeringsmogelijkheden;
• Zet innovatieve en schaalbare projecten op die zich niet alleen op tuinbouw richten maar op agrofood in de brede zin (inclusief logistiek, recycling, infrastructuur, ruimtelijke ordening);
• Vermarkt dit internationaal met een eenduidig geluid waarbij de Nederlandse sector als een geheel wordt gepresenteerd;
• Zoek aansluiting bij gemeentelijke corporaties in opkomende economieën, die vaak onafhankelijk van de Ministeries opereren, en geïnteresseerd zijn in oplossingen voor publieke dienstverlening rondom voedsel zoals veiligheid en gezondheid.
Bovendien is het bij beleidssteun voor de Nederlandse agrofood sector in het algemeen van belang dat er ruimte is om producten en diensten te herontwerpen om ze passend te maken voor de behoeftes in ontwikkelingslanden in plaats van dat bestaande producten direct in nieuwe markten worden gezet.
Vraag9
Tot slotVraag 9: Heeft u naast uw inbreng op bovenstaande vragen nog andere aanbevelingen op het gebied van Buitenlands handel en Ontwikkelingssamenwerking?
Het is van groot belang dat het Nederlandse BHOS beleid zich baseert op een coherente ontwikkelingsvisie met specifieke focusgebieden waar Nederland toegevoegde waarde heeft. Die focusgebieden dienen ondersteund te worden door (continue) kennis(trajecten) waarbij kennis gecreëerd, uitgewisseld en gebruikt wordt. Kennis over de focusgebieden bestaat bij alle actoren van de Growth Diamond (middenveld, wetenschap, beleid en private sector) en behelst niet alleen academische kennis. Het is van belang dat deze kennis door onafhankelijke partijen samen en verder gebracht wordt. De onder staatssecretaris Knapen geïnstalleerde kennisplatforms voor internationale ontwikkeling bieden een unieke kans om dit kennismakelen vorm te geven en ervoor te zorgen dat vraag en aanbod van kennis op elkaar aansluiten. Wereldwijd loopt Nederland met deze onafhankelijke instituties, waar multi-stakeholder groepen met kennismakelaars aan kennisactiviteiten kunnen werken, voorop. Vele ontwikkelingsresultaten zijn behaald en veel is geleerd sinds het ontstaan van de kennisplatforms. Meer gefocuste en coherente kennisagenda’s zijn ontwikkeld die bijdragen aan ontwikkelingsdoeleinden en Nederlandse kennisontwikkeling en profilering. Uit een learning review van de kennisplatforms is gebleken dat ze op een zinvolle manier verschillende perspectieven inventariseren, dat ze overtuigingskracht hebben, dat ze een unieke kans bieden om ook opkomende en omstreden onderwerpen te behandelen, en dat ze de mogelijkheid bieden om meer institutionele kennisrelaties op te bouwen. Het is dus sterk aanbevolen deze investering in kennis in het komende BHOS beleid voort te zetten.