Passend onderwijs

Reactie

Naam swv 103 en 409 (M Keegstra)
Plaats Meppel
Datum 6 maart 2011

Vraag1

Wat is uw reactie op het wetsvoorstel? M.a.w.: Welke inhoudelijke suggestie(s) hebt u om het voorstel te verbeteren?

Geef hierbij a.u.b. aan in welke hoedanigheid u uw reactie geeft (leraar, ouder, schoolleider, leerling, ambulant begeleider etc.)
In het wetsvoorstel wordt gekozen voor grootschalige, verplichte regionetwerken voor het primair onderwijs. Ik denk dat dit niet gaat bijdragen aan de beoogde effecten, eerder tegenwerken, want:
- Er komt een nieuwe bestuurslaag. De praktijk leert dat dit een toename van de bureaucratie betekent (overleg met veel partners, bestuurlijke drukte, procedures opstellen, nieuwe indicatiecriteria, verdeling van middelen enz.).
- We spreken over een complexe operatie die veel tijd zal vergen. Schoolbesturen moeten zich richten op de ambitie m.b.t. de kwaliteit van onderwijs, niet op structuren en overleg.
- De nieuwe laag vergroot de afstand tussen de verstrekking van het geld (ministerie) en het kind in de klas.
- er wordt geconstateerd dat 50 % van de leerkrachten niet in staat is om dit passende onderwijs te realiseren. U voorziet een verhoging van werkdruk, meer kinderen op de reguliere school in grotere klassen. De lerarenbeurs geeft schoolbesturen geen mogelijkheid om leerkrachten gericht te laten scholen (de leerkracht mag zelf weten of en hoe dit wordt ingezet). De leerkrachten die hier gebruik van maken, kunnen juist de leerkrachten zijn die horen bij de 50 % die het wél kunnen.
- Het leidt tot minder keuzevrijheid voor ouders: het samenwerkingsverband bepaalt uiteindelijk de best passende plek en daar moeten alle scholen in de regio zich bij neerleggen.
De opzet van grootschalige netwerken werkt uniformisering in de hand (format zorgprofielen, zorgstructuren).
- de grootte van de netwerken zullen zeker in plattelandsgebieden niet automatisch 'thuisnabije' zorg voor kinderen garanderen.
- Als gekeken wordt naar de bereikte resultaten van WSNS is de stelselwijziging in deze vorm voor het primair onderwijs niet nodig (zie aantallen sbo en so)!

Dus:
- goeddraaiende, bestaande samenwerkingsverbanden po laten functioneren.
- middelen zoveel mogelijk naar de scholen, zo dicht mogelijk bij de kinderen. De middelen kunnen gericht worden ingezet met oog voor de situatie (meer handen in de klas, scholing enz.). Als een kind wordt verwezen naar s.o., gaat er geld mee. Alleen met de benodigde middelen kan een schoolbestuur de zorgplicht waarmaken!
- zie ook bijgevoegd pamflet.

Margriet Keegstra
coördinator samenwerkingsverband 103 en 409 (katholiek basisonderwijs Groningen en Drenthe)

Bijlage