Klimaatplan en INEK
Reactie
Naam | Marjan Waldorp |
---|---|
Plaats | Pelt |
Datum | 3 oktober 2019 |
Vraag1
- Algemeen -Het centrale doel in het klimaatbeleid, het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen, raakt aan het leven van alledag. Zo gaan we onze huizen anders verwarmen en gebruiken we andere vormen van energie. De transitie is daarom in de eerste plaats een maatschappelijke transitie. Burgers en bedrijven staan voor een reeks beslissingen die van invloed zijn op hoe we wonen, ons verplaatsen, wat we eten, de producten die we kopen, hoe we ons geld verdienen. Iedereen kan dus bijdragen aan de transitie. De overheid wil burgers en bedrijven hierbij zoveel mogelijk ondersteunen.
Vraag 1a: Wat zijn volgens u de belangrijkste aandachtspunten bij de uitvoering van het klimaatbeleid?
Vraag 1b: Hoe kijkt u aan tegen de rollen van verschillende partijen in de transitie (burgers, bedrijven, overheid, kennisinstellingen, NGO’s, etc.)?
De Tweede Kamer heeft de Klimaatwet aangenomen zonder grondige kosten/baten doorrekening. De Eerste Kamer heeft haar taak als kwaliteitsbewaker van wetgeving volledig verzuimd en de Klimaatwet als hamerstuk aangenomen. De volksvertegenwoordigers van de Tweede en de Eerste kamer zijn in dit dossier zwaar tekortgeschoten in hun taak om het land op een verantwoordelijke manier te besturen. Dit is geen weloverwogen bestuur, maar het blind najagen van ideologie!
Alvorens met de uitvoering van de Klimaatwet wordt begonnen, dient alsnog een grondige kosten/baten doorrekening te worden uitgevoerd.
Het idee dat polderen met het maatschappelijk middenveld een breed draagvlak in de samenleving zou opleveren is een hardnekkige Haagse mythe. Aan de "klimaattafels" waren vertegenwoordigers van milieu actiegroepen en het bedrijfsleven aanwezig. Diverse sectoren van het bedrijfsleven, die aan de maatregelen gaan verdienen, konden aan de "klimaattafels" hun zaak bepleiten. De burger, die de kosten van de maatregelen moet gaan betalen en in zijn dagelijks leven met de gevolgen van de uitvoering geconfronteerd gaat worden, had daarentegen geen stem en geen invloed.
Dit is geen democratie, maar lobbycratie!
Nadat de grondige kosten/baten doorrekening (vraag1a) heeft plaatsgevonden, dient de burger de gelegenheid te krijgen zich over het pakket van maatregelen uit te spreken. Hiertoe dient een referendum te worden uitgeschreven.
Vraag2
- Strategie voor de lange termijn -Het Klimaatplan en het INEK beschrijven het beleid voor de periode 2021-2030. Dat is er vooral op gericht om in 2030 -49% reductie t.o.v. 1990 te realiseren. Diverse maatregelen zullen ook bijdragen aan verdergaande reducties in de periode na 2030. Daarnaast zal aanvullend beleid voor de lange termijn nodig zijn. Dat beleid zal bovendien rekening moeten houden met toekomstige ontwikkelingen die ons voor nieuwe uitdagingen kunnen stellen. Daarom is een langetermijnoriëntatie in het beleid van belang. Het betreft ontwikkelingen en maatregelen op terreinen als technologie, sociale aspecten, financieel-economisch en de relatie met ander beleid. Enkele voorbeelden zijn de rol van hernieuwbaar gas, de ontwikkeling van gedrag, de prikkels die passend zijn om het bedrijfsleven klimaatvriendelijker te maken en hoe rekening kan worden gehouden met biodiversiteit.
Vraag 2: Welke onderwerpen (en uitdagingen) verdienen volgens u bijzondere aandacht van het klimaatbeleid met het oog op de periode 2030-2050 en waarom?
Abreken is makkelijker dan opbouwen!
- Als de agrarische sector is weggesaneerd -met alle gevolgen voor de voedselvoorziening vandien- zal het niet makkelijk zijn deze weer op te bouwen.
- Als de zware industrie is verhuisd naar landen met substantieel lagere energiekosten, zal het niet eenvoudig zijn die industrie weer terug te halen.
Het blijvend subsidiëren van onrendabele zaken is weggegooid geld en leidt tot economische krimp.
Het steeds verder uitbreiden van subsidieregelingen heeft tot gevolg dat de vrije markteconomie wordt vervangen door een centraal geleide planeconomie.
Vraag3
- Samenwerking met andere landen -Alle Europese lidstaten stellen, net als Nederland, een plan op (INEK) waarmee ze inzicht bieden in hun energie- en klimaatbeleid voor de periode 2021 tot en met 2030. Deze plannen vormen een instrument om het energie- en klimaatbeleid van de lidstaten onderling beter af te stemmen. Op een aantal onderwerpen werkt Nederland nauw samen met de buurlanden of met andere Europese lidstaten. Een aantal voorbeelden van samenwerking zijn:
• Het Nederlandse elektriciteitsnet is verbonden met de netwerken van andere West-Europese landen. Dit maakt internationaal transport van elektriciteit makkelijker, efficiënter en goedkoper. Voor gebruikers resulteert dit in lagere kosten en een hogere leveringszekerheid: de zekerheid dat er altijd elektriciteit uit het stopcontact komt.
• Met landen aan de Noordzee aan de ontwikkeling van windenergie op zee in internationale wateren.
• Nederland werkt in EU programma’s met andere regio’s, steden en lidstaten aan nieuwe innovatieve projecten, bijvoorbeeld op het gebied van duurzaam vervoer en slimme elektriciteitsnetten die vraag en aanbod van elektriciteit slim aan elkaar kunnen koppelen
Vraag 3a: Waar zou volgens u de samenwerking met andere lidstaten op gericht moeten zijn? Wat vraagt om samenwerking op Europees niveau en wat zou een plek moeten krijgen in samenwerking met (een kopgroep van) gelijkgestemde lidstaten?
Vraag 3b: Wat kunt u zelf bijdragen, en welke ondersteuningsbehoefte heeft u?
Leren van de ervaringen in andere landen, ook of zelfs juist van negatieve ervaringen:
- De Duitse Energiewende is volledig mislukt! Duitsland heeft de op één na hoogste kWh prijs in Europa. De CO2 uitstoot is al tien jaar niet meer gedaald. Investeringen in nieuwe windmolens zijn tot stilstand gekomen, omdat natuurorganisaties zich via de rechter verzetten.
- De invoering van hernieuwbare energie in Australië is een debacle! Vele Australiërs hebben thuis een generator, omdat het net geregeld uitvalt. De kWh prijs is sterk gestegen. Diverse bedrijven zijn overgegaan op eigen elektriciteitsopwekking via dieselaggregaten en hebben het net de rug toegekeerd.
- De inzet op hernieuwbare energie in Californië (VS) heeft de kWh prijs verdubbeld. Californië is niet meer zelfvoorzienend, maar moet 30% van zijn elektriciteit bij andere staten inkopen.
Vraag4
- De verduurzaming van de gebouwde omgeving -Woningen en andere gebouwen, zoals kantoren en scholen, gaan de komende 30 jaar verduurzamen. Dat betekent onder andere dat we niet meer op gas koken maar via inductie, en dat we onze huizen in de toekomst verwarmen via elektriciteit of duurzaam gas. Dat gaat geleidelijk en start in de wijken waar het aardgasnet vervangen moet worden, of waar aardgas nu al kosteneffectief vervangen kan worden door duurzame warmte, elektriciteit of duurzaam gas. Gemeenten voeren hierover de regie.
Tegelijk stimuleren we individuele woningeigenaren, verhuurders van woningen en eigenaren van andere gebouwen, zoals kantoren, nu al te starten met energiebesparende maatregelen, door op natuurlijke momenten van verbouwing of vervanging van de cv-ketel te kiezen voor isolatie en duurzamere verwarmingsopties. Tot 2030 zijn er subsidiemiddelen beschikbaar voor isolatie en warmte-installaties. De energiebelasting wordt aangepast zodat een sterkere prikkel ontstaat om te verduurzamen doordat investeringen in verduurzaming zich sneller terugverdienen. Voor individuele woningeigenaren zal het kabinet een breed palet aan aantrekkelijke financieringsmogelijkheden beschikbaar maken, waaronder gebouwgebonden financiering en een warmtefonds met aantrekkelijke voorfinanciering voor iedereen (ook voor degenen die nu geen financieringsmogelijkheden hebben).
Corporaties gaan afspraken maken over tussendoelen in 2030. Er worden een standaard en streefwaarden ontwikkeld om woningeigenaren en verhuurders handelingsperspectief te bieden.
Om ervoor te zorgen dat de energiekosten van meer huishoudens lager worden of niet onevenredig hard stijgen, moeten we ervoor zorgen dat het verduurzamen van woningen goedkoper wordt. Door de bij de Bouwagenda aangesloten partijen wordt de komende jaren gewerkt aan een kostenreductie van de verduurzaming van 20 tot 40%. Ter ondersteuning hiervan is inmiddels een ambitieus innovatie- en opschalingsprogramma gestart en het Bouw Techniek en Innovatie Centrum opgericht. Voor de gebouwen als kantoren, scholen en zorginstellingen komt er een streefdoel voor 2030 en een eindnorm in 2050. In routekaarten geven grote gebouweigenaren aan hoe ze toewerken naar het streefdoel en de eindnorm. De afspraken over de gebouwde omgeving vormen zo een samenhangend geheel.
Vraag 4: Welke aanvullende ideeën heeft u om de gebouwde omgeving te verduurzamen? En wat kunt u daar zelf aan bijdragen?
Hoe duurzaam is een warmtepomp, betaald met geleend geld, die na 15 jaar moet worden vervangen en betaald met de volgende lening? We duwen de burger in de armoede en schuiven de schulden door naar de volgende generatie.
Vraag5
- De klimaatopgave in de landbouw -In 2050 is de wereldbevolking gegroeid tot zo’n 9,5 miljard mensen. Om de aarde niet uit te putten, moeten we anders gaan consumeren en produceren. Een omschakeling is nodig waarin niet druk op de kostprijs van producten leidend is maar het streven naar voortdurende verlaging van het verbruik van grondstoffen en vermindering van de druk op onze leefomgeving. Dat betekent ook een andere inrichting van onze landbouw en landgebruik, zodat grondstoffen en hulpbronnen op een duurzame manier worden gewonnen en optimaal worden benut. Om tot zo’n circulair en klimaatneutraal landbouwsysteem te komen, hebben we een samenhangende aanpak nodig. De kabinetsvisie ‘Waardevol en verbonden’ en het realisatieplan van die visie bieden hiervoor een kader. Denk hierbij aan bijvoorbeeld een betere verbinding tussen landbouw en natuur, een lager gebruik van niet-hernieuwbare grondstoffen en een beter verdienvermogen voor duurzaam werkende ondernemers. In het Klimaatakkoord zijn concrete maatregelen afgesproken die verbonden zijn met de kabinetsvisie. Boeren, tuinders, bedrijven en andere partijen in en rond landbouw en landgebruik staan nu voor de uitdaging om deze activiteiten in samenhang uit te voeren.
Vraag 5: Welke praktische ideeën heeft u om zoveel mogelijk samenhang aan te brengen tussen de uitvoering van de afspraken uit het Klimaatakkoord en de visie Waardevol en Verbonden?
De boeren dragen niet bij aan klimaatverandering. Dat broeikasgassen als CO2 en methaan de oorzaak zouden zijn van de opwarming van de aarde, is een mythe. Het wordt steeds duidelijker dat de klimaatverandering samenhangt met natuurlijke processen, zoals de aanwezigheid van meer of minder laaghangende bewolking. Verandering van zonneactiviteit heeft invloed op de vorming van laaghangende bewolking en daarmee op het klimaat.
Vraag6
- Participatie bij duurzame elektriciteitsopwekking -Het kabinet vindt het van belang dat burgers en bedrijven kunnen participeren in zonne- en windparken. Met ‘participatie’ worden meerdere dingen bedoeld. Het gaat over het goed betrekken van burgers en bedrijven bij het maken van plannen voor zonne- en windparken, en bij het bouwen van de parken. Dat betekent onder andere dat mensen goed geïnformeerd worden, dat zij ideeën en suggesties kunnen aandragen, kunnen meedenken, en kunnen laten weten wat ze van de plannen vinden. Participatie bij zonne- en windenergie gaat ook over financiële participatie; wanneer bijvoorbeeld burgers, bedrijven of coöperaties geld investeren in een project en/of opbrengsten van een project ontvangen, bijvoorbeeld door uitkering van winst of via een omgevingsfonds voor de gemeenschap.
Op dit moment verzamelen overheden, bedrijven en andere organisaties kennis over hoe burgers en bedrijven kunnen participeren in zonne- en windparken. Dit wordt onder andere opgeschreven in een zogenaamde ‘handreiking’ over participatie in energieprojecten.
Vraag 6: Op welke manier(en) zou u willen participeren in zonne- en windenenergieprojecten en wat vindt u hierbij belangrijk? U kunt hierbij denken aan bovengenoemde voorbeelden, maar ook aan andere vormen van participatie.
De duurzaamste vormen van elektriciteitsopwekking zijn waterkracht en kernenergie. Met hun enorme energiedichtheid kunnen Uranium en Thorium de wereld duizenden jaren van energie voorzien. Kernenergie veroorzaakt vrijwel geen luchtvervuiling. Kernenergie is bovendien de veiligste vorm van elektriciteitsopwekking. Kernenergie veroorzaakt veruit de minste dodelijke slachtoffers per MWh.
Zonne- en windenergie zijn weersafhankelijk en minder duurzaam dan vaak gedacht. Zon en wind zijn weliswaar duurzame energiebronnen, maar de technische installaties om die energie te winnen zijn dat niet. Zonnepanelen en windmolens zijn ordinaire industriële producten. Het produceren ervan kost grondstoffen en energie. Gedurende hun beperkte levenduur zijn zij aan slijtage onderhevig. Aan het einde van hun levensduur verworden zij tot schroot dat verwerkt moet worden. Zonnepanelen leveren als schroot 300x meer giftige afvalstoffen dan kernenergie. Afgedankte wieken van windmolens worden in stukken gezaagd en opgeslagen. Niemand weet nog hoe deze wieken te verwerken. Oude betonnen fundamenten van windmolens op land en in zee moeten met grof geweld opgeruimd worden. Deze nieuwe schroothoop wordt doorgeschoven naar de volgende generatie.
Zolang het vraagstuk van het grootschalig opslaan van elektrische energie niet is opgelost, zijn zonne- en windenergie slechts experimentele energiebronnen. Het nu al grootschalig toepassen van zonne- en windenergie, zoals bijv. in Duitsland, is alleen mogelijk dankzij de volledige backup door conventionele energiecentrales. Zonne- en windenergie zijn daardoor in feite een overbodige extra capaciteit in het net. Het voorkeursregime ten gunste van zonne- en windenergie maakt conventionele elektriciteitscentrales verlieslatend. Investeringen gaan verloren. RWE in Duitsland verloor de helft van zijn kapitaal.
Grootschalige inbedding van zonne- en windenergie in het net vereist een peperdure verdubbeling of zelfs verdrievoudiging van de infrastructuur van het net. Op gezette tijden veroorzaken zij overproductie in het net, waarbij stroom "afgefakkeld" moet worden door bijv. overdag de straatlantarens te laten branden. Ofwel zonne- en windenergie leiden tot een inefficiënte en dure elektriciteitsopwekking. De vermindering van CO2 uitstoot is gering, omdat de conventionele centrales voortdurend stand-by moeten staan.
Vraag7
- Het stimuleren van elektrische voertuigen -Om de klimaatimpact van de manier waarop we ons vervoeren te verlagen is een verschuiving nodig naar schone vormen van mobiliteit. Voor autoverkeer zijn elektrische voertuigen, aangedreven door duurzaam opgewekte elektriciteit, hard nodig voor die verschuiving. Het kabinet wil daarom de aanschaf van elektrische voertuigen stimuleren, als ook het leasen van elektrische auto’s. Dit geldt voor personen-, bestel- en vrachtauto’s. Daarvoor stelt de overheid subsidies beschikbaar.
Vraag 7a: Waar dient het kabinet rekening mee te houden bij de vormgeving van deze subsidies?
Voor de stimulering van elektrische auto’s onderzoekt het kabinet een subsidie bij de aankoop van een nieuwe of tweedehands elektrische personenauto, het verstrekken van laadtegoed en een subsidie voor een laadpaal en/of batterijgarantie.
Vraag 7b: Wat vindt u van deze instrumenten? Zijn er nog andere manieren om de aankoop van een elektrische auto aantrekkelijk te maken?
Vraag 7c: Wilt u nog andere overwegingen aan het kabinet meegeven voor de uitvoering van het klimaatbeleid voor mobiliteit?
Het gebruik van elektrische voertuigen is op dit moment slechts zinvol in grote steden om de luchtvervuiling te beperken. Het nu op grote schaal overschakelen van fossiele naar elektrische auto's levert niets op, zolang de meeste elektriciteit met fossiele brandstoffen wordt opgewekt. Integendeel! Elektrische auto's zijn vervuilender dan fossiele auto's. climategate.nl: Elektrische auto gewoon vies
Vraag8
- De bijdrage van circulaire economie aan de klimaatopgave -Voor het klimaatvraagstuk maakt het niet uit of de emissies en emissiereducties binnen of buiten Nederland plaatsvinden. Internationaal is afgesproken dat de uitstoot van broeikasgassen wordt gemonitord op de plaats waar de emissies plaatsvinden. Dit wordt ook wel de “schoorsteenbenadering” genoemd. Er kunnen zich situaties voordoen waar het reduceren van emissies aan de schoorsteen resulteert in hogere (of lagere) emissies elders in de (internationale) productieketen. De schoorsteenbenadering houdt dus geen rekening met emissies die bepaalde activiteiten elders veroorzaken of voorkomen.
Hoewel de schoorsteenbenadering emissies elders in de keten buiten beschouwing laat, is deze aanpak nodig om nationale emissies onderling te kunnen vergelijken, en af te zetten tegen het doelbereik. Voor de nationale doelstelling van 49% CO2-reductie wordt daarom alleen naar nationale CO2-reductie gekeken. Omdat circulaire maatregelen gericht zijn op het sluiten van grondstofketens, vinden de CO2 effecten van deze maatregelen vaak plaats op verschillende plekken in een (internationale) productieketen. Om de kosten van de transitie voor de Nederlandse burger laag te houden, is het kabinet op zoek naar circulaire maatregelen die potentieel hebben om (vooral) in Nederland veel CO2 te reduceren.
Vraag 8: Welke circulaire diensten of concepten kunnen volgens u positief bijdragen aan het kostenefficiënt reduceren van CO2 op het Nederlandse grondgebied?
Geen! Reduceren van CO2 op het Nederlandse grondgebied is volslagen onnodig en onzinnig! Meer CO2 bevordert de plantengroei en de gewasopbrengsten in de hele wereld.
De democratie, de vrije markteconomie en de in 75 jaar door onze ouders in vrijheid opgebouwde welvaart worden om zeep geholpen. Kosten: 1000 miljard!
Vraag9
- De ruimtelijke inpassing van de energietransitie -De transitie brengt veranderingen mee in de fysieke leefomgeving. Een duurzaam energiesysteem vergt meer ruimte dan een fossiel systeem. Deze ruimte is in Nederland – waar elke vierkante meter al een (of meerdere) bestemming(en) heeft – niet vanzelfsprekend. Een goede ruimtelijke aanpak van de transitie, inclusief het maken van (soms ingrijpende) ruimtelijke keuzen, is daarmee een noodzakelijke voorwaarde voor het behalen van de klimaatdoelstellingen.
Vraag 9: Op welke wijze denkt u dat het draagvlak voor de ruimtelijke inpassing van bijvoorbeeld windmolens en zonnepanelen vergroot kan worden?
Nederland -een van de dichtstbevolkte landen ter wereld- is totaal ongeschikt voor zonne- en windenergie! Nederland heeft te weinig grond. Zonne- en windenergie vragen grote oppervlakten grond. Windenergie vraagt 500x zoveel grond als kernenergie. rebresearch.com: Land use nuclear vs wind and solar
Windenergie levert horizonvervuiling op en kan niet in de buurt van bewoonde gebieden gebruikt worden vanwege geluidsoverlast en slagschaduwen. De impact hiervan op de volksgezondheid en de daarbij behorende kosten zijn nog niet duidelijk. Windparken op zee zijn planologisch makkelijker in te passen.
Windenergie veroorzaakt schade aan de natuur. Miljoenen vogels en vleermuizen vinden de dood als gevolg van windmolens. In Duitsland is de Rode Wouw zelfs een bedreigde vogelsoort geworden. Windmolens verstoren broedplaatsen van dieren. Zij denken dat de wieken roofvogels zijn. Windparken op zee vernietigen visgronden. Plastic splinters van wieken komen in de darmen van dieren op land en in zee terecht.
Het draagvlak voor windenergie neemt daarom snel af. In Nederland zijn diverse actiegroepen in het geweer gekomen om plaatsing van windparken tegen te houden. In Duitsland zijn in 2019 nauwelijks nog nieuwe windmolens geplaatst. De Duitse natuurbeschermings-organisaties maken bezwaar tegen de massale vogel- en vleermuissterfte en tegen het kappen van bos voor windmolens.