Wijziging Regeling gewasbeschermingsmiddelen en biociden
Reactie
Naam
|
InterProvinciaal Overleg (Mr. J.J. Ostendorf)
|
Plaats
|
Den Haag
|
Datum
|
11 maart 2020
|
Vraag1
Hebt u vragen of opmerkingen? Op alle onderdelen van de regeling en de toelichting kunt u reageren.
Provincies zijn op grond van de Wet natuurbescherming verantwoordelijk voor zowel de bescherming van Natura2000-gebieden, soorten en houtopstanden als de bestrijding van een groot aantal invasieve exoten. Het gaat hier met name om soorten die in Europees verband zijn aangewezen vanwege de bedreiging voor de inheemse biodiversiteit en geplaatst op de zogenaamde Unielijst. Daaronder vallen aantal in de Regeling gewasbeschermingsmiddelen en biociden vermelde plantensoorten. Voor de provincies gaat het om een relatief nieuwe taak en op dit moment zijn velen met terreinbeheerders en andere partijen in overleg over de aanpak van deze soorten. Uitgangspunt daarbij is om niet – of alleen bij hoge uitzondering en locatie-afhankelijk - zo min mogelijk chemische bestrijdingsmiddelen te gebruiken, teneinde kwetsbare natuurwaarden maximaal te beschermen. Indien de inzet van chemische bestrijdingsmiddelen niet vermeden kan worden, worden deze middelen niet gespoten, maar wordt precisiewerk toegepast door bijvoorbeeld stobben in te smeren.
Provincies vragen evenwel aandacht voor de ontwikkeling van alternatieven voor de chemische gewasbeschermingsmiddelen waarop de Regeling gewasbeschermingsmiddelen en biociden van toepassing is. Provincies achten het daarom onwenselijk om op voorhand biologische bestrijdingsmiddelen/ gewasbeschermingsmiddelen uit te sluiten. Er wordt bijvoorbeeld op dit moment onderzocht of schimmels ingezet kunnen worden bij de bestrijding van de Japanse duizendknoop. Alleen wanneer zonder meer duidelijk is dat een biologische middel schadelijk is voor natuur en milieu, zou deze volgens provincies uitgesloten dienen te worden.
Dit is een ambtelijke reactie van het InterProvinciaal Overleg (IPO) namens provincies. IPO doet als koepel van mede-overheid bij deze een beroep op de minister van I&W om in het vervolg direct betrokken te worden bij relevante ontwikkelingen ten aanzien van voornoemde (invasief exotische) plantensoorte, waarvoor provincies een wettelijke verantwoordelijkheid hebben ten aanzien van de bestrijding of het beheer ervan. Het IPO hecht er aan om als mede-overheid betrokken te zijn bij deze materie en ontwikkelingen, zodat IPO in voorkomende gevallen ook in staat is om binnen de gestelde reactie-termijn tot een afgestemde bestuurlijke reactie te kunnen komen.