Wetsvoorstel ruimte voor duurzaamheidsinitiatieven

Reactie

Naam UNICEF Nederland (kinderrechten en MVO expert M Wijne)
Plaats Den Haag
Datum 29 juni 2017

Vraag1

In het wetsvoorstel is een brede definitie van duurzaamheid opgenomen: ‘ontwikkeling die aansluit op de behoeften van het heden zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen’.

Graag horen we of deze voldoet, en zo niet, welke definitie u voor ogen zou hebben.
UNICEF Nederland wijst graag op de iets bredere definitie die in VN verband vanuit de SDG's wordt gehanteerd en die wat ons betreft terecht specificeert dat duurzaamheid zowel milieu/klimaat als sociale aspecten behelst. Waar het gaat om duurzaamheid in ketens benadrukken we graag dat zowel de productie als consumptie in ogenschouw moet worden genomen, dus waardeketens in plaats van alleen toeleverings-/ productieketens. Ook zou een verwijzing naar bestaande internationale richtlijnen mbt MVO hier bij passen, zoals de OESO richtlijnen voor multinationale ondermeningen en UNGP voor mensenrechten breed en de Children Rights and Business Principles die hier een kinderrechtenlens opleggen.

Sustainable development emphasizes a holistic, equitable and far-sighted approach to decision-making at all levels. It emphasizes not just strong economic performance but intragenerational and intergenerational equity. It rests on integration and a balanced consideration of social, economic and environmental goals and objectives in both public and private decision-making. (United Nations Conference on Sustainable Development, 2011)

Vraag2

Het wetsvoorstel stelt dat er ‘voldoende’ draagvlak moet zijn voor een verzoek, onder degenen voor wie het verzoek gevolgen heeft (ondernemingen, consumenten en onder maatschappelijke organisaties). Het is aan de verantwoordelijke bewindspersoon te bepalen wanneer er voldoende draagvlak is, waarbij de toelichting duiding geeft.

Wanneer vindt u dat er sprake is van ‘voldoende’ draagvlak voor een verzoek? Wat moet hierover in het wetsvoorstel worden opgenomen?
Draagvlak zou niet alleen onder betrokkenen in Nederland gezocht moeten worden maar zeker ook bij belanghebbenden in productielanden. Dat kan via maatschappelijke organisaties hier, maar daarbij moet gestreefd worden lokale stakeholders ook direct te betrekken. Inclusief kinderen en jongeren die als direct betrokkenen te vaak vergeten worden.

Vraag3

De ACM krijgt de mogelijkheid advies te geven over de markteffecten van een ingediend initiatief op basis van de beschrijving in het verzoek. In de toelichting staat dat de regering daarnaast advies in kan winnen bij andere organisaties, zoals het Planbureau voor de Leefomgeving.

Hoe zou de adviserende fase volgens u vorm moeten krijgen en wie moet daarbij worden betrokken?
Naast de ACM zouden afhankelijk van het onderwerp, betrokken sectoren en publieke belangen die beoogd worden ook andere experts/ gespecialiseerde organisaties geraadpleegd kunnen worden.

Vraag4

Het wetsvoorstel beoogt een optimale balans te vinden tussen zorgvuldigheid en snelheid in het tot stand brengen van duurzaamheidsinitiatieven.

Hoe kan deze balans verder worden verbeterd?
Voor een verzoek tot een wettelijke regeling wordt ingediend zal een initiatief al een heel proces doorlopen hebben (zoals bij de IMVO convenanten). De tijd voor besluit tot een wettelijke regeling zou in verhouding tot dit proces moeten staan (en afhankelijk van de duur van dat 'voortraject' bijvoorbeeld via een maximumtermijn.

Vraag5

Regelingen die op basis van het wetsvoorstel tot stand komen, blijven bestaan tot een expliciet besluit genomen wordt de regeling te stoppen of deze in sectorspecifieke wetgeving op te nemen. De regelingen worden wel standaard geëvalueerd. Aan de regeling kan ook een maximale duur (5 jaar, 10 jaar) worden verbonden. Om de regeling te verlengen zou de procedure dan opnieuw moeten worden doorlopen.

Wat heeft uw voorkeur?
Geen voorkeur voor een maximum duur, de regeling zou alleen gestopt kunnen worden als het probleem is opgelost, of wanneer de re regeling na evaluaties niet blijkt te werken.