Wet vertrouwenspersonen

Reactie

Naam Anoniem
Plaats Utrecht
Datum 29 april 2020

Vraag1

Is de vertrouwenspersoon een goed instrument om ongewenste omgangsvormen op de werkvloer tegen te gaan?
De primaire verantwoordelijkheid voor het handhaven en/of realiseren van gewenste omgangsvormen ligt bij leidinggevenden (regie voeren over het onderwerp en tonen van voorbeeldgedrag).

Voor medewerkers is het lang niet altijd mogelijk om ongewenste omgangsvormen aan te kaarten bij een leidinggevende. In dat geval is het fijn als er een of meerdere vertrouwenspersonen aanwezig zijn. Liefst meerdere zodat er gekozen kan worden.

We zien ook de voordelen van het aanbieden van een keuze tussen een interne en een externe vertrouwenspersoon. Als Gimd baseren we deze waarneming op jarenlange ervaring met extern vertrouwenswerk. Op dit moment werken onze 61(externe)vertrouwenspersonen voor 674 organisaties en bedrijven. Allen zijn minimaal HBO-opgeleid als maatschappelijk werker en combineren het vertrouwenswerk met een functie als bedrijfsmaatschappelijk werker. De Gimd Vertrouwenspersonen hebben aanvullend een opleiding tot Vertrouwenspersoon Ongewenste omgangsvormen en Integriteit gevolgd en volgen jaarlijks opleidingen in het kader van deskundigheidsbevordering.

Onze vertrouwenspersonen hebben in de bedrijven en organisaties regelmatig contact met de directie, de medezeggenschap en andere medewerkers werkzaam binnen het Arbozorgsysteem en binnen de Integriteitsinfrastructuur.

Professioneel opgeleide Vertrouwenspersonen hebben de deskundigheid en professionaliteit om melders van ongewenste omgangsvormen te adviseren en te begeleiden en het management en bestuur van signalen en adviezen te voorzien vanuit hun preventieve rol.

Vraag2

Heeft de vertrouwenspersoon op dit moment voldoende positie?
Ja en nee. In de praktijk zien we dat veel interne vertrouwenspersonen een solistische rol vervullen en weinig of geen contact hebben met anderen in hun organisatie.(die een formele functie hebben op het gebied van omgangsvormen). Interne vertrouwenspersonen doen het vertrouwenswerk ‘erbij’, als extra taak, terwijl het voor Gimd vertrouwenspersonen (zo langzamerhand) een vak is geworden. We zien dan ook grote verschillen qua deskundigheid en professionaliteit. Een, in eerste instantie, luisterend oor bieden lukt meestal wel. Het vervolgens professioneel begeleiden is een stuk ingewikkelder. Het vraagt kennis van het werkterrein en een onafhankelijke positie binnen de organisatie waar zich bovendien voortdurend veranderingen voordoen. Hoe blijf je van dit alles goed op de hoogte en hoe ontwikkel je vakmanschap als je maar zo nu en dan wordt benaderd door collega’s en je gewone werk moet blijven doen?

Waarom doen medewerkers een beroep op ons als externe vertrouwenspersoon? Simpelweg omdat die mogelijkheid er is. Vooral omdat men vaak liever afspreekt met iemand van buiten de organisatie die een onafhankelijke positie heeft dan met iemand die je tegen kunt komen op de gang of bij de koffieautomaat. Soms speelt er wantrouwen jegens de interne vertrouwenspersoon, wordt er getwijfeld aan de deskundigheid en/of onafhankelijkheid van die collega. Daarnaast geldt soms dat interne vertrouwenspersonen ‘lastige’ kwesties soms doorverwijzen naar een meer ervaren externe vertrouwenspersoon. Dat heeft dan te maken met ervaring, maar heel vaak blijkt er ook sprake te zijn van loyaliteit en of onzekerheid over de eigen kwetsbaarheid in de eigen organisatie.

We hebben ondertussen mooie voorbeelden van wat de samenwerking van interne en externe vertrouwenspersonen kan opleveren. De interne vertrouwenspersoon kent de bedrijfscultuur, de mores; de externe vertrouwenspersoon kan kijken met de blik van een onafhankelijke deskundige buitenstaander. Zo kan het beste van twee werelden samengaan. Waar we werken als externe vertrouwenspersoon streven we naar samenwerking met de interne vertrouwenspersoon: door intervisie en door de mogelijkheid te bieden van sparren over kwesties. Samen optrekken levert ook een bijdrage aan het beter positioneren van het vertrouwenswerk in organisatie en bedrijf.

Vraag3

Is het wetsvoorstel uitvoerbaar?
Zeker wel. Het zal belangrijk zijn dat de huidige vertrouwenspersonen op de hoogte worden gesteld van de wijzigingen die worden bereikt met dit wetsvoorstel. Nieuwe vertrouwenspersonen krijgen dat wel mee in de opleidingen. Daarnaast is het belangrijk dat e.e.a. bekend wordt gesteld bij medewerkers, leidinggevenden en medezeggenschap, HR en bij medewerkers die deel uitmaken van het Arbozorgsysteem en de Integriteitsinfrastructuur.


Als Gimd worden we door veel (middel)grote organisaties ingezet als externe vertrouwenspersoon. Voor kleinere bedrijven kan de verplichting tot het instellen van de vertrouwenspersoon een probleem zijn. Bij Gimd worden we meer en meer ingezet via brancheorganisaties zodat we voor hun aangesloten bedrijven het vertrouwenswerk kunnen leveren.

Vraag4

Zijn er effecten van het wetsvoorstel die niet in het wetsvoorstel en/of de toelichting zijn verwerkt?
De huidige praktijk laat zien dat de vertrouwenspersonen doorgaans een rol spelen op het gebied van ongewenste omgangsvormen én op het gebied van integriteit. In bijna alle organisaties en bedrijven is het een combi-functie geworden. Daarmee is het jammer dat het huidige wetsvoorstel daaraan nagenoeg voorbijgaat. We juichen het toe dat dit wetsvoorstel een tussenstap kan zijn voor de uitwerking en professionalisering van het vertrouwenswerk voor zowel ongewenste omgangsvormen als voor integriteit. In de praktijk zal dat af blijven hangen van de inzet en mogelijkheden van de individuele vertrouwenspersoon en de motivatie van de rest van de organisatie om er iets van te maken. We vragen ons af of het mogelijk zou zijn om daaraan meer eisen te stellen. Voor de vertrouwenspersoon betekent dat deelnemen aan deskundigheidsbevordering en het afleggen van verantwoordelijkheid over wat er wel en niet gerealiseerd wordt.

In het wetsvoorstel wordt voorbij gegaan aan de bescherming van de interne vertrouwenspersoon, het advies hierin is om ze dezelfde bescherming te geven zoals in de WOR is beschreven.

Er zijn wettelijke maatregelen om te voorkomen dat OR-leden hun mening niet willen of durven geven als die niet strookt met het standpunt van de directie. Artikel 21 WOR regelt de rechtspositie van OR-leden (bescherming tegen benadeling) en artikel 7:670 e.v. van het Burgerlijk Wetboek regelt het ontslagverbod en de ontslagbescherming. Deze wettelijke bepalingen zijn onder meer ook van toepassing op leden van de COR of GOR en op PVT-leden.

Het vertrouwenswerk is gebaat bij een onafhankelijke instituut die zowel haar belangen als haar identiteit bewaakt. Wij pleiten daarnaast voor een onafhankelijke organisatie die de eisen van deskundigheid van de individuele vertrouwenspersoon toetst en de certificering regelt bijvoorbeeld via de BPSW/Registerplein.