Wet werkelijk rendement box 3

Reactie

Naam Anoniem
Plaats Wassenaar
Datum 19 september 2023

Vraag1

Algemeen
Wat vindt u van het voorstel in algemene zin?
Hieronder zijn vragen over enkele specifieke onderdelen van het voorstel opgenomen. U kunt hierop reageren als u hierover uw mening wilt geven.
Een verstandig belastingsysteem dat zorgt voor optimaal belastingmoraal is gebouwd op drie pijlers: 1) eerlijk, 2) eenvoudig en 3) stabiel. Dit systeem voldoet daar niet aan. Hieronder slechts enkele opmerkingen.

1) Niet eerlijk
Het is beter om de belasting op vermogen in box 2 en box 3 hetzelfde te laten zijn. Dat wil zeggen belasting heffen op inkomsten en gerealiseerde vermogenswinsten.

Het is niet verstandig om onderscheid te maken in vermogenscategorieën. Dat zorgt voor een gevoel van onrechtvaardigheid. Waarom krijgen zij wel uitstel op vermogenswinsten en wij niet. Bijvoorbeeld direct onroerend goed vs indirect onroerend goed. De mensen die geen direct onroerend willen moeten gelijk afrekenen, dat is geen juiste incentive.

Minder liquide vermogenscategorieën waarover je wel direct moet afrekenen kan zorgen voor liquiditeitsproblemen. Te denken valt aan kleinere bedrijven op de beurs, minder liquide obligaties of private equity of venture capital fondsen. Kortom, je wordt beperkt in je keuzevrijheid wat de lange termijn doelstelling in gevaar kan brengen. Je kan mensen toch niet beperken in hun keuzes m.b.t. de inrichting van hun vermogen en dwingen een stevig deel van hun vermogen in de meest liquide beleggingen te stoppen?

2) Niet eenvoudig
De jaarlijkse, mogelijk zeer grote liquiditeitsbehoefte zorgt voor complexiteit, een grotere behoefte aan financiële planning en waarschijnlijk veel meer overbodige advies- en planningskosten.
De verschillen tussen box 2 en 3 en binnen de verschillende categorieën in box 3 maken het systeem onnodig complex.

3) De vraag is natuurlijk of zo'n niet eerlijk, complex systeem van extreem systeem van fluctuerende belasting op sommige delen van het vermogen stand kan houden. Dat zorgt voor twijfel over de stabiliteit en verlaagt het belastingmoraal.

Vraag2

Beleidsmatige afwegingen
a. Hoe staat u tegenover het voorgestelde systeem, dat een hybride karakter heeft en elementen van vermogensaanwas-, vermogenswinst-, en forfaitaire belasting omvat?
b. Hoe verhoudt dit zich tot alternatieven zoals een volledige vermogenswinst- of vermogensaanwasbelasting, of een vermogensbelasting?
c. Wat vindt u van de keuze voor een vermogensaanwasbelasting als primaire regeling?
d. Welke overwegingen heeft u met betrekking tot de uitzondering voor de eerste woning in box 3 voor eigen gebruik, en welke voordelen en nadelen ziet u hierin?
e. Het forfait voor de eerste woning in box 3 omvat het gehele rendement inclusief kosten, waaronder financieringskosten. Wat vindt u hiervan?
f. Hoe staat u tegenover de uitzondering voor aandelen van familiebedrijven en startups?
g. Vindt u dat de gekozen forfaits resulteren in een evenredige belastingdruk over de verschillende vermogenscategorieën? Zo ja, waarom, en zo nee, waarom niet?
h. Wat is uw visie op het onderscheid tussen het belasten van eigen gebruik van een onroerende zaak onder het vermogenswinstregime (via een forfait) en het belasten van een verhuurde onroerende zaak (gebaseerd op werkelijke huurinkomsten minus kosten en het activeren van verbeteringen)?
a) Negatief: Een hybride systeem met verschillende karakters zorgt voor te veel complexiteit en het gevoel dat niet iedereen hetzelfde behandelt wordt.

Waarom krijgt een pandjesbaas wel uitstel terwijl ik als eigenaar van een beursgenoteerd vastgoedfonds wel gelijk moet afrekenen!

b) Belasting over inkomen en gerealiseerde vermogenswinsten zorgt ervoor dat je box 2 en 3 gelijk kan trekken en behandeling van verschillende categorieën - die een gevoel van ongelijkheid aanwakkeren - kan voorkomen.

Een eenvoudige een bescheiden vermogensbelasting van bijvoorbeeld 1% per jaar zorgt ervoor dat het betalingsmoraal omhooggaat (meer inkomsten) en er wellicht meer vermogen uit oppottende BV's wordt gehaald. Het loont de moeite dan minder om allerlei ingewikkelde fratsen uit te halen waar fiscalisten en slimme financiële specialisten toch wel mee gaan komen.

d) Het maakt de zaak complexer, maar het idee van een eigen (vakantie)woning forfait vind ik wel sympathiek.

e) Het geeft een incentive om met vreemd vermogen te financieren, net als bij het eigen huis. Dat lijkt me niet verstandig.

f) Dit is een sympathiek idee. Familiebedrijven en startups worden hetzelfde behandelt als vastgoedbazen en brave spaarzame burgers die het graag eenvoudig houden en liquide beleggingen hebben helaas anders. Ze worden bovendien beperkt in hun keuzes m.b.t. die liquide beleggingen vanwege de grote periodieke liquiditeitsbehoefte van de vermogensaanwasbelasting.

g) Hou het zo simpel mogelijk a.u.b.

h) Is het echt nodig om het zo ingewikkeld te maken?

Vraag3

Gedragseffecten
a. Welke gedragseffecten verwacht u als gevolg van de hybride aard van het stelsel, met name met betrekking tot de uitzondering van vermogensaanwas op vastgoed, aandelen van familiebedrijven en startups? In welke mate verwacht u dat deze effecten zullen optreden?
b. In welke mate denkt u dat het stelsel mogelijkheden biedt voor belastingarbitrage, zowel binnen het hybride stelsel als in relatie tot box 2? Hoe verschilt dit volgens u van het huidige (overbruggings)stelsel?
Het is niet eerlijk dat je mensen met illiquide beleggingen die niet onder vastgoed, familiebedrijven en startups vallen kan verplichten jaarlijks af te rekenen over een papieren waarde die niet realiseerbaar is.

De verschillende categorieën en verschillen tussen boxen zal blijven zorgen voor belastingarbitrage. De 'strijd' met de financiële / fiscale industrie en belastingbetaler zal zich voort blijven zetten.

Eenvoud, eerlijkheid en stabiliteit komt uiteindelijk iedereen ten goede! Er zijn genoeg belangrijkere problemen die aandacht verdienen.

Vraag4

Valutaresultaten behaald met banktegoeden
Voorgesteld wordt om alle voordelen die worden behaald met bezittingen en schulden in de heffing te betrekken. Bij banktegoeden in euro’s bestaat het voordeel doorgaans alleen uit de ontvangen rente. Bij banktegoeden die worden aangehouden in vreemde valuta zal daarnaast sprake zijn van waardemutaties als gevolg van wisselende valutakoersen. Een valutaresultaat kan positief of negatief zijn. Voor de berekening van de valutaresultaten dienen alle stortingen en onttrekkingen van de bankrekening afzonderlijk te worden omgerekend in euro’s tegen de valutakoers ten tijde van de betreffende storting of de onttrekking. Een dergelijke exercitie is complex, met name indien sprake is van veel transacties. Nederlandse financiële instellingen geven aan dat zij - naast de stand op 1 januari, 31 december en het bedrag aan rente - alleen het totaalbedrag van stortingen en onttrekkingen in een bepaald jaar kunnen renseigneren. Vanuit praktisch oogpunt is in het conceptwetsvoorstel voorgesteld om valutaresultaten van banktegoeden die worden aangehouden in vreemde valuta buiten beschouwing te laten en enkel de ontvangen rente te belasten. De in vreemde valuta ontvangen rente kan bijvoorbeeld tegen een gemiddelde jaarkoers of koers per einde jaar worden omgerekend in euro’s.

Wij vragen uw input ten aanzien van het dilemma tussen de zuivere benadering waarbij (positieve en negatieve) waardeontwikkelingen van banktegoeden wel in de heffing worden betrokken en de voorgestelde praktische benadering waarbij alleen de ontvangen rente is belast. Als u vindt dat waardeontwikkelingen in de heffing betrokken moeten worden, zou dat volgens u op basis van een vermogensaanwas- of vermogenswinstbelasting moeten?
Vermogensaanwas belasting is zeker ook wat betreft valuta's een slecht idee. Vermogenswinsten berekenen ze in bijna ieder land, ook op valuta's dus dat systeem verdient de voorkeur. Om 'eeuwig' uitstel te voorkomen zou je kunnen kiezen voor een forfaitaire voorbelasting van 1% zoals bijvoorbeeld bij de VBI.

Vraag5

Aftrekbaarheid van rente van consumptieve schulden
In het huidige box 3-stelsel verlagen schulden de rendementsgrondslag op basis waarvan het forfaitaire inkomen wordt berekend. In box 3 vallen alle schulden van burgers die niet in box 1 (bijvoorbeeld voor de eigenwoning) of in box 2 (financiering van een aanmerkelijk belang) in de heffing worden betrokken. Niet vereist is dat sprake is van een causaal verband tussen de schuld en de bezitting in box 3. Schulden voor consumptiedoeleinden, zoals een auto of een vakantie, verlagen zodoende de rendementsgrondslag ondanks dat de auto doorgaans niet als bezitting is belast in box 3. In het huidige box 3-stelsel leidt een negatieve rendementsgrondslag (schulden zijn groter dan de bezittingen) niet tot een negatief inkomen. In het nieuwe box 3-stelsel is de rente van schulden aftrekbaar van het inkomen uit bezittingen en schulden. Ook hierbij is niet vereist dat de schulden waarvan de rente aftrekbaar is, moet zijn aangewend voor de aanschaf van een bezitting die in box 3 is belast. De rente van een lening voor bijvoorbeeld een vakantie is zodoende aftrekbaar. Nieuw is dat het inkomen uit box 3 wel negatief kan zijn als de (rente)kosten en negatieve waardemutaties groter zijn dan de inkomsten en positieve waardemutaties van bezittingen in een bepaald jaar.

Dit roept de vraag op of de aftrekbaarheid van rente van consumptieve schulden beperkt moet worden in het nieuwe stelsel. Wat vindt u hiervan?
Leverage is a double-edged sword. Het lijkt alsof de wereld daar opnieuw weer mee aan het kennismaken is. Uiteindelijk gaat het er meer om wat voor risico mensen kunnen dragen en zullen ze hun leverage enigszins willen beperken, of die nou aftrekbaar is of niet.

Ik heb hier verder geen sterke mening over.

Vraag6

Onroerende zaken
a. Om onder het forfait voor de eerste woning sparen en beleggen te vallen, moet sprake zijn van hoofdzakelijk eigen gebruik van de (vakantie)woning. Dit is 70%. Onder het voorstel wordt dit bepaald door weken en dagen te tellen. Een andere mogelijkheid zou zijn om bijvoorbeeld uit te gaan van een maximale huuropbrengst in verhouding tot de WOZ-waarde om zeker te stellen dat de woning vooral voor eigen gebruik is. Wij vernemen graag van u, hoe u denkt dat het zeker stellen dat er sprake is van hoofdzakelijk gebruik bij de eerste woning sparen en beleggen het beste te bepalen is.
b. In het voorgestelde ontwerp kan voor wat betreft onroerende zaken één woning (per huishouden) onder het forfait eerste woning sparen en beleggen vallen. Wanneer deze niet meer voldoet aan het criterium ‘hoofdzakelijk voor eigen gebruik’, maar bijvoorbeeld het gehele jaar wordt verhuurd, wordt de woning verplaatst naar een vermogenswinstregime voor onroerende zaken. Om arbitrage te voorkomen en het voor de belastingplichtige en Belastingdienst eenvoudig te houden, wordt voorgesteld dat de woning daarna niet meer terug kan naar het regime van het forfait voor de eerste woning sparen en beleggen. Ook niet wanneer deze daarna weer voor hoofdzakelijk eigen gebruik wordt gebruikt. Wij vragen uw input ten aanzien van dit voorstel, waar een afweging gemaakt moet worden tussen het voorkomen van arbitrage en uitvoerbaarheid én de feiten en omstandigheden die zich bij belastingplichtigen kunnen voordoen.
a) Dagen tellen? Eenvoud is extreem belangrijk. Dan liever een forfait o.b.v. een % van de WOZ.

b) Ik ben tegen alle uitzonderingen en complexiteit. Dit valt daar ook onder. Complexiteit ondermijnt het systeem en de belastingmoraal.

Vraag7

Afbakening startende innovatieve onderneming
Voorgesteld wordt om de waardemutaties van aandelen in startende innovatieve ondernemingen (startups en scale-ups) niet jaarlijks in de heffing te betrekken maar gecumuleerd bij verkoop (vermogenswinstbelasting). Voor de afbakening is het nodig om een definitie op te stellen. Voor zowel burgers die gebruik maken van de regeling als de Belastingdienst in het kader van de controle en handhaving is het van belang dat de voorwaarden voor toepassing van de regeling objectief kunnen worden bepaald. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de leeftijd en omvang van de onderneming, het aantal werknemers, de niet-verhandelbaarheid van de aandelen op een gereglementeerde markt, enzovoort. Het hanteren van algemene begrippen of open normen zoals ‘innovatief’ of ‘risicovolle investeringen’ kan leiden tot onzekerheid over het kunnen toepassen van de regeling en tot discussies tussen burgers en de inspecteur over de interpretatie van deze begrippen.

Wij vernemen graag van u welke objectief bepaalbare elementen u geschikt en wenselijk acht om de aandelen in startende innovatieve ondernemingen af te bakenen.
Dit zal sowieso zorgen voor allerlei ongewenste neveneffecten, net als het verschil tussen de behandeling van direct en indirect beursgenoteerd vastgoed. Vermogenswinstbelasting zal bij al deze vormen zorgen voor een eerlijker systeem.

Bijlage