Toetsbesluit PO

Reactie

Naam PO/VO werkgroep vanuit de G4
Plaats Amsterdam, Den Haag, Rotterdam, Utrecht
Datum 10 december 2013

Vraag1

Wat is uw oordeel over de inhoudelijke voorwaarden die aan elke eindtoets worden gesteld? Licht uw antwoord toe. (zie pagina 2 onderaan)
1. De werkgroep onderschrijft de voorwaarden die zijn vastgelegd aan de terreinen Nederlandse taal en Rekenen en wiskunde waarop minimaal wordt getoetst en de mogelijkheid voor een tweede afnamemoment.

2. De werkgroep pleit voor afname van de eindtoets in een zo vroeg mogelijk stadium in het tijdvak tussen 15 april en 15 mei. De werkgroep voorziet namelijk dat het latere moment van afname kan knellen met een tijdige en gedegen behandeling van de aanmeldingen door het VO, inclusief plaatsing. De G4 vraagt zich in het bijzonder af hoe in de PO/VO procedures omgegaan dient te worden met leerlingen van wie het schooladvies wordt bijgesteld naar aanleiding van de eindtoets. Zoals bekend is de huidige praktijk in de G4 dat meerdere VO-scholen moeten loten. Het is aan de regio’s om invulling aan de PO/VO procedures te geven, maar de wet leidt tot de volgende catch-22 situaties:
• Wat is een haalbare werkwijze in geval van loting?
- Het tijdpad van aanmelden en plaatsen schuift mee naar achter, waardoor de afronding van de plaatsing van alle leerlingen die (nog) een plek zoeken niet tijdig is te verwezenlijken.
- Loting vindt plaats voor een eventuele heroverweging, waarbij scholen plek reserveren voor leerlingen die in een later stadium vanwege een heroverwogen advies van school willen en kunnen wisselen. Hierdoor zal ongenoegen ontstaan bij leerlingen die eerder zijn ‘uitgeloot’.
- Loting vindt plaats voor een eventuele heroverweging, waarbij leerlingen die vanwege een heroverwogen advies van school willen wisselen moeten accepteren dat een aantal scholen geen plek meer biedt.

• Hoe verhoudt de wet Eindtoetsing PO zich tot de wet op Passend Onderwijs?
- Volgens de wet op Passend Onderwijs dient een school binnen 6 tot 10 weken na aanmelding een passend aanbod te doen. Als men moet wachten op de uitslag van de Eindtoets, is deze termijn reeds verstreken.
- Indien een leerling met een ondersteuningsvraag na bijstelling van het basisschooladvies naar een andere VO-school wil, bij welke school ligt dan de zorgplicht?

De werkgroep vraagt zich tevens af wat mogelijke juridische consequenties kunnen zijn t.a.v. beide punten.

Vraag3

Hoe beoordeelt u de manier waarop er invulling is gegeven aan het feit dat het schooladvies een grotere rol zal spelen bij de toelating tot het voortgezet onderwijs? (zie pagina 6 bovenaan)
De werkgroep G4 constateert dat er een grotere rol is weggelegd voor het basisschooladvies bij de toelating tot het voortgezet onderwijs. Ten aanzien van dit punt heeft de G4 de volgende vragen/opmerkingen:

1. Het valt op dat de basisschool het schooladvies alleen hoeft te heroverwegen indien de eindtoets score hoger uitvalt dan het schooladvies. De werkgroep G4 plaatst hierbij de volgende kanttekeningen:
• In de huidige praktijk hanteert de G4 ook corrigerende mechanismen indien de uitslag van de eindtoets (een stuk) lager uitpakt dan het afgegeven basisschooladvies. Mocht, zoals in dit wetsvoorstel, een leerling bij een lager eindtoetsadvies in alle gevallen het voordeel van de twijfel krijgen, dan kan dit een stuwende werking hebben op het basisschooladvies. In geval van toenemende overadvisering leidt dit tot een stijging van het aantal automatisch toelaatbare leerlingen en tot ongewenste afstroom.
• Het feit dat een hogere eindtoetsscore in alle gevallen leidt tot heroverweging van het schooladvies en mogelijke bijstelling naar boven, leidt in de ogen van de werkgroep G4 tot meer druk van ouders en een reële kans op toename van eindtoetstrainingen.

2. Bij de werkgroep G4 is onduidelijkheid ontstaan t.a.v. de ruimte die het VO heeft om te besluiten over het al dan niet plaatsen van een leerling.
• In het wetsvoorstel staat dat VO-scholen in beginsel geen andere toelatingseisen dan het basisschooladvies en de eindtoets mogen stellen. Volgt hieruit dat enkel en alleen de Eindtoets PO als tweede onafhankelijke gegeven geldt? En betekent dit dat VO-scholen de score op een intelligentietest zoals de NIO niet als doorslaggevend gegeven mogen gebruiken om te beslissen over toelating?
• Het bovenstaande lijkt in tegenspraak te zijn met de reactie van staatssecretaris Sander Dekker op een ingezonden klacht van een burger in de gemeente Utrecht m.b.t. discriminatie bij toelatingsbeleid VO-scholen (d.d. 9 september 2013). Hierin staat dat het bevoegd gezag van een school over de toelating van leerlingen beslist, mits scholen de (voorrangs)regels zorgvuldig, consequent en transparant hanteren.