Grond toevoeging van bepalingen ten behoeve van gelijke kansen in het onderwijs in Grondwet
Reactie
Naam
|
Anoniem
|
Plaats
|
Nunspeet
|
Datum
|
18 juni 2021
|
Vraag1
Bereiken wij met de beoogde grondwetswijziging inderdaad dat ons onderwijs meer gaat bijdragen aan gelijke kansen in het onderwijs?
Het voorstel komt in eerste instantie sympathiek over. Echter, goed bestuderend voegt het praktisch weinig toe en zal het relatief snel leiden tot meer gedoe.
Nieuw artikel 1: Ieder kind heeft recht op onderwijs kan worden toegevoegd, maar zal het werkelijk verschil maken? Ik geloof niet dat iemand in de politiek hier op tegen is en dus maakt het geen verschil. De opdracht dat de wet regels moet stellen voor kansengelijkheid is vaag. Wat voegt dit toe aan een grondwet? Een beetje minister zal stellen dat de wet dat reeds doet en is weer klaar. Maak dan gewoon een voorstel ter bevordering van kansengelijkheid. Daar heb je nieuw artikel 1 in de grondwet niet voor nodig.
Nieuw artikel 4: Dit nieuwe artikel is niet bepaald grondwet waardig, omdat het de politieke voorkeur van vandaag weerspiegelt terwijl een grondwet meer uniform en ietwat algemeen mag zijn. Daarbij komt dat kansengelijkheid een herhaling is van nieuw artikel 1. Verder geldt ook hier dat een beetje minister zal stellen dat de wet dit alles reeds doet en is weer klaar. Maak dan gewoon een voorstel ter bevordering van kansengelijkheid, ontplooiing van persoonlijkheid of respect voor de democratische staat. Daar heb je nieuw artikel 4 in de grondwet niet voor nodig.
Nieuw artikel 9: Dikgedrukt woord onderwijs moet niet dikgedrukt zijn, want die stond er al. Voor het toevoegen van 'of krachtens' lijkt me een grondwetswijziging wat onnodig. Dat zal het verschil niet maken. Qua bekostiging worden verder twee problemen gecreëerd. Ten eerste: in het beroepsonderwijs, het hoger onderwijs en ook bijzondere gevallen van algemeen vormend onderwijs zijn situaties voor te stellen waarin de 'gelijke voet' niet wenselijk of zelfs onhaalbaar is (competenties, fysieke beperking, locatie, inzet, cijfers, etc.), terwijl de wijziging van het artikel er in dat geval toe mag leiden dat de bekostiging stopt. Dat lijkt me onwenselijk, maar kan wel zo worden uitgelegd. Wellicht is 'op gelijke voet' een te vaag begrip voor een grondwet. Ten tweede: Het beroepsonderwijs en hoger onderwijs wordt uit de laatste zin weggestreept en naar het eerste deel van het artikel gehaald, waardoor het ook gaat vallen onder de bepaling 'naar dezelfde maatstaaf als het openbaar onderwijs'. Echter, het openbaar onderwijs is een vorm van algemeen vormend onderwijs en kent een andere bekostigingsstructuur. Op deze manier sluit de grondwet daarom niet meer goed aan op de onderliggende wetten en regelingen.
Succes ermee!