Klimaatplan en INEK

Reactie

Naam MSc A de Vries
Plaats Rotterdam
Datum 19 september 2019

Vraag1

- Algemeen -

Het centrale doel in het klimaatbeleid, het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen, raakt aan het leven van alledag. Zo gaan we onze huizen anders verwarmen en gebruiken we andere vormen van energie. De transitie is daarom in de eerste plaats een maatschappelijke transitie. Burgers en bedrijven staan voor een reeks beslissingen die van invloed zijn op hoe we wonen, ons verplaatsen, wat we eten, de producten die we kopen, hoe we ons geld verdienen. Iedereen kan dus bijdragen aan de transitie. De overheid wil burgers en bedrijven hierbij zoveel mogelijk ondersteunen.

Vraag 1a: Wat zijn volgens u de belangrijkste aandachtspunten bij de uitvoering van het klimaatbeleid?

Vraag 1b: Hoe kijkt u aan tegen de rollen van verschillende partijen in de transitie (burgers, bedrijven, overheid, kennisinstellingen, NGO’s, etc.)?

De belangrijkste aandachtspunten bij de uitvoering van het klimaatbeleid is een vroege evaluatie van de (a) HAALBAARHEID, (b) DRAAGVLAK), (c) IMPACT.

(a) Haalbaarheid MOET binnen zes maanden worden geëvalueerd met koopkracht-impact. Indien de belastingdruk onrealistisch hoog wordt en/of burgers een onrealistische investeringen moeten maken, dan dient er een parlementaire enquêtecommissie te komen, met als insteek de verantwoordelijke politici en lobbygroeperingen te berechten.

De haalbaarheid is onvoldoende kwantitatief onderbouwd. Er is geen wiskundig model dat de 49% norm kwantitatief onderbouwt tot een significante temperatuur/zeespiegel-impact, met een foutmarge <5%.

(b) Draagvlak onder burgers MOET binnen zes maanden worden geëvalueerd. Indien het draagvlak minder dan 50% blijkt, dan dient er een parlementaire enquêtecommissie te komen, met als insteek klimaatakkoord/wet van tafel en de verantwoordelijke politici en lobbygroeperingen te berechten.

De burger heeft geen enkele inspraak gehad in klimaatakkoord/klimaatwet. Geen enkele politieke partij had de 49% klimaatdoelstelling in haar verkiezings-programma. Dat Nederland "koploper" wil zijn is een leugen. Dat willen we helemaal niet.

(c) Impact MOET binnen zes maanden worden gekwantificeerd, door onafhankelijke kennisinstellingen. Bij een onafhankelijk kennisinstelling zijn geen politieke activisten werkzaam en is niemand lid van lobbyclubjes.

Indien de bijdrage aan temperatuurverlaging in 2100, omgerekend PER CAPITA in Nederland, lager is dan 1 graad Celsius, dan dient er een parlementaire enquêtecommissie te komen, met als insteek het klimaatakkoord/klimaatwet van tafel en de verantwoordelijke politici en lobbygroeperingen te berechten.

De impact is onvoldoende kwantitatief onderbouwd. Er is geen wiskundig model dat de 49% norm kwantitatief onderbouwt tot een significante temperatuur/zeespiegel-impact, met een foutmarge <5%.

Vraag2

- Strategie voor de lange termijn -

Het Klimaatplan en het INEK beschrijven het beleid voor de periode 2021-2030. Dat is er vooral op gericht om in 2030 -49% reductie t.o.v. 1990 te realiseren. Diverse maatregelen zullen ook bijdragen aan verdergaande reducties in de periode na 2030. Daarnaast zal aanvullend beleid voor de lange termijn nodig zijn. Dat beleid zal bovendien rekening moeten houden met toekomstige ontwikkelingen die ons voor nieuwe uitdagingen kunnen stellen. Daarom is een langetermijnoriëntatie in het beleid van belang. Het betreft ontwikkelingen en maatregelen op terreinen als technologie, sociale aspecten, financieel-economisch en de relatie met ander beleid. Enkele voorbeelden zijn de rol van hernieuwbaar gas, de ontwikkeling van gedrag, de prikkels die passend zijn om het bedrijfsleven klimaatvriendelijker te maken en hoe rekening kan worden gehouden met biodiversiteit.

Vraag 2: Welke onderwerpen (en uitdagingen) verdienen volgens u bijzondere aandacht van het klimaatbeleid met het oog op de periode 2030-2050 en waarom?
Drie punten hebben bijzondere aandacht nodig voor de periode 2020-2050.
(a) We hebben een klimaatakkoord/wet versie 2.0 nodig. Slechts de *minimale* klimaatdoelen moeten door de overheid worden gewaarborgd.

(b) Burger en bedrijfsleven is vrij om *op eigen initiatief* een hogere CO2/N-reductie te bewerkstelligen. Daar moet voor worden gesubsidieerd. Met name innovatie in NL en export van innovatie moet ruimschoots gesubsidieerd worden.

Technologieën voor CO2/N-reductie exporteren, dat heeft de toekomst.

(c) Als Nederlands ijkpunt moet niet 1990 maar 1980 worden genomen.

In de jaren 1980-1990 is er in NL méér CO2/N gereduceerd dan in de rest van de wereld. Burgers en het bedrijfsleven hebben al zeer veel geïnvesteerd. We moeten dat erkennen en respecteren. De EU/IPCC-emissienormen moeten in Nederland worden gehomogeniseerd door rekening te houden met de periode 1980-1990.

Vraag3

- Samenwerking met andere landen -

Alle Europese lidstaten stellen, net als Nederland, een plan op (INEK) waarmee ze inzicht bieden in hun energie- en klimaatbeleid voor de periode 2021 tot en met 2030. Deze plannen vormen een instrument om het energie- en klimaatbeleid van de lidstaten onderling beter af te stemmen. Op een aantal onderwerpen werkt Nederland nauw samen met de buurlanden of met andere Europese lidstaten. Een aantal voorbeelden van samenwerking zijn:
• Het Nederlandse elektriciteitsnet is verbonden met de netwerken van andere West-Europese landen. Dit maakt internationaal transport van elektriciteit makkelijker, efficiënter en goedkoper. Voor gebruikers resulteert dit in lagere kosten en een hogere leveringszekerheid: de zekerheid dat er altijd elektriciteit uit het stopcontact komt.
• Met landen aan de Noordzee aan de ontwikkeling van windenergie op zee in internationale wateren.
• Nederland werkt in EU programma’s met andere regio’s, steden en lidstaten aan nieuwe innovatieve projecten, bijvoorbeeld op het gebied van duurzaam vervoer en slimme elektriciteitsnetten die vraag en aanbod van elektriciteit slim aan elkaar kunnen koppelen

Vraag 3a: Waar zou volgens u de samenwerking met andere lidstaten op gericht moeten zijn? Wat vraagt om samenwerking op Europees niveau en wat zou een plek moeten krijgen in samenwerking met (een kopgroep van) gelijkgestemde lidstaten?

Vraag 3b: Wat kunt u zelf bijdragen, en welke ondersteuningsbehoefte heeft u?
Qua samenwerking met andere landen zie ik een vijfledige klimaatstrategie. Een lokaal klimaatbeleid zet geen zoden aan de dijk. Global warming is … global. We moeten op Europees niveau samenwerken, aan een *minimale* CO2 reductie, met lokaal *extra* mogelijkheden :

(1) Burger en bedrijfsleven is vrij om *in internationaal samenwerkingsverband* een extra CO2-reductie te behalen. Daar mag in NL voor worden gesubsidieerd. Met name innovatie in NL en export van innovatie moet ruimschoots gesubsidieerd worden. Technologieën voor CO2/N-reductie EXPORTEREN heeft de toekomst.

(2) Voor Nederlandse klimaatbeleid wordt óók over de grens gekeken. CO2-uitstoot mag in het buitenland worden gecompenseerd, met name in landen waar een extreem hoge CO2-uitstoot is.

(3) Nederland van het aardgas af, dat moet stoppen, we moeten onze buurlanden volgen die juist aardgas promoten. Waterstofgas kan worden bijgemengd.

(4) Er moet een Europees verbod komen op schadeclaims, rechtszaken en naming&shaming inzake het milieu/klimaat. De politiek is wetgevend en niemand anders. De politie is de uitvoerende macht. En niemand anders. NGO's die dit schenden moeten als criminele organisatie worden aangeduid en opgeheven.

(5) Er moet geïnvesteerd worden in een EU-transportnet, qua personenvervoer dienen alle grote EU-luchthavens met een hightech >300km/u net te worden verbonden. Belangrijk is dat de verbindingstijd *SNELLER* of minstens gelijk is aan de verbindingstijd per vliegtuig. Vanaf 2100 alleen intercontinentale vluchten.

Vraag4

- De verduurzaming van de gebouwde omgeving -

Woningen en andere gebouwen, zoals kantoren en scholen, gaan de komende 30 jaar verduurzamen. Dat betekent onder andere dat we niet meer op gas koken maar via inductie, en dat we onze huizen in de toekomst verwarmen via elektriciteit of duurzaam gas. Dat gaat geleidelijk en start in de wijken waar het aardgasnet vervangen moet worden, of waar aardgas nu al kosteneffectief vervangen kan worden door duurzame warmte, elektriciteit of duurzaam gas. Gemeenten voeren hierover de regie.

Tegelijk stimuleren we individuele woningeigenaren, verhuurders van woningen en eigenaren van andere gebouwen, zoals kantoren, nu al te starten met energiebesparende maatregelen, door op natuurlijke momenten van verbouwing of vervanging van de cv-ketel te kiezen voor isolatie en duurzamere verwarmingsopties. Tot 2030 zijn er subsidiemiddelen beschikbaar voor isolatie en warmte-installaties. De energiebelasting wordt aangepast zodat een sterkere prikkel ontstaat om te verduurzamen doordat investeringen in verduurzaming zich sneller terugverdienen. Voor individuele woningeigenaren zal het kabinet een breed palet aan aantrekkelijke financieringsmogelijkheden beschikbaar maken, waaronder gebouwgebonden financiering en een warmtefonds met aantrekkelijke voorfinanciering voor iedereen (ook voor degenen die nu geen financieringsmogelijkheden hebben).

Corporaties gaan afspraken maken over tussendoelen in 2030. Er worden een standaard en streefwaarden ontwikkeld om woningeigenaren en verhuurders handelingsperspectief te bieden.
Om ervoor te zorgen dat de energiekosten van meer huishoudens lager worden of niet onevenredig hard stijgen, moeten we ervoor zorgen dat het verduurzamen van woningen goedkoper wordt. Door de bij de Bouwagenda aangesloten partijen wordt de komende jaren gewerkt aan een kostenreductie van de verduurzaming van 20 tot 40%. Ter ondersteuning hiervan is inmiddels een ambitieus innovatie- en opschalingsprogramma gestart en het Bouw Techniek en Innovatie Centrum opgericht. Voor de gebouwen als kantoren, scholen en zorginstellingen komt er een streefdoel voor 2030 en een eindnorm in 2050. In routekaarten geven grote gebouweigenaren aan hoe ze toewerken naar het streefdoel en de eindnorm. De afspraken over de gebouwde omgeving vormen zo een samenhangend geheel.

Vraag 4: Welke aanvullende ideeën heeft u om de gebouwde omgeving te verduurzamen? En wat kunt u daar zelf aan bijdragen?
Het beleid “aardgas eruit” en “warmtepomp erin” is resultaat van een succesvolle lobby, zonder dat daarvoor burgers zijn geraadpleegd èn zonder deugdelijke kwantitatieve onderbouwing. Ik heb de volgende twee aanvullende ideeën:

(a) Nederland van het aardgas af, dat moet stoppen, we moeten onze buurlanden volgen die juist aardgas promoten. Waterstofgas kan worden bijgemengd.

(b) De ware kosten & baten van warmtepompen moet worden berekend. Inclusief de impact. Het moet worden gekwantificeerd, door onafhankelijke kennisinstellingen. Bij een onafhankelijk kennisinstelling zijn geen politieke activisten werkzaam en is niemand lid van lobbyclubjes of leveranciers.

Indien de bijdrage aan temperatuurverlaging in 2100, omgerekend PER CAPITA in Nederland, lager is dan 1 graad Celsius, dan dient er een parlementaire enquêtecommissie te komen, met als insteek het klimaatakkoord/klimaatwet van tafel en de verantwoordelijke politici en lobbygroeperingen te berechten.

Het klimaatakkoord/klimaatwet is onvoldoende kwantitatief onderbouwd.
Er is geen wiskundig model dat de 49% norm kwantitatief onderbouwt tot een meetbare temperatuur/zeespiegel-impact, met een foutmarge <5%.

Vraag5

- De klimaatopgave in de landbouw -

In 2050 is de wereldbevolking gegroeid tot zo’n 9,5 miljard mensen. Om de aarde niet uit te putten, moeten we anders gaan consumeren en produceren. Een omschakeling is nodig waarin niet druk op de kostprijs van producten leidend is maar het streven naar voortdurende verlaging van het verbruik van grondstoffen en vermindering van de druk op onze leefomgeving. Dat betekent ook een andere inrichting van onze landbouw en landgebruik, zodat grondstoffen en hulpbronnen op een duurzame manier worden gewonnen en optimaal worden benut. Om tot zo’n circulair en klimaatneutraal landbouwsysteem te komen, hebben we een samenhangende aanpak nodig. De kabinetsvisie ‘Waardevol en verbonden’ en het realisatieplan van die visie bieden hiervoor een kader. Denk hierbij aan bijvoorbeeld een betere verbinding tussen landbouw en natuur, een lager gebruik van niet-hernieuwbare grondstoffen en een beter verdienvermogen voor duurzaam werkende ondernemers. In het Klimaatakkoord zijn concrete maatregelen afgesproken die verbonden zijn met de kabinetsvisie. Boeren, tuinders, bedrijven en andere partijen in en rond landbouw en landgebruik staan nu voor de uitdaging om deze activiteiten in samenhang uit te voeren.

Vraag 5: Welke praktische ideeën heeft u om zoveel mogelijk samenhang aan te brengen tussen de uitvoering van de afspraken uit het Klimaatakkoord en de visie Waardevol en Verbonden?
Nederland heeft meest duurzame agrarische sector van de wereld! Hulde voor de hightech agrarische industrie in Nederland! De CO2/N-footprint van de Nederlandse landbouw, veeteelt, kasbouw moet in detail worden onderzocht. Ons ijkpunt is 1980. We zijn allang goed bezig. Daar moeten we trots op zijn.
Vijf praktische ideeën:

(a) Bedrijven met een aanpak die zorgen voor een lage CO2/N-emissie, lager dan 49% gerekend vanaf 1980, die moeten worden gehuldigd en gesubsidieerd.

(b) Technologieën die zorgen voor een lage CO2 en N-emissie, die moeten worden gesubsidieerd. Zowel de innovatie als de verkoop ervan (niet aankoop).

De CO2 en N-normen moeten worden gerationaliseerd en gehomogeniseerd ten opzichte van 1980. In de jaren 1980-1990 is er in NL méér CO2 gereduceerd dan in de rest van de wereld.

Burgers en het bedrijfsleven hebben al zeer veel geïnvesteerd en bereikt. Dat moeten we erkennen en respecteren. De EU/IPCC-emissienormen moeten in Nederland worden gehomogeniseerd door rekening te houden met de periode 1980-1990. Een CO2 target van 49% gerekend vanaf 1980 is acceptabel.

(c) De CO2 en N-normen, alsook opbrengst en landgebruik, van "ecologisch" voedsel en "powerfoods" moet worden onderzocht in Nederland.

(d) Op import van voedsel moet eenzelfde of hogere CO2/N-heffing komen.

(e) Het klimaatbeleid in de NL agrarische sector moet worden gekwantificeerd, door onafhankelijke kennisinstellingen. Bij een onafhankelijk kennisinstelling zijn geen politieke activisten werkzaam en is niemand lid van lobbyclubjes (met name geen veganisten die hun hobby als beleid willen implementeren).

Het voeren van CO2 en N-normen die zijn gebaseerd op onderzoeken in andere werelddelen moet worden uitgesloten, alsook normen afkomstig van veganisten.

Vraag6

- Participatie bij duurzame elektriciteitsopwekking -

Het kabinet vindt het van belang dat burgers en bedrijven kunnen participeren in zonne- en windparken. Met ‘participatie’ worden meerdere dingen bedoeld. Het gaat over het goed betrekken van burgers en bedrijven bij het maken van plannen voor zonne- en windparken, en bij het bouwen van de parken. Dat betekent onder andere dat mensen goed geïnformeerd worden, dat zij ideeën en suggesties kunnen aandragen, kunnen meedenken, en kunnen laten weten wat ze van de plannen vinden. Participatie bij zonne- en windenergie gaat ook over financiële participatie; wanneer bijvoorbeeld burgers, bedrijven of coöperaties geld investeren in een project en/of opbrengsten van een project ontvangen, bijvoorbeeld door uitkering van winst of via een omgevingsfonds voor de gemeenschap.

Op dit moment verzamelen overheden, bedrijven en andere organisaties kennis over hoe burgers en bedrijven kunnen participeren in zonne- en windparken. Dit wordt onder andere opgeschreven in een zogenaamde ‘handreiking’ over participatie in energieprojecten.

Vraag 6: Op welke manier(en) zou u willen participeren in zonne- en windenenergieprojecten en wat vindt u hierbij belangrijk? U kunt hierbij denken aan bovengenoemde voorbeelden, maar ook aan andere vormen van participatie.
Ik participeer in zone- en windenergieparken om de hogere belastingen/accijnzen op elektriciteit terug te verdienen. Het is vestzak/broekzak.

Nederland dient actief te participeren in een ECHTE energiewende met Kernfusie (lange termijn) en Thorium reactoren (korte termijn).

Hiermee is het gehele klimaatprobleem in één klap opgelost. De honderden miljarden aan klimaatbeleid is weggegooid geld. Steek het in Kernfusie!!!

Vraag7

- Het stimuleren van elektrische voertuigen -

Om de klimaatimpact van de manier waarop we ons vervoeren te verlagen is een verschuiving nodig naar schone vormen van mobiliteit. Voor autoverkeer zijn elektrische voertuigen, aangedreven door duurzaam opgewekte elektriciteit, hard nodig voor die verschuiving. Het kabinet wil daarom de aanschaf van elektrische voertuigen stimuleren, als ook het leasen van elektrische auto’s. Dit geldt voor personen-, bestel- en vrachtauto’s. Daarvoor stelt de overheid subsidies beschikbaar.

Vraag 7a: Waar dient het kabinet rekening mee te houden bij de vormgeving van deze subsidies?

Voor de stimulering van elektrische auto’s onderzoekt het kabinet een subsidie bij de aankoop van een nieuwe of tweedehands elektrische personenauto, het verstrekken van laadtegoed en een subsidie voor een laadpaal en/of batterijgarantie.

Vraag 7b: Wat vindt u van deze instrumenten? Zijn er nog andere manieren om de aankoop van een elektrische auto aantrekkelijk te maken?

Vraag 7c: Wilt u nog andere overwegingen aan het kabinet meegeven voor de uitvoering van het klimaatbeleid voor mobiliteit?

Er is onvoldoende duurzaam opgewekte elektriciteit voor elektrische auto's … laat staan vrachtwagens. Zowel nu als in de toekomst. De huidige subsidies zijn weggegooid geld, alleen de rijken profiteren ervan. De verantwoordelijke lobbyisten en politici dienen strafrechtelijk te worden vervolgd.

Chemische en Biotech processen die H2 genereren, vervoersmiddelen op waterstofgas, dat heeft wél de toekomst.

Vraag8

- De bijdrage van circulaire economie aan de klimaatopgave -

Voor het klimaatvraagstuk maakt het niet uit of de emissies en emissiereducties binnen of buiten Nederland plaatsvinden. Internationaal is afgesproken dat de uitstoot van broeikasgassen wordt gemonitord op de plaats waar de emissies plaatsvinden. Dit wordt ook wel de “schoorsteenbenadering” genoemd. Er kunnen zich situaties voordoen waar het reduceren van emissies aan de schoorsteen resulteert in hogere (of lagere) emissies elders in de (internationale) productieketen. De schoorsteenbenadering houdt dus geen rekening met emissies die bepaalde activiteiten elders veroorzaken of voorkomen.

Hoewel de schoorsteenbenadering emissies elders in de keten buiten beschouwing laat, is deze aanpak nodig om nationale emissies onderling te kunnen vergelijken, en af te zetten tegen het doelbereik. Voor de nationale doelstelling van 49% CO2-reductie wordt daarom alleen naar nationale CO2-reductie gekeken. Omdat circulaire maatregelen gericht zijn op het sluiten van grondstofketens, vinden de CO2 effecten van deze maatregelen vaak plaats op verschillende plekken in een (internationale) productieketen. Om de kosten van de transitie voor de Nederlandse burger laag te houden, is het kabinet op zoek naar circulaire maatregelen die potentieel hebben om (vooral) in Nederland veel CO2 te reduceren.

Vraag 8: Welke circulaire diensten of concepten kunnen volgens u positief bijdragen aan het kostenefficiënt reduceren van CO2 op het Nederlandse grondgebied?
Het antwoord zit al in de vraagstelling. De hele productieketen dient op CO2 te worden gemonitord. Net zoals we in de gehele productieketen BTW kunnen rekenen, kunnen we ook in de gehele productieketen CO2 berekenen. De technologie is er ook klaar voor; blockchain en serialisatie.

Op elk EC gecertificeerd product moet een label komen met CO2 impact - over de gehele productieketen.

De CO2 heffing dient aan de kassa te worden betaald, opdat de consument zelf kan kiezen tussen hoog/laag CO2 producten.
In het huidig beleid is de CO2 impact onbekend voor de consument, deze zit onherleidbaar verwerkt in de kostprijs.

Circulaire producten dienen óók voorzien te worden van een CO2 label en -belasting. Vaak blijkt verbranden/elektriciteit opwekken beter dan recycling.

Vraag9

- De ruimtelijke inpassing van de energietransitie -

De transitie brengt veranderingen mee in de fysieke leefomgeving. Een duurzaam energiesysteem vergt meer ruimte dan een fossiel systeem. Deze ruimte is in Nederland – waar elke vierkante meter al een (of meerdere) bestemming(en) heeft – niet vanzelfsprekend. Een goede ruimtelijke aanpak van de transitie, inclusief het maken van (soms ingrijpende) ruimtelijke keuzen, is daarmee een noodzakelijke voorwaarde voor het behalen van de klimaatdoelstellingen.

Vraag 9: Op welke wijze denkt u dat het draagvlak voor de ruimtelijke inpassing van bijvoorbeeld windmolens en zonnepanelen vergroot kan worden?
De klimaatdoelstellingen worden niet behaald dóór windmolens. Dat staat buiten kijf. Er is geen draagvlak voor. Er is geen kwantitatieve onderbouwing.
Er moet een landelijk verbod komen op windmolens. Alleen windmolens in zee. Geen molens in bebouwde gebieden, geen windmolens in natuurgebieden.
Nederland kan volstaan met enkele Thoriumreactoren en op termijn een Kernfusie installatie.

Bijlage