Wijziging van de Wet griffierechten burgerlijke zaken
Reactie
Naam
|
Van Twuijver Incasso en Gerechtsdeurwaarders (M.J. van Twuijver)
|
Plaats
|
Amsterdam
|
Datum
|
31 juli 2019
|
Vraag1
Graag vernemen wij uw reactie op het wetsvoorstel houdende wijziging van de Wet griffierechten burgerlijke zaken in verband met het introduceren van meerdere griffierechtcategorieën voor lagere geldvorderingen.
1 De wetswijziging voldoet niet aan de doelstelling om de kosten te verlagen. Netto worden de kosten voor lage vordering verlaagd, maar bij een vordering van € 501 bedraagt het griffierecht nog steeds 61%. Voor veel schuldeisers zal deze drempel te hoog blijven, met als gevolg dat een rechtszoekende vanwege het kostenrisico zal kiezen voor afboeken of voor eigen richting in plaats van de rechter. Ik vind dat je als rechtstaat je daarmee buitenspel zet.
2. Er blijft een onderscheid tussen rechtspersonen en personen. Dit is rechtsongelijkheid. Het griffierecht wordt betaald door de schuldeiser, maar mag meestal worden verhaald op gedaagde. Door een verschil in de hoogte van het griffierecht voor eisers die persoon of rechtspersoon zijn, wordt de gedaagde die wordt gedagvaard door een rechtspersoon meer verschuldigd dan een gedaagde die wordt gedagvaard door een persoon.
Voorbeeld. Huurder A heeft een schuld van € 501. Hij huurt een sociale woning van woningstichting. Hij wordt veroordeeld tot betaling van een griffierecht van € 306. Huurder B huurt een villa van persoon. Hij heeft een huurschuld van € 5000. Hij wordt veroordeeld tot betaling van € 231 griffierecht.
Het is onbegrijpelijk dat er een regeling is en weer wordt ingevoerd die tot een onrechtvaardige ongelijkheid leidt.
3. In dagvaardingszaken wordt de hoogte van het griffierecht vastgesteld aan de hand de hoofdsom in de dagvaarding. Als er na het opstellen van de dagvaarding nog betalingen zijn gedaan en de eiser partij op de eerste zittingsdag daarmee vermindert, dan gaat de rechtszaak over een lager bedrag. Een bijkomend probleem is dat tussen het opstellen van de dagvaarding en het betekenen enkele dagen zit. Als er in de tussentijd een betaling plaatsvindt waardoor de hoofdsom naar een lagere categorie verspringt, dan is het denkbaar bij vermindering dat de rechter een lager griffierecht toewijst dan de rechtbank vordert. Daarmee creëert de wetgever een probleem voor de deurwaarder. Ik neem aan onbedoeld omdat de overheid voortdurend stelt dat zij de hulpverleners in bescherming neemt, maar hier een probleem voor de deurwaarder veroorzaakt die zij eenvoudig kan wegnemen door het moment van berekenen van de hoogte van het griffierecht te verplaatsen naar de hoogte van de vordering op de 1e zittingsdag. Bescherm uw hulpverleners, te meer als zij onbezoldigd een overheidstaak uitvoeren.