Regeling gewasbeschermingsmiddelen en biociden

Reactie

Naam Universiteit Utrecht, Copernicus Instituut (Dr. Jeroen P. van der Sluijs)
Plaats Utrecht
Datum 4 augustus 2009

Vraag1

Zijn de aan te wijzen beoordelingsmethoden actueel?
Nee. De beoordelingsmethoden voldoen niet voor systemische insecticiden omdat die specifieke eigenschappen hebben, in het bijzonder de chronische subletale effecten van deze stoffen en hun metabolieten op honingbijen en andere bestuivers (hommels, wilde bijen e.d.), die dringend om een andere beoordelingsmethode vragen.
In het bijzonder voor systemische neonicotinoide insecticiden (met werkzame stoffen zoals imidacloprid, thiametoxam en chlotianidine) dient de beoordeling niet alleen van de Hazard Quotient uit te gaan maar dient deze gebaseerd te zijn op een vergelijking van de blootstelling (Predicted Exposure Concentration) en de toxiciteit (Predicted No Effect Concentration) voor verschillende functionele categorieën van honingbijen in een bijenvolk op basis van hun pollen consumptie, nectar consumptie en overige blootstellingsroutes (waaronder de route via rechtstreeks fourageren op oppervlaktewater dat vervuild is met gewasbeschermingsmiddelen en biociden).
Deze aanpak is reeds voorgesteld door de CST 2003 studie (http://www.agriculture.gouv.fr/spip/IMG/pdf/rapportfin.pdf), en is later verder uitgewerkt door Halm et al., 2006 (http://pubs.acs.org/doi/pdf/10.1021/es051392i) en is ook aanbevolen door Maxim en Van der Sluijs 2007 (http://www.bijensterfte.nl/sites/default/files/maxim_and_vanderSluijs2007.pdf).
De methode zoals voorgesteld in Halm et al. 2006 (bijgevoegd) dient te worden toegevoegd aan de lijst met aan te wijzen richtsnoeren en nationale beoordelingsmethoden.
De beoordelingsmethoden moeten verder beter naar de effecten van chronische blootstelling op bijenvolken kijken waarbij het blootgestelde volk als een superorganisme dient te worden beschouwd. Voorts dienen de beoordelingsmethoden zodanig te worden uitgebreid dat ook naar mogelijke synergie effecten van simultane blootstelling aan meerdere gewasbeschermingsmiddelen en hun metabolieten wordt gekeken.
Ook verzuimen de huidige beoordelingsmethoden de effecten in kaart te brengen, en de aanvaardbaarheid daarvan te toetsen, die chronische (jaarrond) blootstelling heeft op de vatbaarheid van bijenkolonies voor ziekten en plagen. De voorgestelde lijst met aan te wijzen beoordelingsmethoden is ook op die punten niet actueel en niet toereikend. Het gevolg is dat de bescherming van bijenvolken met de toepassing van deze methoden niet is gegarandeerd.

Vraag2

Zijn de aan te wijzen beoordelingsmethoden algemeen wetenschappelijk aanvaard?
Vervolg antwoord vraag 1 (er was een maximum van 2500 karakters in het invulveld op het internetformulier):
Verder ontbreekt er in de huidige regelgeving een mogelijkheid om de toelating in te trekken wanneer concentraties van de werkzame stoffen en hun metabolieten in het milieu de Maximaal Toelaatbare Risiconiveaus (MTR) overschrijden. Dit is een groot manco van de huidige regelgeving. Al enkele jaren zijn er zeer grote normoverschrijdingen van imidacloprid in het Nederlandse oppervlaktewater in ondermeer Zuid Holland en Flevoland. Omdat deze stof systemisch is nemen wilde bloeiden planten deze op uit het oppervlaktewater waardoor onvoorziene en ongemonitorde blootstellingsroutes ontstaan die mogelijk verband houden met de zeer hoge waargenomen bijenvolksterfte in die zelfde gebieden. Zie ook: http://www.bijensterfte.nl/nl/node/21
Omdat de handhaving van MTR normen in oppervlaktewater momenteel kennelijk faalt, dient het handhavingsinstrumentarium terstond te worden uitgebreid met de mogelijkheid de toelating (al dan niet tijdelijk) in te trekken in gebieden waar niet aan de MTR norm is voldaan. Deze mogelijkheid moet worden toegevoegd aan de nieuwe regeling gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Dit zal toepassers van gewasbeschermingsmiddelen ook zorgvuldiger maken bij de toepassing omdat bijvoorbeeld het lozen van spuiwater uit kassen hen dan rechstreeks in hun belang raakt: immers als ze teveel in het milieu laten komen mogen zij (en omliggende toepassers) het middel niet meer toepassen. Dit zal naar mijn verwachting ook ten goede komen aan de zelfregulatie en het zelftoezicht binnen de sector op elkaar.

Antwoord vraag 2
Nee. Diverse wetenschappers hebben gewezen op de tekortkomingen zoals ik die onder mijn antwoord op vraag 1 heb toegelicht.

Vraag3

Zijn de aan te wijzen beoordelingsmethoden voldoende bekend of kenbaar?
Gedeeltelijk. Het zou helpen wanneer er een webpagina zou worden ingericht waarop alle documenten waarin elk van de richtsnoeren en nationale beoordelingsmethoden zijn beschreven, zijn te downloaden. Het feit dat alleen een lijst is verstrekt ten behoeve van de internetconsultatie en geen links naar de volledige documenten bemoeilijkt het goed becommentariëren van deze methoden en richtsnoeren.

Bijlagen:
De volgende bijlagen maken integraal deel uit van deze reactie:

CST (Comité scientifique et technique de l’étude multifactorielle des troubles des abeilles), 2003. Imidaclopride utilisé en enrobage de semences (Gaucho®) et troubles des abeilles, rapport final, 106 pp., http://www.agriculture.gouv.fr/spip/IMG/pdf/rapportfin.pdf
Halm, M.P., Rortais, A., Arnold, G., Taséi, J.N. and Rault, S. 2006. A new risk assessment approach for systemic insecticides: the case of honeybees and imidacloprid (Gaucho®). Environmental Science & Technology 40:2448–54.

Maxim L. and Van der Sluijs, J.P., 2007. Uncertainty: cause or effect of stakeholders’ debates? Analysis of a case study: the risk for honey bees of the insecticide Gaucho®, Science of the Total Environment, 376, 1 -17.

Bijensterfte.nl, 2009. Imidacloprid in alarmerende hoeveelheden in het Nederlandse oppervlaktewater, http://www.bijensterfte.nl/nl/node/21

Bijlage