Wetsvoorstel ruimte voor duurzaamheidsinitiatieven

Reactie

Naam De Groene Zaak (Ir. MBA M. Demmers)
Plaats Den Haag
Datum 30 juni 2017

Vraag1

In het wetsvoorstel is een brede definitie van duurzaamheid opgenomen: ‘ontwikkeling die aansluit op de behoeften van het heden zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen’.

Graag horen we of deze voldoet, en zo niet, welke definitie u voor ogen zou hebben.
De Groene Zaak onderschrijft een brede definitie om zo veel mogelijk ruimte te bieden aan innovaties.

Vraag2

Het wetsvoorstel stelt dat er ‘voldoende’ draagvlak moet zijn voor een verzoek, onder degenen voor wie het verzoek gevolgen heeft (ondernemingen, consumenten en onder maatschappelijke organisaties). Het is aan de verantwoordelijke bewindspersoon te bepalen wanneer er voldoende draagvlak is, waarbij de toelichting duiding geeft.

Wanneer vindt u dat er sprake is van ‘voldoende’ draagvlak voor een verzoek? Wat moet hierover in het wetsvoorstel worden opgenomen?
De Groene Zaak is van mening dat voldoende draagvlak geen criterium kan zijn. Innovatieve duurzaamheidsinitiatieven kunnen een bedreiging zijn voor de oude economie die daardoor de nieuwe initiatieven vaak niet zullen onderschrijven. Het gaat om de impact en niet om de brede gedragenheid. Graag verwijzen wij u door naar onze ingezonden reactie op het wetsvoorstel.

Voor de indieners is het erg lastig om hier aan te voldoen. Kost veel tijd, geld en dan is men vervolgens afhankelijk van een politieke belangenafweging. De criteria zijn onduidelijk, er is altijd weerstand tegen verandering. Wanneer is deze zwaarwegend genoeg om niet over te gaan tot aanpassing van wetgeving? Wie heeft de beste lobbyist, zwaarste economische belang, beste milieueffect, etc etc? Als bedrijven afhankelijk worden van de ‘waan van de dag’, stappen ze niet in dit soort processen.

Note: de factor tijd is hier van groot belang. Voor bedrijven (niet behorende tot de kopgroep) is het draagvlak groter naarmate men meer tijd heeft om te anticiperen op nieuwe regelgeving. Dat is strijdig met de ambitie: versnellen.

Vraag3

De ACM krijgt de mogelijkheid advies te geven over de markteffecten van een ingediend initiatief op basis van de beschrijving in het verzoek. In de toelichting staat dat de regering daarnaast advies in kan winnen bij andere organisaties, zoals het Planbureau voor de Leefomgeving.

Hoe zou de adviserende fase volgens u vorm moeten krijgen en wie moet daarbij worden betrokken?
Kan deze fase naar voren worden gehaald? Deze voor de indieners niet-beïnvloedbare stap brengt wederom afwijzingsrisico’s met zich mee. Wanneer de indiener dit eerder weet, kan men veel kosten voorkomen. Zo niet, dan is dit wederom een (onzekerheids-)factor die de indiener mee zal nemen in zijn overweging om dit proces te doorlopen of niet.

Een inhoudelijke toets binnen de branche is zondermeer relevant. De koplopers kunnen immers een onevenredig groot voordeel hebben of een andere duurzame route voor ogen hebben dan andere partijen binnen de branche. Voor goed georganiseerde sectoren is het consulteren van de branchevereniging nuttig. Voor sectoren waar dit niet het geval is, lijkt een enquête door een specialistisch bureau een redelijk alternatief.

Vraag4

Het wetsvoorstel beoogt een optimale balans te vinden tussen zorgvuldigheid en snelheid in het tot stand brengen van duurzaamheidsinitiatieven.

Hoe kan deze balans verder worden verbeterd?
Om innovaties ook daadwerkelijk de kans te geven te ontplooien is het van belang zo veel mogelijk ruimte te geven, snelheid te maken en zo min mogelijk drempels op te werpen. Een eenvoudige snelle procedure is daarom van groot belang voor dit initiatief.

Hoewel de beoogde snelheid in vergelijking met de reguliere werkwijze wordt gewaardeerd, zal deze voor veel bedrijven nog (te) lang duren. De drempel is erg hoog, de hoeveelheid in te dienen informatie groot, het aantal stappen en beoordeling hoog, de onzekerheid groot.
Hier lijkt snelheid te prevaleren. De zorgvuldigheid kan volgen, bijvoorbeeld door het inlassen van toetsmomenten op de belangrijkste aspecten na inwerkingtreding nieuwe wetten. Onze ervaring is dat we met stakeholders enorm veel problemen en ‘onmogelijkheden’ kunnen bedenken vóóraf, maar dat dit in de praktijk enorm meevalt.

Zorgvuldigheid kan worden geborgd door reële en toetsbare evaluatiecriteria.

Vraag5

Regelingen die op basis van het wetsvoorstel tot stand komen, blijven bestaan tot een expliciet besluit genomen wordt de regeling te stoppen of deze in sectorspecifieke wetgeving op te nemen. De regelingen worden wel standaard geëvalueerd. Aan de regeling kan ook een maximale duur (5 jaar, 10 jaar) worden verbonden. Om de regeling te verlengen zou de procedure dan opnieuw moeten worden doorlopen.

Wat heeft uw voorkeur?
De Groene Zaak pleit ervoor geen maximale duur aan de regeling te stellen. Dus geen beperking, maar wel waar nodig reële en toetsbare evaluatiecriteria.

Bijlage