AMvB invoering minimum en maximum instellingscollegegeld
Reactie
Naam
|
ombudsman voor studenten TUD (ir. N.W. Graafland)
|
Plaats
|
Delft
|
Datum
|
14 januari 2020
|
Vraag1
Wat vindt u van de regeling
In de regeling zou wat betreft het minimum instellingscollegegeld voor niet-EER studenten rekening gehouden moeten met de inschrijvingsduur. Een kostendekkend tarief zou alleen moeten gelden voor de nominale inschrijvingsduur; daarna zou het wettelijk tarief voor EER-studenten moeten gelden.
Nogal wat niet-EER studenten lopen studievertraging op en studeren (soms aanzienlijk) langer dan de nominale studieduur - lijkend op de studievoortgang van Nederlandse studenten. Zij worden hierdoor op hogere studiekosten gejaagd dan vooraf gepland, wat veel stress veroorzaakt. Deels wordt dat door een ingewikkeld profileringsfonds van de instelling ondervangen, maar door het terugschroeven van het tarief na de nominale studieduur kan veel administratief gedoe worden ondervangen.
Dat de niet-EER student in Nederland lang blijft rondhangen wordt ondervangen door de MoMi-regeling, waarin van de student wordt geeist dat hij elk jaar minimaal 50% studievoortgang heeft.