Discussiestuk 'Zorg voor de Toekomst'

Reactie

Naam Anoniem
Plaats Nieuwegein
Datum 31 januari 2021

Vraag1

Herkent u zich in de drie thema’s als de thema’s waar de komende jaren meer verandering op nodig is?

Het huidige zorgsysteem is op de lange termijn niet houdbaar en vraagt niet alleen om effectieve veranderingen in het systeem van de gezondheidszorg maar het moet ook een onlosmakelijk onderdeel zijn van het veel bredere terrein van zorg en welzijn met belangrijke relaties met waar, hoe, met wie en in welke omgeving je woont en leeft. De mens is veel meer dan alleen ziek of gezond. Dit alles vanuit een geïntegreerde visie en met oog voor de voortschrijdende mogelijkheden voor innovatie. Seniorenorganisatie KBO-PCOB kan zich op zichzelf wel herkennen in de drie in het discussiestuk benoemde thema’s (1) preventie en gezondheid, (2) organisatie en regie en (3) vernieuwing en werkplezier. Dit neemt niet weg dat de nota teveel begint met redeneren vanuit de aanbodkant van de gezondheidszorg en de knelpunten die vervolgens in deze verbanden geïdentificeerd worden. Het belang en perspectief van de cliënt/patiënt/oudere, kortom van de mens, moet in de contourennota meer centraal komen te staan.

Wérkelijk toekomstgerichte zorg is wat ons betreft een integraal onderdeel van een veel bredere invalshoek waar omgeving, wonen en welzijn in ieder geval onderdeel van uit maken. In het discussiestuk blijft ook dit onderbelicht. Goede voorzieningen op het terrein van wonen en welzijn voorkomen een onnodig beroep op de zorg. Het is zonde als alles weer apart wordt opgepakt.

Vraag2

Herkent u de knelpunten die op (één van) de drie thema’s worden genoemd, of missen er nog belangrijke knelpunten?
De huidige organisatie van zorg is gefragmenteerd en verdeeld over 3 wetten die niet complementair zijn. Hierdoor komen bij cliënten veel hulpverleners namens verschillende organisaties over de vloer. De zorg is niet meer herkenbaar voor senioren: verschillende benamingen, verschillende organisaties en reframing van diensten. Regelmatig ervaren senioren dat zij “hun” vertrouwde organisaties moeten missen en/of hebben onvoldoende zicht op processen en mate van samenwerken. Onze oproep: zorg dat de cliënt maar één keer zijn verhaal hoeft te doen en zoek samen naar oplossingen.
De decentralisatie is ‘verkocht’ als een systeem dicht bij de burgers, maar was ook een bezuinigingsslag. Dat werkt niet! Uiteraard zijn er gemeenten waar het goed gaat, maar in veel gevallen is er door de veelheid aan regels en aanbieders niets verbeterd voor de burger. De regievoering door gemeenten komt op aantal terreinen niet goed uit de verf. Er is rechtsongelijkheid tussen gemeenten en dat geeft verwarring voor cliënten. De decentralisatie moet dan ook op onderdelen worden teruggedraaid en er is weer deels centrale regie nodig.
Bij de doelstelling langer thuis wonen botst het wereldbeeld van beleidsmakers met de realiteit: de verzorgingshuizen zijn relatief snel wegbezuinigd. Mede hierdoor is er een groot gat gevallen tussen langer (vaak in een onaangepaste woning) thuis wonen en het verpleeghuis. Tussenvormen moeten met spoed gerealiseerd en ontwikkeld worden op die plaatsen waar deze nog niet beschikbaar zijn
De wijze waarop invulling is gegeven aan de marktwerking in de zorg, heeft ertoe geleid dat er een wildgroei is aan (kleinere lokale en regionale) zorginstellingen. Ziekenhuizen zijn elkaars concurrenten geworden en geldstromen staan centraal. Zo raken zorginhoudelijke kwesties en patiënten belangen ondergesneeuwd, mede door regel- en controledwang. Het werkplezier van zorgpersoneel is verdwenen. In zijn algemeenheid ervaart ook onze achterban de bureaucratie nog steeds als een groot probleem in de zorg. Er is een centrale regie nodig op hoofdlijnen; dan komt ook lokale invulling van zorg en ondersteuning beter tot zijn recht. En realiseer u dat elke wijziging meerkosten met zich meebrengt in de uitvoering en niet direct leidt tot een besparing.
We herkennen de knelpunten zijn op het gebied van preventie. Daarbij vragen wij extra aandacht voor mensen met een lage sociaaleconomische status en voor mensen met een migratieachtergrond.

Vraag3

Welke beleidsopties die genoemd worden bij de drie thema’s leveren volgens u een belangrijke bijdrage aan de houdbaarheid van ons zorgstelsel?
Het vergemakkelijken van domeinoverstijgende samenwerking en een sterkere focus op preventie zien wij als veelbelovende beleidsopties om de houdbaarheid van het zorgstelsel te vergroten.
Vooral ideeën om te ontschotten of schotten permeabel te maken, zijn positief voor ouderen die zowel Wmo-ondersteuning als Wlz- en Zvw-diensten nodig hebben.

Ook het ontwikkelen van alternatieven voor financiële productieprikkels draagt bij aan de houdbaarheid. De huidige prikkels drijven het volume en de kosten van de gezondheidszorg op, terwijl het te vaak discutabel is of de ‘productie’ uiteindelijk echt toegevoegde waarde voor de cliënt heeft. Perverse prikkels in de medisch-specialistische zorg moeten worden teruggedrongen door de financiering zo in te richten dat het leveren van zinnige en passende zorg gestimuleerd wordt met oog voor welzijn.

Wellicht kan ook regionalisering met ketensamenwerking als uitgangspunt en centrale richtlijnen, mogelijk in combinatie met populatiebekostiging, de houdbaarheid vergroten. Of dit in de praktijk werkelijk tot verbeteringen leidt, zal echter sterk afhangen van de invulling:
• Het is bijvoorbeeld de vraag of de plannen voor regionalisering ver genoeg gaan om de nadelen van de decentralisaties te compenseren
• Keuzevrijheid moet maximaal overeind blijven. Eventuele toepassing van populatiebekostiging moet op een dusdanige manier geschieden, dat de sturing (op kenmerken van groepen binnen een populatie) niet ten koste gaat van de rechten en keuzevrijheid van de mensen die onderdeel zijn van de populatie
• Er is een antwoord nodig op de vraag hoe de regionalisering werkt wanneer bepaalde voorzieningen beperkt worden tot enkele plaatsen en dus niet overal beschikbaar zijn.

Essentieel is in ieder geval dat er een democratische controle mogelijk moet zijn. Op basis van haalbaar, uitvoerbaar en betaalbaar moet het mogelijk zijn overheden aan te spreken op hun inzet en de impact hiervan. Regionalisering lijkt dat principe te ondermijnen, waardoor het evaluerend en lerend vermogen onder druk staat. Geen aannames meer, maar controle op impact van beleid.

Vraag4

Heeft u concrete suggesties om bepaalde opties nader te concretiseren en praktisch vorm te geven?
• Bij de keuze voor meer regionale samenwerking tussen gemeenten en zorgverzekeraars als financiers, zorgverleners en patiëntenorganisaties moet uitgewerkt zijn wat de precieze taak van de gemeenten is. Dat geldt voor diverse onderdelen in het sociale domein zoals zorg, welzijn en ondersteuning, de Participatiewet en de jeugdzorg. Wanneer dit niet duidelijk is omschreven, vrezen we dat de bestaande verschillen tussen gemeenten nog groter worden en nog meer mensen tussen wal en schip vallen (de mensen met de zwakste gezondheid of in een kwetsbare sociale positie als eerste).
• Binnen het preventiebeleid moet worden ingezet op gezondheidsbevorderende programma’s voor verschillende doelgroepen, zoals senioren, mensen met een lage sociaaleconomische status en ouderen met een migratieachtergrond. Het instellen van een preventiefonds kan een goed instrument zijn.
• Zet in op het voorbereiden op het ouder worden. Dat vraagt om bewustwording onder senioren en om een netwerk waarin die voorbereidingen gericht kunnen plaatsvinden. Maar het vraagt ook om ouderenparticipatie in beleid; in beleidsprogramma’s moet proactieve medeverantwoordelijkheid zichtbaar worden.
• De digitale zorg gaat snel. Ouderen moeten in het kader van ‘zorg dichtbij op afstand’ kunnen beschikken over digitale mogelijkheden (beeldbellen, digitale monitoring). Zij moeten – zo nodig - geholpen worden; ook na het overlijden van een partner. De individuele behoefte van de oudere is het uitgangspunt bij digitale behandeling, begeleiding en informatievoorziening. Omdat niet alle ouderen goed kunnen omgaan met digitale behandeling, moeten mengvormen mogelijk zijn. Benut hiervoor ook het uitgebreide netwerk van afdelingen die bij de ouderenorganisaties zijn aangesloten. We verwijzen hier naar het advies van de Raad van Ouderen.
• De rol van wijkverpleegkundigen is in de nota nog onderbelicht. De (naast curatieve ook de preventieve) rol van de wijkverpleegkundige in de wijk moet in de vervolgacties naar aanleiding van het discussiestuk duidelijk aandacht krijgen en qua inhoud helder omschreven worden.
• Omdat bij ouderen vaak co-morbiditeit voorkomt is in de 1e lijn een goede toegang tot de expertise van de specialist ouderengeneeskunde essentieel. In het ziekenhuis moeten geriaters standaard betrokken zijn wanneer ouderen worden behandeld. Datzelfde geldt op consultatiebasis in de 1e lijn. De winst daarvan is bewezen in de projecten van het Nationaal Programma Ouderenzorg.

Vraag5

Welke beleidsopties ontbreken er nog?
Gezondheidszorg moet niet uitsluitend over medische zorg gaan, maar ook over welzijn, positieve gezondheid en gezondheidsbevordering. Positieve gezondheid kan senioren helpen langer vitaal te blijven en draagt bij aan het voorkomen of uitstellen van een beroep op medische zorg of langdurige zorg. Voeding (drinken) en blijven bewegen zijn daarbij belangrijke aandachtspunten.
Ook de kwaliteit van leven is een belangrijk aspect dat moet worden meegewogen in beleid. Dat vraagt om een andere mindset in de zorg en tijd om het gesprek te voeren.
KBO-PCOB is verder gecharmeerd van het idee voor een overbruggingskrediet als tussenoplossing richting een domeinoverstijgende aanpak van zorg op het grensvlak van Wmo, Zvw en Wlz. Het overbruggingskrediet kan worden toegepast wanneer voor bepaalde zorg of ondersteuning niet direct duidelijk is welke zorgwet of welke bekostiging van toepassing is.

Senioren moeten eigenaar zijn van hun gezondheidsdata, waarbij er een koppeling bestaat tussen deze data en e-health-toepassingen.
Zet maatschappelijke (ouderen)organisaties in om thema’s als positieve gezondheid, voorbereiden op het ouder worden, etc. te agenderen bij senioren. Dat vraagt wel om een structurele impuls aan deze organisaties en vooral ook om een structurele betrokkenheid. Maar het neemt vervolgens ook druk weg bij de huisarts.