Wet vertrouwenspersonen
Reactie
Naam
|
A Lam
|
Plaats
|
Alkmaar
|
Datum
|
30 april 2020
|
Vraag1
Is de vertrouwenspersoon een goed instrument om ongewenste omgangsvormen op de werkvloer tegen te gaan?
Een vertrouwenspersoon bij wie mensen kunnen aankloppen als er iets is, heeft zeker meerwaarde. Er zijn genoeg praktijkvoorbeelden waaruit dit blijkt. Maar een interne vertrouwenspersoon is niet altijd onafhankelijk genoeg, en een externe vertrouwenspersoon kan pas iets betekenen als iemand binnen een bedrijf het initiatief neemt om naar buiten te treden.
Niet iedereen die ergens mee zit waar een vertrouwenspersoon uitkomst zou kunnen bieden, neemt dat initiatief. Mensen kunnen (al dan niet terecht) bang zijn voor nadelige gevolgen, of simpelweg niet op het idee komen.
Draai het om en leg het initiatief buiten het bedrijf. Net zoals het de gewoonste zaak van de wereld is om periodiek de boekhouding te laten nalopen door een accountant, zou het de gewoonste zaak van de wereld moeten zijn dat een hierin gespecialiseerde partij periodiek naloopt of de sociale verhoudingen binnen het bedrijf in orde zijn en waar nodig advies uitbrengt voor verbeteringen.
Vraag2
Heeft de vertrouwenspersoon op dit moment voldoende positie?
Zie vraag 1: de interne vertrouwenspersoon is niet altijd onafhankelijk genoeg en niet iedereen weet de weg te vinden. Dit is met name een probleem bij klachten over de leidinggevende of over de relatie werkgever-werknemer, bijvoorbeeld wanneer iemand met een arbeidsbeperking zich gedwongen voelt voorbij de eigen grenzen te gaan op straffe van baanverlies.
Vraag3
Is het wetsvoorstel uitvoerbaar?
Misschien niet voor kleinere bedrijven.
Vraag4
Zijn er effecten van het wetsvoorstel die niet in het wetsvoorstel en/of de toelichting zijn verwerkt?
Via de vertrouwenspersoon kunnen kwesties aan het licht komen die buiten het mandaat van de vertrouwenspersoon vallen, maar waar wel iets mee zal moeten gebeuren. Met name bij grotere bedrijven/organisaties met een gesloten cultuur en ongelijke machtsverhoudingen kunnen onwenselijke patronen diep geworteld en breed uitgewaaierd zijn zonder dat de machtigen zelfs maar doorhebben dat er een probleem is, laat staan ervoor open staan dat zij daar zelf een aandeel in hebben. De omlijning “ongewenste omgangsvormen op de werkvloer” houdt de top van de organisatie buiten beeld en kan zodoende een belemmering zijn om dit soort kwesties op te lossen, zelfs nadat ze door de vertrouwenspersoon gesignaleerd zijn.