BHOS-beleidsnota
Reactie
Naam | Woord en Daad (voluit: Stichting Reformatorische Hulpaktie Woord en Daad) (M.A. van Nieuw Amerongen) |
---|---|
Plaats | Gorinchem |
Datum | 14 april 2022 |
Vraag1
(see english below)Nexus (samenhang) Ontwikkelingssamenwerking & Buitenlandse Handel
Het Nederlandse bedrijfsleven kan door middel van handel, investeringen en marktkracht een belangrijke rol spelen bij een aantal van de grote wereldwijde uitdagingen van deze tijd. Om de Nederlandse inzet richting het bedrijfsleven een focus mee te geven wordt gekozen voor een focus op de “twin-transities”; de digitale transitie (via onder meer artificiële intelligentie) en de verduurzamingtransitie. Deze twin-transities op digitale innovatie en verduurzaming zullen de komende jaren een grote rol spelen om de Parijs en Glasgow-doelen voor klimaat te halen. Die doelen moeten we in Nederland halen, maar ook wereldwijd. Hoewel er een grote behoefte is aan Nederlandse expertise en investeringen, zien we dat meer nodig kan zijn om het Nederlandse bedrijven te betrekken bij deze transities in (lage en) midden-inkomenslanden.
1. Hoe kan het Nederlandse bedrijfsleven meer betrokken worden bij de twin-transitie in (lage en) midden-inkomenslanden?
(EN)
Nexus between development cooperation and foreign trade
Through their trade, investment and market position, Dutch businesses can play a key role in tackling some of the major challenges facing the world today. The focus of Dutch policy vis-a-vis the private sector will be on the 'twin transitions' of digitalisation (including artificial intelligence) and sustainability – both of which will be key to achieving the Paris and Glasgow climate goals in the years ahead. We must achieve these goals not only in the Netherlands, but across the world as a whole. While Dutch expertise and investment funding are in great demand, we also see that more may be needed when it comes to getting Dutch companies involved in these transitions in low- and middle-income countries.
1. How can we increase the involvement of Dutch companies in the twin transitions in low- and middle-income countries?
Dat is contextafhankelijk: in armste landen is hier nauwelijks markt voor. In een fragiele context valt vaak weinig te digitaliseren of verduurzamen. Aan de andere kant zie je steeds meer data-gestuurd beleid (bv. in Global Partnership for Education) en groene banen (bv. Solar industrie). Digitale solutions moeten lokaal aansluiten, dus bruikbaar en toegankelijk bij lage internetcapaciteit en kleine portemonnee van mkb en consumenten. Investeer in data en datacapaciteit: dat is nodig om systeemverandering mogelijk te maken. Zonder monitoring geen aangrijpingspunten om slimme veranderingen door te voeren. Investeren in dataplatforms en open data zorgt voor geweldige efficiencyslag: het voorkomt dat gelijksoortige data eenmalig worden verzameld door verschillende development actors. Als deze actoren meer gebruik kunnen maken van elkaars data dan is dat veel efficiënter (World Development Report 2021). Investeren in data en digitalisering is ook relevant voor versterken van transparantie in internationale waardeketens (als element van IMVO) via tracking & tracing systemen.
PPP’s kunnen aanjager zijn van twin-transities. Lokale capaciteit opbouwen is een vereiste, gekoppeld aan internationale capaciteit. Zie bv. doorbraak in FinTech Nigeria: https://restofworld.org/2021/the-worlds-biggest-vcs-are-now-vying-for-stakes-in-nigerias-tech-sector/
Je hebt partijen nodig die lokale partijen ondersteunen. Naast lokale capaciteit moet techniek simpelweg beschikbaar komen. Bij digitale transitie gaat het vaak over hoogwaardige techniek. Die is vaak niet te betalen voor lokale partijen: hier kunnen ngo’s een rol kunnen spelen. Transitie moet geen eenrichtingsverkeer worden.
Samenwerken met Nederlandse bedrijven, ngo’s en de overheid binnen PPP’s kan landen als Bangladesh en de Filippijnen (maar ook wel India) veel brengen. PPP’s kunnen in middeninkomenlanden een zetje geven zodat anders net-niet levensvatbare businesses wél die eerste fase doorkomen. Dat is interessant voor onze bedrijven die al zakendoen in de landen waar we werken. En kan m.b.t. waardeketens ook een verschil maken voor bv. boeren en jonge werkzoekenden. Dit zien we bij abaca (PPP Filippijnen) en ook bij tempeh in India (weliswaar zonder overheidspartner). Belangrijk in de twin-transitie is klimaatactie, heel praktisch ook door voedselonafhankelijkheid (bv. rijstbouw in Sierra Leone, land is te afhankelijk van wereldmarkt).
Vraag2
Nederland kent een lange traditie van publieke private samenwerking. Nu de mondiale uitdagingen steeds groter worden, is het van belang deze publiek-private samenwerkingen te verdiepen en te versnellen. De duurzame ontwikkelingsdoelen zijn in 2015 vastgesteld als actieplan voor overheden, bedrijven, kennisinstellingen en burgers om duurzame ontwikkeling te verwezenlijken wereldwijd.2. Hoe kunnen overheid, bedrijfsleven en kennisinstellingen beter samenwerken om de duurzame ontwikkelingsdoelen te halen?
(EN)
The Netherlands has a long tradition of public-private partnership. As the global challenges grow ever bigger, it is important to deepen and accelerate these partnerships. The Sustainable Development Goals were presented in 2015 as a plan of action for governments, companies, knowledge institutions and private individuals to achieve sustainable development worldwide.
2. How can government, the private sector and knowledge institutions work together better to achieve the Sustainable Development Goals?
De totale beschikbare financiering voor PPP’s is niet heel hoog. De RVO zou een groter deel van het budget moeten reserveren voor PPP’s. Het zijn nu relatief lage bedragen: 40-50 miljoen voor een hele tender.
PPP's vragen best wat van consortia, zie ook evaluatie 10 jaar FDW van RvO. Ze komen vaak niet tot het niveau dat je wel wilt hebben, namelijk systeem/sector verandering. Nog veel meer zou de RvO moeten fungeren als een kennishub en facilitator in dit geheel.
Wellicht ten overvloede, maar onze aanbeveling is om ngo’s nadrukkelijk niet uit te sluiten van PPP’s. Integendeel, stimuleer ze als RVO juist om hierin hun rol te pakken. Het zijn juist ngo’s die vaak goed op de hoogte zijn van de lokale behoefte, niet in de laatste plaats omdat zij al jaren samenwerken met lokale partners.
Het moet gezegd dat een aantal ngo’s niet altijd positief spreekt over de rol van het bedrijfsleven in publiek-private samenwerking. Woord en Daad betreurt dit en ziet de participatie van bedrijven wel degelijk echt als een kans. Voor systeemverandering heb je uiteindelijk alle actoren nodig. De RVO zou meer de dialoog moeten stimuleren en faciliteren tussen ngo’s en bedrijven, zodat we beter begrip krijgen van elkaars idealen en ambities. In het slechtste geval leidt dit tot meer kennisuitwisseling, in het beste geval tot concrete samenwerking ten behoeve van duurzame ontwikkeling.
Twee opmerkingen tot slot. Als je eist dat er een Nederlands bedrijf tussen moet zitten, wordt het ook niet altijd makkelijk. Je zou die eis ook niet kunnen stellen. Zoals DFID in Sierra Leone doet, gewoon alle bedrijven helpen die er zitten. Een Nederlands bedrijf is overigens geen eis bij RvO in PPP’s waarin Woord en Daad meedoen.
Ten tweede: stimuleer ook betrokkenheid van lokale/internationale kennisinstituten. Nederlandse bedrijven en instituten hebben veel kennis om te delen, maar om dit goed in te bedden in lokale context is lokale kennis onmisbaar. Als het bijvoorbeeld gaat om landbouwsystemen kun je niet zonder meer Nederlandse methoden lokaal kopiëren/implementeren. Ook hier geldt weer: je hebt alle partijen nodig en verandering werkt alleen als deze van onderaf gedragen wordt. Bedrijven en ngo’s moeten elkaar niet demoniseren. Het zijn echt twee verschillende werelden die elkaar veel te bieden hebben.
Vraag3
Nederland heeft sinds 2016 een actieplan beleidscoherentie voor ontwikkeling. Beleidscoherentie voor ontwikkeling heeft als doel om in niet-hulp (OS) beleid schade voor ontwikkelingslanden te verminderen en synergiën en samenwerking te versterken. Het Nederlandse actieplan is in 2018 herzien en geeft een overzicht van vijf Nederlandse beleidsthema’s die een invloed hebben op de ontwikkelingskansen in ontwikkelingslanden. Deze thema’s zijn: (1) het tegengaan van belastingontwijking/ontduiking, (2) ontwikkelingsvriendelijke handelsakkoorden, (3) een ontwikkelingsvriendelijk investeringsregime, (4) verduurzaming van productie en handel en (5) het tegengaan van klimaatverandering.3. Hoe kan de bovengenoemde Nederlandse inzet op beleidscoherentie voor ontwikkeling verder versterkt of verbeterd worden?
(EN)
The Netherlands has had an action plan on policy coherence for development since 2016. The aim of policy coherence is to reduce the negative effects on developing countries caused by policies in areas other than development, and to strengthen synergies and cooperation. The action plan, which was revised in 2018, identifies five Dutch policy themes that can enhance developing countries’ opportunities for development: (1) combating tax avoidance/evasion, (2) development-friendly trade agreements, (3) a development-friendly investment regime, (4) more sustainable production and trade, and (5) combating climate change.
3. How can the Netherlands’ efforts to achieve policy coherence for development be further strengthened or enhanced?
3) Voor een ontwikkelingsvriendelijk investeringsregime is behoorlijk financieel bestuur vereist. We zouden bedrijven in het Zuiden beter kunnen ondersteunen met hun financiën. Je kunt wel zeggen “we focussen alleen op Nederlandse bedrijven”, maar je moet het integraal benaderen. Interventies zijn alleen succesvol als je naar het gehele business ecosysteem kijkt.
4+5) Supply chains staan onder druk door de ontwrichtende gevolgen van klimaatverandering, de naschokken van de coronapandemie en de oorlog in Oekraïne. De wereldwijde inflatie onderstreept de noodzaak van meer importonafhankelijkheid. Zorg dat landen in grotere mate zelfvoorzienend worden als het gaat om de productie van voedsel.
Landbouw in ontwikkelingslanden is al vaak biologisch, simpelweg omdat boeren zo werken. In food value chains verschuift de aandacht. Er is veel aandacht geweest voor zowel klimaatadaptieve gewassen als natuurinclusieve landbouw. Wij realiseren ons nu veel meer dat deze twee aan elkaar gekoppeld moeten worden. Je kunt wel mooi klimaatadaptief gewas hebben, maar als er geen natuurlijke omgeving meer is, dan haal je het ook niet. Woord en Daad heeft hier een paper over geschreven – bij interesse kunnen wij deze met u delen.
Landbouw en natuurlijke omgeving moet je aan elkaar verbinden. Anders vernietigt bv. in West-Afrika klimaatverandering grote gebieden. In Burkina Faso worden heel veel bomen geplant, maar driekwart gaat dood in twee jaar tijd. Je hebt die bomen nodig voor lokale ecosystemen. Bv. uien hebben last van erosie als je geen bomen om de velden plant. Kustafbraak in West Afrika zorgt voor extra vrij spel voor wind diep in binnenland, waardoor het onmogelijk wordt daar landbouw te doen. Er worden veel bomen geplant, maar er zijn nauwelijks kwaliteitsbomen: veel te eenzijdig, teveel buitenlandse bomen, etc.
Natuurbeheer moet een economische drager krijgen: er moet een lokaal verdienmodel zitten in agroforestry landscapes. Nu is dat niet goed geregeld. Een belangrijk instrument hierin worden ook carbon credits, maar in veel landen staat dit nog in de kinderschoenen.
EU-certificering voor bio producten lag bij bedrijven, maar verschuift nu naar boeren. Dat is risicovol voor bedrijven. Ze willen verzekerd zijn van supply chain, maar investering moet op niveau van boer. Ze kunnen wel investeren in de boer, maar gaat de boer dan ook leveren aan bedrijf? Opnieuw geldt: kijk naar het bredere business ecosysteem.
Vraag4
Buitenlandse HandelInternationale handel en investeringen zijn van groot belang voor de Nederlandse welvaart en werkgelegenheid. De Nederlandse welvaart wordt voor een derde verdiend door internationale handel en een derde van onze banen zijn verbonden aan internationale handel. Onze internationale concurrentiepositie is onderhevig aan de “twin-transities” (digitalisering/innovatie en klimaat/duurzaamheid) en verschuivende geopolitieke verhoudingen. Het is voor Nederland van groot belang om het verdienvermogen te versterken nu en in de toekomst.
Strategisch en duurzaam handelsbeleid
In anticipatie op de geopolitieke en transitie-ontwikkelingen sturen ook buitenlandse staten sterker op hun nationale en internationale beleid. Zo passen staten in toenemende mate assertievere economische diplomatie toe en zetten zij economische machtsinstrumenten in om hun internationale doelen na te jagen. Nederland kan hierin niet achter blijven. De verwevenheid van ons land met de rest van de wereld is groter en kwetsbaarder dan ooit. Als onderdeel van een samenhangend buitenland beleid, zal Nederland zich toeleggen op een strategisch en duurzaam handelsbeleid.
4. Hoe kan de overheid het duurzame verdienvermogen van Nederlandse bedrijven in het buitenland versterken?
Foreign trade
International trade and investment are crucial to prosperity and jobs in the Netherlands. International trade accounts for a third of our national income and is linked to a third of our jobs. But our international competitiveness faces risks posed by the twin transitions (digitalisation/innovation and climate/sustainability) and the shifting geopolitical balance of power. It is therefore vital for the Netherlands to strengthen its earning capacity, both now and in the future.
Strategic and sustainable trade policy
Other states are also anticipating the above-mentioned transitions and geopolitical shifts, and are adjusting their national and international policies accordingly, for instance by pursuing their international objectives through more aggressive economic diplomacy and the use of economic instruments of power. The Netherlands cannot afford to fall behind. Our country’s interconnections with the rest of the world are both greater and more fragile than ever. The Netherlands will therefore focus on strategic and sustainable trade policy as part of its coherent foreign policy.
4. How can the government strengthen Dutch companies’ sustainable earning capacity abroad?
Het gaat hier over grote krachten, waarbij wij ook de EU nodig hebben. Nederland kan dit niet alleen, maar zou zich wel ten doel moeten stellen om in Europees verband voorop te lopen. Koploper als het gaat om verduurzaming van handel.
Zorg dat supply chains duurzamer en bestendiger worden. Als je wilt dat zaken doen in het buitenland voorspelbaarder en duurzamer wordt, moet je zorgen voor goede standaarden, die oog hebben voor mens en milieu. Voor het vergroten van het duurzame verdienvermogen van Nederland is er ambitieuze nationale IMVO-wetgeving nodig. De SDG’s zijn verder geen exclusief werkprogramma voor BHOS, maar zouden richtinggevend moeten zijn binnen alle ministeries. Er zou een wereld gewonnen zijn als er ook binnen LNV, EZK en Financiën een paradigmaverschuiving plaatsvindt in het denken over duurzame ontwikkeling en de effecten die Nederlands overheidsbeleid en Nederlandse bedrijven hebben op ontwikkelingslanden.
Dan een ander punt: de rol van China. Aan de ene kant gaat China er met bepaalde contracten vandoor, aan de andere kant maakt zij veel kapot. Een goed voorbeeld is de visserij in West-Afrika. China vist de boel leeg ten koste van lokale visserij. Zouden we als Nederland niet expertise kunnen leveren ten gunste van duurzame en lokale visserij? Op die manier combineer je handels-, ontwikkelings- en geopolitieke doelstellingen met elkaar.
Trouw schreef er vorig jaar rond deze tijd over: “Kustbewoners van Sierra Leone vrezen de komst van een kolossale Chinese industriële vishaven en daarmee een ecologische ramp.” De regering van Sierra Leone krijgt hier 55 miljoen voor, wat op de korte termijn de schuldenlast wat drukt. Op de lange termijn zorgt de beoogde visverwerkingsfabriek echter voor blijvende schade aan het milieu, de visstand en de biodiversiteit. Zou onze overheid – in samenwerking met partners in Europa – Nederlandse bedrijven in soortgelijke gevallen niet kunnen stimuleren om hier op duurzame wijze zaken te doen?
Nederland moet zelfstandig en in Europees verband zijn diplomatieke invloed aanwenden ten behoeve van duurzame vooruitgang. Ambassades hebben nu vaak allemaal hun eigen prioriteiten, inclusief de diplomatieke missies van de EU zelf. Wij ervaren dat het heel lastig is om met EU-delegaties in gesprek te komen.
Alles en iedereen op één lijn krijgen is heel lastig. Doelen staan vaak haaks op elkaar.
Dit raakt aan discussie over delegated cooperation/ en ook link met Team Europe initiatives.
Vraag5
Thema’s en sectoren van de toekomstNu de wereld in transitie is om een goede toekomst voor ons en de generaties na ons te bewerkstelligen verandert de focus van bedrijven, overheid en kennisinstellingen.
5. Op welke thema’s of sectoren ziet u kansen om internationaal te ondernemen?
(EN)
Themes and sectors of the future
The focus of companies, governments and knowledge institutions is changing in light of the global transition to ensure a bright future for current and future generations.
5. In which themes or sectors do you see opportunities for international enterprise?
Als Woord en Daad denken we vooral aan waardeketens die een link hebben met duurzaamheid en duurzame voedselketens (zoals natuurlijke vezels, duurzame voedselproductie, vleesvervangers), maar ook een link met de kennisindustrie (inclusief ICT, dus het belang van datamanagement) en diensten rondom klimaat(adaptatie), water, technologie in agrisector e.d. De markten in deze sectoren zullen alleen maar gaan toenemen qua vraag en mogelijkheden. Stel Nederlandse innovatie waar mogelijk beschikbaar aan ontwikkelingslanden.
De energietransitie biedt ook mogelijkheden om voor Nederlandse bedrijven om internationaal te ondernemen. Stel bestaande kennis en technologie beschikbaar om lokaal onderdelen en systemen te maken en repareren (zoals bv. zonnepanelen). Mogelijk kunnen Nederlandse bedrijven eveneens een bijdrage leveren aan verduurzaming van de afvalverwerkingsindustrie in het mondiale Zuiden. Recycling is ook een nieuwe markt met veel mogelijkheden. Carbon credit market functioneert nog niet goed, dat zou je verder moeten stimuleren, zodat midden en lage-inkomenslanden ook gekoppeld worden aan de markt.
Van de hand van twee vertegenwoordigers van de ECFR verscheen vorig jaar een uiterst lezenswaardig opiniestuk in het Reformatorisch Dagblad (Koppel investeringen in Afrika aan Green Deal, 19 oktober 2021). Daarin werd betoogd de Global Gateway nadrukkelijk te integreren in de Green Deal. “Europa kan een bijdrage leveren aan het verduurzamen van zware industrieën en het ontwikkelen van klimaatvriendelijke bedrijfssectoren die gebruikmaken van de digitale economie. (..) De EU kan de middelen van de Global Gateway samenvoegen met de Europese Green Deal om zo haar doelstellingen in samenhang met elkaar te bereiken. Op deze manier kan zij een basis leggen voor partnerschappen in Afrika die de Afrikaanse welvaart, veiligheid en soevereiniteit vergroten en tegelijkertijd regels en handel bevorderen die overeenstemmen met de Europese waarden en prioriteiten.”
Als het gaat over landbouw, kunnen Nederlandse bedrijven een bijdrage leveren aan het vergroten van de productiecapaciteit. Maar denk ook aan het veredelen van gewassen en zaden. Of het vercommercialiseren en importeren van Afrikaanse voedingsproducten zoals de glutenvrije graansoort fonio, dat de laatste jaren een enorme vlucht heeft genomen in ons land (o.a. in het hippe “healthy” segment). Daar zit nog meer potentie in.
Vraag6
Samenwerking publiek-privaat en rol Midden en Klein Bedrijf (MKB)Een succesvolle aanpak op het gebied van internationale handel vraagt samenwerking tussen burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en de overheid. Het is nuttig om aan te sluiten op de behoeftes van de markt. Waar zijn bedrijven (specifiek het MKB) mee geholpen om de exportkracht en innovatiekracht te vergroten?
6. Hoe kan de overheid het bedrijfsleven (specifiek het MKB) dat internationaal onderneemt (of dat zou willen) beter ondersteunen om zaken te doen in het buitenland?
a. Welke ondersteuning hebben bedrijven nodig om internationaal succesvol te zijn op terreinen van digitale innovatie (innovatiesamenwerking) en verduurzaming?
b. Voor handel met welke landen (of regio’s of markten) zou ondersteuning moeten zijn?
c. Wat zou de overheid op het gebied van handelsbevordering niet meer moeten doen?
(EN)
Public-private cooperation and role of SMEs
A successful approach to international trade requires cooperation between the public, companies, civil society and government. It is also useful to align with market demand. What would help companies, and SMEs in particular, to increase their export performance and innovative capacity?
6. How can the government better support companies (and SMEs specifically), that are doing or wish to do business abroad?
a. What type of support do companies need in order to achieve international success in the areas of digital innovation (innovation partnerships) and sustainability?
b. For what countries, regions or markets should the government provide private sector support?
c. What type of trade promotion activities should the government stop doing?
a. Lokale data zijn veelal nauwelijks aanwezig, dus zorg voor steun aan ontwikkeling van lokale data bedrijven en analyse. Zie ook de beantwoording van vraag 1.
Veel bedrijven willen wel, maar kunnen niet veel verder kijken dan eigen product en capaciteit. In samenwerking kan dat wel, bijvoorbeeld met ngo’s, die een meer bredere rol in het systeem kunnen spelen. Een voorbeeld uit de praktijk: een Nederlands waterbedrijf dat technisch gezien heel goed is op hun product (watervoorzieningen realiseren), maar minder goed in het betrekken van de omgeving (in dit geval Ghana). Dit terwijl het meenemen van de omgeving wel heel belangrijk is voor het (lange termijn) succes van het project. Als een bedrijf gekoppeld wordt aan een aantal andere relevante actoren, dan krijgt ze kansen die anders helemaal niet benut zouden worden. Er valt dus nog een wereld te winnen als het gaat om samenwerking tussen bedrijven, overheden, ngo’s, kennisinstellingen e.d.
Wat nodig is, is investeren in een zogenaamde enabling environment voor internationaal zakendoen: relevante (overheids)actoren steunen in het wegnemen van onnodige barrières en het ontwikkelen van efficiënte procedure flows. Hiervoor is allereerst capaciteitsopbouw van sectororganisaties nodig. Maar investeer ook in de toegang van smallholders tot digitale ecosystemen (teelt- en marketing- ondersteuning) en hun capaciteit om van die kennis gebruik te maken. Onze aanbeveling zou zijn om de focus hierbij op jongeren te liggen.
b. Geen speciale voorkeur. WD richt zich op arme landen, LDC’s, dat is wel wat ingewikkelder dan ondernemen in middeninkomenslanden. Maar je zou in deze landen ook graag bedrijven betrekken.
c. Maak eisen voor Nederlandse bedrijven wat breder, en focus niet alleen op Nederlandse bedrijven. Net als dat DFID business support levert in ontwikkelingslanden. Zie ook onze beantwoording van vraag 3, over de rol van Nederlandse spelers in bredere ecosystemen. We zijn ook gebaat bij ontwikkeling van andere spelers.
In NL wordt veel gestoken in allerlei geldstromen. Ook veel in bilateraal en multilateraal. Dat is niet onbelangrijk, maar als je wilt insteken op het Nederlandse belang (en onze visie wilt implementeren), dan heb je weinig grip op die grote en dure kanalen. Kijk liever hoe je dan ngo’s en bedrijven bij elkaar kunt brengen, voor de Nederlandse agenda. Hier zou de RvO een belangrijke coördinerende rol in kunnen spelen.
Vraag7
OntwikkelingssamenwerkingDevelopment cooperation
Nederlandse inzet op Ontwikkelingssamenwerking
Nederland is op verschillende thema’s actief op gebied van ontwikkelingssamenwerking. Zo investeren we in het realiseren van de Sustainable Development Goals (SDG’s) en zetten we extra in op opvang in de regio, toegang tot vaccins, klimaatadaptatie en -mitigatie. Nederland gaat door met wat goed gaat en focust op waar Nederland goed in is, zoals verbinding tussen diplomatie en ontwikkelingssamenwerking. Meer informatie over het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid van Nederland is te vinden op www.nlontwikkelingssamenwerking.nl.
7. Waar is Nederland op het gebied van ontwikkelingssamenwerking volgens u goed in? Op welke thema’s zou Nederland een aanjagende rol kunnen vervullen?
(EN)
Dutch development cooperation activities
The Netherlands is actively pursuing a number of policy themes in the area of development cooperation. For example, we're investing in efforts to advance the Sustainable Development Goals (SDGs), reception in the region, access to vaccines, and climate adaptation and mitigation. The Netherlands will continue its efforts in areas where progress is being made and will focus on its strengths, such as linking diplomacy and development. For more information about Dutch development policy, go to www.nlontwikkelingssamenwerking.nl.
7. In your opinion, what are the Netherlands’ strengths when it comes to development cooperation? In which policy themes could the Netherlands play a leading role?
Als Nederlanders zijn we goede netwerkers (denk aan de Dutch Diamond Approach). We brengen de juiste partijen bij elkaar en faciliteren een business enabling environment waarbij de leden van een partnerschap in hun kracht staan en samen meer bereiken dan dat ze afzonderlijk zouden doen. In bepaalde sectoren kunnen we ook voorlopers zijn, vooral op het gebied van kennis en innovatie rondom klimaat.
Als Nederland hebben we met Power of Voices een uniek instrument voor civil society involvement. Dat wordt internationaal gezien. Daar zijn we goed in en mogen we met trots uitdragen.
Nederlanders zijn erg innovatief, ondernemend en hebben relaties over de wereld. Wij zijn hoog opgeleid, hebben dus veel kennis, en ook middelen. Die lijnen moet je doortrekken, en goed inzetten binnen ontwikkelingssamenwerking. We kunnen nog meer doen op de ondersteuning van ophalen en delen van publieke data die te gebruiken zijn voor beleid en bedrijfsvoering, zie ook beantwoording vraag 1.
Wil je echt wat bereiken, moet je langere adem hebben, netwerken beter benutten en vooral niet te snel wisselen van prioriteiten. Nederland is goed in ontwikkelingssamenwerking, handel, water, klimaat, civil society, data & innovatie, governance, maar ook onderwijs en jeugdwerk, mensenrechten en voedselvoorziening.
Verder is er in Nederland zelf veel interactie met burgers zelf, die bereid zijn zich in te zetten. Veel ngo’s zijn echt organisaties die door gemeenschappen in de samenleving gedragen worden. Ook is er betekenisvolle interactie tussen ngo, de overheid en de wetenschap. De programma’s van AMID zijn hier een mooi voorbeeld van.
Nederland is stappen aan het maken als land dat kiest voor een systeemaanpak. Hier zijn we een track record aan het opbouwen. Nederland kan hierin een aanjagende rol spelen. We zijn verder goed in inclusie: een bijzondere aandacht voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. In het creëren van werkgelegenheid wordt niet alleen gekeken naar hoeveel banen je kunt realiseren, maar ook naar wie die banen vervolgens gaan en of er sprake is van waardige werkomstandigheden.
Vraag8
Innoveren op OSNederlandse internationale samenwerking is flexibel en kennisintensief, we zijn vernieuwend. Zo ontwikkelt Nederland nieuwe manieren van werken en partnerschappen die daarna door bijv. de Europese Commissie en Wereldbank worden opgepakt of opgeschaald. De Nederlandse internationale samenwerking fungeert dus veelal als een creatieve en kennisintensieve incubator (een broedplaats voor nieuwe ideeën. Nederland is een relatief kleine donor, maar als lidstaat van de EU en via bilaterale hulp kan Nederland de zichtbaarheid van EU-hulp vergroten en additionele relevante kapitaalstromen generen.
8. Op welke manier en op welk vlak kan de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking nog meer innoveren?
(EN)
Innovative development cooperation
Dutch international cooperation is flexible and knowledge-intensive. We are also innovative, developing new ways of working and new types of partnership that are subsequently adopted or scaled up by others, like the European Commission and the World Bank. In this respect, Dutch international cooperation is like a creative and knowledge-intensive incubator. We are a relatively small donor, but as an EU member state and through bilateral aid we can make EU aid more visible and generate additional, relevant capital flows.
8. In what other ways and areas could Dutch development cooperation innovate more?
Het doortrekken van de lijn van PPP, de filosofie erachter. Breng bedrijven en ngo’s beter bij elkaar, inclusief ruimte om daarmee te experimenteren
Uiteindelijk doel moet zijn om in te zetten op systeem verandering, maar een belangrijk kanttekening hierbij is: dat moeten niet alleen grote partijen zijn, ook niche partijen of disrupters. Die zijn evengoed belangrijk. Het is waardevol om die te vinden en vervolgens te stimuleren.
Meer ruimte voor (financiering) van innovatie. Afrikaanse landen hebben een ontzettend jonge bevolking en zijn een potentiële bron van innovatie. Maak hier gebruik van en durf te experimenteren (zolang ze maar ten dienste staan van je lange termijnprioriteiten).
De laatste jaren wordt nadrukkelijk ingezet op Zuidelijk leiderschap. Geef dit verder vorm de komende tijd!
Een andere belangrijke innovatie betreft de afgeronde pilot Delegated Cooperation. Nederland staat er in Europa om bekend dat we het liefst zo weinig mogelijk bijdragen aan “Brussel”. We zouden er ook voor kunnen zorgen dat we beter/meer gebruik van de EU-middelen voor Ontwikkelingssamenwerking. Wij pakken relatief weinig van EU-gelden, zeker als je dat vergelijkt met landen als Frankrijk en Duitsland.
Een aantal overige suggesties voor innovatie binnen het Nederlandse ontwikkelingssamenwerkingsbeleid:
- Inzetten op faciliteren van coalities, met stevige rol voor kennispartners: NL overheid kan rol spelen in betrekken van lokale overheden bij deze coalities; verbreding van bilaterale hulp naar PPP-coalities.
- Zoeken naar wegen om langdurige inzet op gekozen thema's te verzekeren: systeemverandering vraagt langdurige inzet van stabiele partnerschappen/coalities
- Brede inzet op datasystemen om data-geïnformeerde besluitvorming en (samen)werken mogelijk te maken op alle niveaus (gemeenschappen, boerengroepen, sectoren, landen)
- Borgen dat stem wordt gegeven aan de lokale bevolking (ter borging van relevantie en duurzaamheid van initiatieven) - via hun leiders (Zuidelijk leiderschap/shifting the power) maar ook in meer directe zin.
- Systeemverandering is complex en grotendeels onvoorspelbaar. Adaptive programming is daarom geboden. Dat vraagt van donoren ruimte, flexibiliteit en meebewegen.
- Werk maken van effectieve kennisuitwisseling en leren tussen coalities die geld ontvangen van BHOS, zorgen dat die kennis ook een groeiende kennisbasis voedt en dat wordt voortgebouwd op die kennisbasis door BHOS en OS-sector.
Vraag9
Een donor met durfDe Nederlandse internationale inzet is gedurfd, omdat we financiële investeringen koppelen aan onze diplomatieke inzet en expertise. We continueren thema’s waar we traditionele meerwaarde hebben: seksuele en reproductieve rechten en gezondheid (SRGR), water, voedselzekerheid en veiligheid & rechtsorde. Daarbij kunnen we nog meer gebruik maken van het diplomatieke gewicht van o.a. de EU. We investeren in systeemverandering om te zorgen dat we de SDG’s in 2030 realiseren. Met systeemverandering bedoelen we dat we de systemen die armoede en ongelijkheid in stand houden aanpakken.
9. Op welke manier/welk vlak kan Nederland als donor nog meer durf te tonen?
(EN)
A bold donor
Dutch international efforts can be characterised as bold, because we link financial investment to diplomatic efforts and expertise. We will continue our work on themes where we have always added value: sexual and reproductive health and rights (SRHR), water, food security, and security and the rule of law. We will also make better use of the diplomatic weight of the EU. To ensure we achieve the SDGs by 2030, we will invest in systemic change, i.e. tackling the structures that maintain poverty and inequality.
9. In what ways or areas could the Netherlands, as a donor, be even bolder?
Een continue dialoog van de overheid met de NL ontwikkelingssector is belangrijk rondom vragen als:
- In welke landen liggen er kansen en welke aanpak hebben we voor ogen
- Kunnen we kiezen voor gebieden met een hoger risicoprofiel voor meer impact?
- Welke ruimte is er voor adaptive programming?
- Waarop willen we sturen, wanneer is er sprake van succes?
Hier wordt nog onvoldoende over nagedacht. EU op landenniveau doet regelmatig wat ze wilt (denk aan Delegated Cooperation). Ambassades linken lang niet altijd investeringen van Nederlandse actoren aan relevante andere partijen. Sommige usual aspects krijgen nog steeds het meeste geld, maar is dat altijd de beste lijn, met de meeste toevoegde waarde? Hoe transparant is dit proces?
Systeemverandering is een mooi streven, maar investeren wij daar echt concreet in? Wij doen wel van alles, maar raken wij echt aan het systeemniveau? Opnieuw geldt: als je daadwerkelijk systeemverandering wilt, moet je een lange adem hebben en vasthouden aan uitgestippelde prioriteiten, in plaats van de laatste (politieke) modegrillen te volgen. Visie voor ten minste tien jaar, inclusief ruimte voor adaptieve planning. Dat vraagt er wellicht ook om dat je je controle anders inricht. Adaptive programming mogelijk maken, micro-management los laten.
Durf ook in de disrupters investeren (wat ook wel bij Power of Voices gedaan wordt), maar doe dat ook bij bijvoorbeeld handel! Durf ook om nog meer bedrijfsleven en ngo’s bij elkaar te brengen.
Vraag10
Afrondende algemene vraag10. Heeft u nog andere punten van aandacht die u vindt dat meegenomen dienen te worden in de nieuwe beleidsnota?
(EN)
General closing question
10. Are there any other points that you believe should be included in the new policy document?
Onderwijs wordt nu nauwelijks uit Nederland gefinancierd, terwijl kennis cruciaal is. Moeten wij dit echt alleen via multilaterale en bilaterale kanalen doen? Kennis is cruciaal: veel bedrijven in het Zuiden hebben veel moeite om goede werknemers te krijgen. Opleiding in het Zuiden is daarom cruciaal.
Zoals u van meer ngo’s zult terugkrijgen, was de consultatie erg gericht op handel en viel ontwikkelingssamenwerking daardoor wat weg.
Wat verder opviel is dat dit document erg gericht is op wat we willen bereiken in het Zuiden. Dat is in zoverre logisch dat dit het werkveld is waar het ministerie zich voor een groot deel op richt. Maar staat of valt goede ontwikkelingssamenwerking niet ook met een goede basis in Nederland? We kunnen overal goed in zijn, maar draagvlak in Nederland en de Europese Unie creëren voor ontwikkelingssamenwerking is cruciaal. Dat staat de laatste jaren/decennia behoorlijk onder druk. Het is belangrijk dat in onderwijs, bedrijfsleven en politiek het nut en de noodzaak van ontwikkelingssamenwerking en het innovatieve en gedurfde karakter hiervan goed voor het voetlicht wordt gebracht én wordt gestimuleerd. Vanuit het perspectief van Woord en Daad: het meenemen van de achterban, verbinding zoeken tussen Noord en Zuid, uitwisseling van verhalen en ervaringen, bewustwording van internationale problematiek. Dat voorkomt mispercepties, zoals dat ontwikkelingssamenwerking alleen maar draait om “hulp”, of dat ontwikkelingssamenwerking landen per definitie “afhankelijk maakt”. Laat de minister dus niet alleen een vooruitgeschoven post zijn van de BV Nederland, maar evengoed een ambassadeur van onze prachtige ontwikkelingssector!
Tenslotte een punt dat we bij vraag 6 niet helemaal konden onderbrengen bij a, b of c, maar wel uw aandacht verdient: de complexe materie van kinderuitbuiting. We zijn blij met het subsidieprogramma Fonds Bestrijding Kinderarbeid (FBK) van de RVO, maar het blijkt nog lastig om het hardnekkige probleem van kinderuitbuiting in de keten aan te pakken. Ook hier geldt weer: maak werk van ambitieuze, nationale IMVO-wetgeving zodat internationaal erkende OESO-normen voor maatschappelijk verantwoord ondernemen ook daadwerkelijk nageleefd worden door bedrijven in Nederland.