Het wetsvoorstel bevat de volgende maatregelen:
Tijdelijke contracten
Draaideurconstructies willen we voorkomen. Na drie jaar of na 3 aaneengesloten tijdelijke contracten bij dezelfde werkgever verdient een werknemer een vast contract (dit is de hoofdregel en geregeld in de zogenoemde ‘ketenbepaling’). Het is straks dus niet meer mogelijk om na 6 maanden ‘pauze’ iemand weer opnieuw op tijdelijke basis aan te nemen als diegene al 3 jaar tijdelijk bij een werkgever gewerkt heeft. De werkgever hoort daarna gewoon een vast contract te geven. We schrappen de termijn van 6 maanden (zogenoemde tussenpoos) en voeren een administratieve vervaltermijn van 5 jaar in om het voor werkgevers werkbaar te houden. De termijn van 5 jaar geldt straks ook bij fase A en B bij uitzenden. De mogelijkheid om af te wijken van de hoofdregel van de ketenbepaling per cao om de duur te verlengen naar 4 jaar wordt geschrapt. Ook kan straks niet meer bij cao worden afgeweken van de duur van de arbeidsrelatie als het gaat om opvolgend werkgeverschap. Dit voorkomt dat mensen bijvoorbeeld na 3 jaar via een uitzendbureau worden ingezet om de hoofdregel van de ketenbepaling te ontlopen.
Oproepcontracten
Nulurencontracten worden afgeschaft. Er komen (vaste en tijdelijke) basiscontracten met een minimumaantal uur waarvoor werkenden ten minste worden ingeroosterd, die bovendien stabiel betaald worden. Ook wordt er een norm gesteld aan de extra beschikbaarheid, waarbij buiten deze beschikbaarheid geen verplichting is om te komen werken. Zo weet je beter waar je aan toe bent, in je inkomen en in je rooster. En kun je betere je werk combineren. Met een andere baan, mantelzorg, een opleiding of je thuissituatie. Om werkgevers te stimuleren mensen op een basiscontract te laten doorstromen naar een vast contract, is het voornemen om het basiscontract voor onbepaalde tijd onder de lage WW-premie te brengen. Dan zijn werkgevers dus minder kwijt aan de premies.
Uitzendkrachten
Ook wil het kabinet de positie van uitzendkrachten verbeteren. Er blijft ruimte voor uitzendwerk, maar er mag geen concurrentie op arbeidsvoorwaarden zijn tussen uitzendkracht en een werknemer die direct bij de inlener werkt. Uitzendkrachten en werknemers bij het inlenende bedrijf moeten dus ten minste hetzelfde verdienen voor hetzelfde werk en gelijkwaardig worden behandeld. Bij cao mag worden geregeld dat het totaal aan arbeidsvoorwaarden gelijkwaardig is, mits het loon maar niet minder is. Daarnaast worden de meest onzekere uitzendfasen verkort: fase A gaat van 78 weken naar 52 weken en fase B van 6 contracten in 4 jaar naar 6 contracten in 2 jaar. Na deze periode moet de uitzendkracht een vast contract krijgen bij het uitzendbureau. Cao-partijen hebben op deze punten vooruitlopend op het wetsvoorstel al goede stappen gezet.
Uitzonderingen
Voor scholieren en studenten met een bijbaan gelden straks andere regels. Zo mogen zij straks gewoon op oproepbasis blijven werken, en kunnen zo hun werk mee laten fluctueren met toetsweken en vakanties. Verder geldt voor scholieren tot achttienjarige leeftijd met een bijbaan momenteel geen ketenbepaling. Dat blijft zo. Voor scholieren van achttien jaar en ouder en studenten met een bijbaan zal straks een korte onderbrekingstermijn van 6 maanden gelden. Dit laatste geldt ook bij uitzenden in zowel Fase A als Fase B. Beide groepen zijn voor hun levensonderhoud vaak niet primair afhankelijk van wat ze verdienen met de bijbaan.
Ook voor seizoensarbeid geldt een uitzondering op de ketenbepaling en dat blijft zo, omdat dit werk niet het hele jaar door gedaan kan worden. Bij cao kan een onderbrekingstermijn van 3 maanden worden afgesproken voor functies die maximaal 9 maanden per jaar kunnen worden uitgeoefend.