Wet werkelijk rendement box 3

Reactie

Naam Anoniem
Plaats Oosterhout
Datum 12 september 2023

Vraag1

Algemeen
Wat vindt u van het voorstel in algemene zin?
Hieronder zijn vragen over enkele specifieke onderdelen van het voorstel opgenomen. U kunt hierop reageren als u hierover uw mening wilt geven.
Het voorstel is een veel eerlijkere vorm van belastingheffing omdat het werkelijke rendement van het vermogen wordt belast. Ook zullen diegenen die enorme rendementen op hun beleggingen / vastgoed maken veel beter en eerlijker via deze heffingswijze gaan bijdragen. Een belangrijke verbetering ten opzichte van de vroegere box 3-heffingswijze waarbij deze personen met enorme rendementen slechts marginaal forfaitair belast werden, ten koste van de onterecht veel te hoog aangeslagen spaarders met hun minieme rendementen. Op die was er ten aanzien van de spaarders naast discriminatie tevens sprake van onteigening, zoals de HR terecht heeft geconcludeerd (in strijd EVRM)!
Uitgaande van belasten van het werkelijke rendement, is het voorstel juridisch wel degelijk haalbaar voor zowat alle situaties, waardoor over dit onderwerp veel minder rechtszaken gevoerd zullen worden. We moeten ons realiseren dat elke spaarder in Nederland inmiddels wakker is geworden en bereid is om (in verenigde vorm) desnoods tot aan de Hoge Raad te procederen tegen eventueel toekomstig ervaren onrecht op dit vlak! Dit geldt zeker voor o.a. de spaarders die in het verleden hadden verzuimd om tijdig bezwaar in te dienen.
Het nieuwe systeem draagt bij aan een beter vertrouwen in de overheid: iets dat de laatste jaren fors is gedaald en waar dus hard aan gewerkt moet worden.
De voorgestelde hybride heffingsvorm - vermogensaanwasbelasting & vermogenswinstbelasting - hoeft voor het merendeel van de gevallen praktisch geen probleem te zijn: zeker niet wanneer o.a. banken ook gaan meewerken bij het automatisch aanleveren van de nodige gegevens; iets dat in de ons omringende landen allang gebeurt!

Vraag2

Beleidsmatige afwegingen
a. Hoe staat u tegenover het voorgestelde systeem, dat een hybride karakter heeft en elementen van vermogensaanwas-, vermogenswinst-, en forfaitaire belasting omvat?
b. Hoe verhoudt dit zich tot alternatieven zoals een volledige vermogenswinst- of vermogensaanwasbelasting, of een vermogensbelasting?
c. Wat vindt u van de keuze voor een vermogensaanwasbelasting als primaire regeling?
d. Welke overwegingen heeft u met betrekking tot de uitzondering voor de eerste woning in box 3 voor eigen gebruik, en welke voordelen en nadelen ziet u hierin?
e. Het forfait voor de eerste woning in box 3 omvat het gehele rendement inclusief kosten, waaronder financieringskosten. Wat vindt u hiervan?
f. Hoe staat u tegenover de uitzondering voor aandelen van familiebedrijven en startups?
g. Vindt u dat de gekozen forfaits resulteren in een evenredige belastingdruk over de verschillende vermogenscategorieën? Zo ja, waarom, en zo nee, waarom niet?
h. Wat is uw visie op het onderscheid tussen het belasten van eigen gebruik van een onroerende zaak onder het vermogenswinstregime (via een forfait) en het belasten van een verhuurde onroerende zaak (gebaseerd op werkelijke huurinkomsten minus kosten en het activeren van verbeteringen)?
Het herintroduceren van een vermogensbelasting is juridisch niet / nauwelijks houdbaar, zeker wanneer het leidt tot het interen op het vermogen bij weinig / geen rendement zoals bij spaarders met minimale rendementen op hun spaargeld. Op die wijze krijgen we de oude door de HR afgeschoten Box 3-heffingswijze weer terug: enkel het etiket is veranderd!
De vermogensbelasting zal als strijdig worden ervaren met artikel 1 Eerste protocol EVRM (bescherming van het eigendomsrecht), wat zal leiden tot rechtszaken al dan niet in verenigde vorm tot aan de Hoge Raad. Dit zal ook het vertrouwen in de overheid niet ten goede komen, zie mijn eerdere opmerking hierover.
Daarbij komt dat een vermogensbelasting gemakkelijk zal kunnen leiden tot risicovol beleggingsgedrag en bij spaarders tot door de overheid opgelegde dwang om ook te moeten beleggen.

Vraag3

Gedragseffecten
a. Welke gedragseffecten verwacht u als gevolg van de hybride aard van het stelsel, met name met betrekking tot de uitzondering van vermogensaanwas op vastgoed, aandelen van familiebedrijven en startups? In welke mate verwacht u dat deze effecten zullen optreden?
b. In welke mate denkt u dat het stelsel mogelijkheden biedt voor belastingarbitrage, zowel binnen het hybride stelsel als in relatie tot box 2? Hoe verschilt dit volgens u van het huidige (overbruggings)stelsel?
Zij die al beleggen / vastgoed bezitten, verhandelen zullen hun gedrag ten aanzien van deze producten niet veranderen.
Zij zullen wel ervaren dat ze ten opzichte van het oude Box 3-systeem meer belasting moeten gaan betalen: maar dat is terecht omdat zij in het verleden vaak grote rendementen hebben gehad waar ze destijds niet over hoefden af te rekenen: dat deel werd namelijk via verzonnen (fictief) rendement geïncasseerd bij de spaarders met hun minimale rendementen.

Qua belastingarbitrage: ik denk dat de overheid moet monitoren in welke mate dit gaat spelen. Op basis daarvan tarieven Box 2 eventueel herijken.

Vraag4

Valutaresultaten behaald met banktegoeden
Voorgesteld wordt om alle voordelen die worden behaald met bezittingen en schulden in de heffing te betrekken. Bij banktegoeden in euro’s bestaat het voordeel doorgaans alleen uit de ontvangen rente. Bij banktegoeden die worden aangehouden in vreemde valuta zal daarnaast sprake zijn van waardemutaties als gevolg van wisselende valutakoersen. Een valutaresultaat kan positief of negatief zijn. Voor de berekening van de valutaresultaten dienen alle stortingen en onttrekkingen van de bankrekening afzonderlijk te worden omgerekend in euro’s tegen de valutakoers ten tijde van de betreffende storting of de onttrekking. Een dergelijke exercitie is complex, met name indien sprake is van veel transacties. Nederlandse financiële instellingen geven aan dat zij - naast de stand op 1 januari, 31 december en het bedrag aan rente - alleen het totaalbedrag van stortingen en onttrekkingen in een bepaald jaar kunnen renseigneren. Vanuit praktisch oogpunt is in het conceptwetsvoorstel voorgesteld om valutaresultaten van banktegoeden die worden aangehouden in vreemde valuta buiten beschouwing te laten en enkel de ontvangen rente te belasten. De in vreemde valuta ontvangen rente kan bijvoorbeeld tegen een gemiddelde jaarkoers of koers per einde jaar worden omgerekend in euro’s.

Wij vragen uw input ten aanzien van het dilemma tussen de zuivere benadering waarbij (positieve en negatieve) waardeontwikkelingen van banktegoeden wel in de heffing worden betrokken en de voorgestelde praktische benadering waarbij alleen de ontvangen rente is belast. Als u vindt dat waardeontwikkelingen in de heffing betrokken moeten worden, zou dat volgens u op basis van een vermogensaanwas- of vermogenswinstbelasting moeten?
Ik vind dat banktegoeden van zowel euro's als vreemde valuta hetzelfde behandeld moeten worden, namelijk via belasting op in het jaar verkregen rente op dat banktegoed.
Voor vreemde valuta geldt verder dat een koers kan stijgen maar ook kan dalen, dat zou je tegen elkaar kunnen wegstrepen en daarom buiten de heffing houden.

Vraag5

Aftrekbaarheid van rente van consumptieve schulden
In het huidige box 3-stelsel verlagen schulden de rendementsgrondslag op basis waarvan het forfaitaire inkomen wordt berekend. In box 3 vallen alle schulden van burgers die niet in box 1 (bijvoorbeeld voor de eigenwoning) of in box 2 (financiering van een aanmerkelijk belang) in de heffing worden betrokken. Niet vereist is dat sprake is van een causaal verband tussen de schuld en de bezitting in box 3. Schulden voor consumptiedoeleinden, zoals een auto of een vakantie, verlagen zodoende de rendementsgrondslag ondanks dat de auto doorgaans niet als bezitting is belast in box 3. In het huidige box 3-stelsel leidt een negatieve rendementsgrondslag (schulden zijn groter dan de bezittingen) niet tot een negatief inkomen. In het nieuwe box 3-stelsel is de rente van schulden aftrekbaar van het inkomen uit bezittingen en schulden. Ook hierbij is niet vereist dat de schulden waarvan de rente aftrekbaar is, moet zijn aangewend voor de aanschaf van een bezitting die in box 3 is belast. De rente van een lening voor bijvoorbeeld een vakantie is zodoende aftrekbaar. Nieuw is dat het inkomen uit box 3 wel negatief kan zijn als de (rente)kosten en negatieve waardemutaties groter zijn dan de inkomsten en positieve waardemutaties van bezittingen in een bepaald jaar.

Dit roept de vraag op of de aftrekbaarheid van rente van consumptieve schulden beperkt moet worden in het nieuwe stelsel. Wat vindt u hiervan?
Ja, beperken. De belastingdienst hoeft via eventuele teruggave (bij negatief B3-inkomen) mee te betalen aan bijvoorbeeld een vakantie die iemand heeft genoten?

Vraag6

Onroerende zaken
a. Om onder het forfait voor de eerste woning sparen en beleggen te vallen, moet sprake zijn van hoofdzakelijk eigen gebruik van de (vakantie)woning. Dit is 70%. Onder het voorstel wordt dit bepaald door weken en dagen te tellen. Een andere mogelijkheid zou zijn om bijvoorbeeld uit te gaan van een maximale huuropbrengst in verhouding tot de WOZ-waarde om zeker te stellen dat de woning vooral voor eigen gebruik is. Wij vernemen graag van u, hoe u denkt dat het zeker stellen dat er sprake is van hoofdzakelijk gebruik bij de eerste woning sparen en beleggen het beste te bepalen is.
b. In het voorgestelde ontwerp kan voor wat betreft onroerende zaken één woning (per huishouden) onder het forfait eerste woning sparen en beleggen vallen. Wanneer deze niet meer voldoet aan het criterium ‘hoofdzakelijk voor eigen gebruik’, maar bijvoorbeeld het gehele jaar wordt verhuurd, wordt de woning verplaatst naar een vermogenswinstregime voor onroerende zaken. Om arbitrage te voorkomen en het voor de belastingplichtige en Belastingdienst eenvoudig te houden, wordt voorgesteld dat de woning daarna niet meer terug kan naar het regime van het forfait voor de eerste woning sparen en beleggen. Ook niet wanneer deze daarna weer voor hoofdzakelijk eigen gebruik wordt gebruikt. Wij vragen uw input ten aanzien van dit voorstel, waar een afweging gemaakt moet worden tussen het voorkomen van arbitrage en uitvoerbaarheid én de feiten en omstandigheden die zich bij belastingplichtigen kunnen voordoen.
In eerste instantie de werkelijk genoten huurinkomsten per woning belasten.
Als dat om redenen niet mogelijk is, dan per woning een forfait hanteren.

Bijlage