Wetsvoorstel Instituut Mijnbouwschade Groningen
Reactie
Naam
|
Groningen Seaports NV (mr R van Essen)
|
Plaats
|
Delfzijl
|
Datum
|
26 juli 2018
|
Vraag1
Het voorliggende wetsvoorstel beoogt een adequate en onafhankelijke afhandeling van schademeldingen. Biedt het wetsvoorstel voldoende houvast om dit ook daadwerkelijk te regelen? Is de onafhankelijkheid van het zbo in uw mening voldoende geborgd? Ziet u in dit licht specifieke verbeterpunten?
Het bestuur wordt benoemd op voordracht van de Minister van Rechtsbescherming. Onduidelijk is waar deze voordracht op is gebaseerd en welke achtergrond de kandidaten hebben. De onafhankelijkheid van het Instituut en de onpartijdigheid van de leden van het bestuur (art. 3 lid 3) wordt wel aangenomen maar wellicht is het goed om deze doelstelling te borgen in de zoektocht naar de kandidaten voor het bestuur.
Art. 4 lid 2: De Minister stelt voldoende en gekwalificeerd personeel ter beschikking voor het bureau: is het niet beter dat de Bestuursleden een ruim budget ontvangen om zelf te (laten) zoeken naar ondersteuning van het Instituut?
Vraag2
Het voorliggende wetsvoorstel beoogt de publiekrechtelijke afhandeling van alle schade als gevolg van bodembeweging veroorzaakt door gaswinning uit het Groningenveld en de gasopslag bij Norg te regelen. Bent u het eens met het gehanteerde uitgangspunt dat het zbo zo veel als mogelijk de vrijheid krijgt om in zijn onafhankelijkheid na te denken over de te hanteren aanpak voor schade afhandeling? Ziet u, naast de in het wetsvoorstel benoemde aandachtspunten, nog andere punten?
Het uitgangspunt lijkt mij een zeer lovenswaardige. De kunst is om dit in de praktijk te borgen. Het publiekrecht is over het algemeen laagdrempeliger voor burgers/bedrijven. Toch gaat het Instituut zich wel buigen over schade zoals dat in het Burgerlijk Wetboek is beschreven dus er lijkt wel een vermenging van publiek- en privaatrecht te zijn. Het bepaalde in art. 2 lid 5 is wel een wat onduidelijke. Zeker wanneer de Memorie op wordt nageslagen. Enerzijds wordt gesteld dat het begrip schade zich niet dient te beperken tot enkel materiële schade ten gevolge van onveilige situaties anderzijds lijkt nu het onderwerp: voorkoming van schade nu aardbevingen een "fact of life"(woorden van Minister Kamp) niet de aandacht te krijgen die het behoeft.
Er mag dus inderdaad geen beperking worden opgelegd aan het Instituut voor het bepalen wat zij als schade ziet.
Vraag3
De gekozen specifieke procedures zijn beoogd om de burger deskundigheid in de schadeberekening, efficiency en duidelijkheid te bieden. Vindt u de in het wetsvoorstel voorgestelde procedures via het Instituut Mijnbouwschade en de bestuursrechter aan deze doelstellingen voldoen?
Nee, er zijn een aantal kanttekeningen te plaatsen bij het bepaalde in art. 10.
In lid 1 wordt een formulier van het Instituut (dat nog niet bestaat en zoveel mogelijk zelf mag bepalen hoe zij haar werkzaamheden vorm zal geven) als een bindende voorwaarde voor het indienen van schade voorgeschreven. Dit is zeer merkwaardig temeer daar dit geen keuze van het Instituut is. Weliswaar kan een formulier in praktische zin de aanvraag vergemakkelijken maar ook is bekend wat het vermogen is om volslagen onduidelijke vragen te stellen waar de meeste mensen bij vastlopen.
In lid 2 worden minimumeisen gesteld voor het aanvragen van schadevergoeding.
Met name de gronden onder e, g zijn zeer bezwaarlijk zo niet verwerpelijk indien de doelstelling van het instellen van dit Instituut (te weten het eindelijk winnen van vertrouwen door burgers en bedrijven in een onafhankelijk en onpartijdige instelling die tot een fatsoenlijke schade-uitkering komt van schade vanwege de door de Staat goedgekeurde gaswinning door de NAM).
Onder e: dit is wat erg algemeen in het licht van het bepaalde in art. 6:177a BW: alle schade die redelijkerwijs het gevolg kan zijn van gaswinning (en dat is al snel het geval) wordt vermoed te zijn veroorzaakt door de exploitatie van dat mijnbouwwerk. wellicht kan e worden vervangen door: "een beschrijving waarom het redelijk is aan te nemen dat de schade te maken heeft met gaswinning". Immers als daar geen verhaal bij is dan wordt de claim bij de verkeerde instantie ingediend.
Het onder g bepaalde roept ook verbazing op. Het kan toch niet zo zijn dat de burger of het bedrijf een "verantwoordelijkheid" krijgt om te melden dat er sprake is van een acuut onveilige situatie?
Er is sprake van een mijnbouwexploitant die gas wint wetende dat er door deze activiteiten met de veiligheid van omwonenden wordt gespeeld. Er is sprake van een Staat die een mijnbouwexploitant een vergunning geeft voor het winnen van gas wetende dat zij daardoor speelt met de veiligheid van burgers en bedrijven. Als iemand wakker zou horen te liggen van veiligheidsrisico's dan zijn het voornoemde partijen. Tenslotte is het risico op fixatie op het thema veiligheid (hoe terecht de aandacht hiervoor ook is) dat hierdoor de schade in de breedste zin des woord wat op de achtergrond geraakt. Dit Instituut hoeft niet de veiligheidszorgen van de NAM of de Staat tot de hare te maken maar mag zich vooral richten op economisch herstel van het winningsgebied.
Vraag4
In dit voorstel wordt de mogelijkheid opgenomen voor de rechtbank om prejudiciële vragen te stellen aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Hiermee wordt een snellere afhandeling van beroepszaken beoogd. Vindt u dit een geschikte oplossing?
Twijfelachtig. In de eerste plaats is er een zeer wollig geformuleerde voorwaarde alvorens het recht voor de rechtbank ontstaat om prejudiciële vragen te stellen. Mij lijkt het beter dat de rechtbank vanuit haar eigen expertise beslist of het opportuun is prejudiciële vragen te stellen. Daarbij komt dat partijen (belanghebbende en bestuursorgaan) volgens art. 17 lid 2 jo. art. 17 lid 3 eerst overeenstemming over de inhoud van de vraag moeten krijgen. De rechter komt uiteindelijk tot het formuleren van de vraag en hiertegen is geen beroep mogelijk. Hierbij bestaat het risico dat het bestuursorgaan teveel invloed kan uitoefenen (al dan gesteund door expertise uit de mijnbouwsector en olie-industrie) dat er "onjuiste vragen" worden gesteld.
Tenslotte staat het instituut van de Raad van State ter discussie en dat is niet geheel onterecht gezien de vermenging van twee machten uit de Trias Politica in het zogenaamd rechtsinstituut. Het kan soms lijken op een onafhankelijke hoogste rechter die met name recht spreekt en het kan soms lijken op een instituut die maatschappelijke belangen afweegt als ging het om een politieke afweging. Met name indien de RvS zich in de laatste rol vervoegt bestaat er een groot risico dat de belangen van de schade van het individu ondersneeuwen ten bate van het "grote goed".
Vraag5
Heeft u nog algemene aandachtspunten die u wil meegeven in relatie tot het voorliggende wetsvoorstel en memorie van toelichting?
Er bestaat een zeer prettige ervaring met de Cie. Bodemdaling. Deze instantie heeft (i.t.t. NAM, CVW, NCG) zich wel bewezen tot een betrouwbaar instituut waarbij het mogelijk is om goede afspraken te maken over de afhandeling van schade in de breedste zin des woord. Om geen kind met het badwater weg te gooien valt het te overwegen om de expertise vanuit deze cie. te incorporeren in het nieuw op te zetten Instituut;
Ten aanzien van het begrip schade strekt het tot aanbeveling om naast het begrip immateriële schade voor burgers (dat als voorbeeld voor de uitbreiding van het schadebegrip werd genoemd) ook te denken aan de meerkosten die door ondernemingen moeten worden gemaakt ten aanzien van de bouw van fabrieken en installaties. Deze bedrijven wachten geen bouwnorm af wanneer het om zeer grote investeringen gaat. Daarnaast dient ook de negatieve impact op het vestigingsklimaat als schade te worden meegenomen. Ook hiervoor dient een mogelijkheid tot vergoeding te zijn. Dit is dus anders dan een melding bij het Instituut ten gevolge van een concrete bodembeweging (aardbeving, verzakking etc.) maar vindt zijn causale verband in het feit dat Het Noorden van de Provincie Groningen als een aardbevingsgebied bekend staat. Hierdoor kunnen burgers moeilijker hun huis verkopen maar hierdoor kan Groningen Seaports als havenbedrijf ook haar gronden moeilijker verkopen/verpachten aan bedrijven. Er is geen juridische grond te bedenken waarom het eerste wel en het tweede niet in aanmerking zou kunnen komen voor schadecompensatie.
Tenslotte nog aandacht voor het volgende risico ten aanzien van het afhandelen van schade: indien de Staat komt tot een nieuwe bouwnorm (nieuwbouw) waarin zij het risico van de bodembeweging heeft gemitigeerd dan is het maar zeer de vraag of er wel ruimte bestaat om de meerkosten voor het bouwen (volgens die nieuwe norm) in het aardbevingsgebied als initiatiefnemer vergoed te krijgen. Immers het voldoen aan wettelijke verplichtingen is op zichzelf beschouwd geen schade en evenmin wordt er dan aan initiatiefnemer iets onrechtmatigs aangedaan. Toch valt te betogen dat het onrechtvaardig is dat burgers en bedrijven meerkosten moeten maken (ten opzichte van andere gebieden in Nederland) terwijl de oorzaak (en het profijt) ligt bij de mijnbouwexploitant die door de gaswinning de bodem in beweging brengt.